Beantwoording kamervragen vaststellingsovereenkomst prostitutiebranche

Geachte voorzitter,

Hierbij doe ik u mijn antwoorden toekomen op vragen van leden van de Tweede Kamer, de heren Remkes en Weekers.

Hoogachtend,

de staatssecretaris van Financiën

mr. drs. J.C. de Jager


Vragen van de leden Remkes en Weekers (beiden VVD) aan de staatssecretaris van Financiën over de overeengekomen vaststellingsovereenkomst tussen de Belastingdienst en de prostitutiebranche. (Ingezonden 19 december 2008)

1

Is de berichtgeving in Fiscaal up to Date inzake de overeengekomen vaststellingsovereenkomst tussen de Belastingdienst en de prostitutiebranche juist? 1)

Antwoord

Voor zover het de weergave van de vaststellingsovereenkomst betreft in Fiscaal up to Date van 16 december 2008 is deze juist. Het commentaar daarbij is voor rekening van de redactie.

2

Is het waar dat daarin is overeengekomen dat van de aan de sekswerker toekomende inkomsten voor de loonheffing 20% wordt aangemerkt als een fiscaal onbelaste onkostenvergoeding ter dekking van de door de sekswerker voor eigen rekening te maken kosten voor de uitoefening van haar/zijn werkzaamheden?

Antwoord

Ja. Artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst (bijgevoegd) geeft de exploitant de mogelijkheid een onbelaste vergoeding te verstrekken aangezien er ook kosten worden gemaakt.

3

Zo ja, waarop is het percentage van 20 gebaseerd? Op welke onkosten heeft dit betrekking? Hoe verhoudt deze overeenkomst zich met het arrest van de Hoge Raad van 18 april 2008?

Antwoord

De vaststellingsovereenkomst is gebaseerd op wet- en regelgeving waaraan de inspecteur, welke daartoe bevoegd is, de feiten en omstandigheden toetst. Dit heeft geleid tot het percentage van 20 procent. Overigens bleek in veel situaties alleen al voor de reiskosten dit percentage hoger te liggen. De belangrijkste kostensoorten waar de vergoedingsmogelijkheid op ziet zijn kosten van vervoer (openbaar vervoer, eigen auto of taxivervoer), attributen, telefoonkosten e.d. Gangbare kleding is hierbij niet in aanmerking genomen. Dit is in overeenstemming met het arrest van de Hoge Raad van 18 april 2008. Ook in de casus van het arrest kon de kleding niet tot aftrek leiden. Zie ook vraag 2 van de serie vragen van de leden Omtzigt, De Pater-van der Meer en Cramer.

4

Wat is de totale budgettaire derving voor de Staat als gevolg van deze afspraak?

Antwoord

Van een derving van belastinginkomsten is geen sprake. Ten opzichte van de situatie hiervoor zullen de belastinginkomsten eerder meer dan minder zijn. Ook de BTW-heffing bij de exploitanten vertoont een vergelijkbaar positief beeld.

5

Zijn er ook voor andere branches vergelijkbare afspraken gemaakt? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Het is de verwachting dat de vaststellingsovereenkomst in deze branche goed zal werken. De duidelijkheid over de fiscale positie zal leiden tot minder geschillen waardoor de Belastingdienst zich met specifieke handhavingswerkzaamheden meer en meer kan richten op het niet-compliante, en veelal anonieme deel, van de branche. Deze verschuiving in het aandachtsveld past in de meer algemeen ingezette lijn van de toezichtstaak.

Waar nodig en wenselijk kan met een juiste feitelijke onderbouwing, te beoordelen door de inspecteur, ook in andere branches een soortgelijke overeenkomst worden gesloten.

6

Wat is de eerste mogelijkheid om deze overeenkomst op te zeggen? Bent u bereid dit te bevorderen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Zie antwoord op vraag 4 van de leden Omtzigt, De Pater-van der Meer en Cramer.

1) Nr. 50, 16 december 2008