Beantwoording kamervragen over energiebelasting en studentenhuizen

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Ons kenmerk: DV/2009/438 U

Uw brief (kenmerk): 10 juli 2009/2009Z13783

Betreft: Vragen van de leden Omtzigt, Van Dijk en Van Bochove (allen CDA) over het hoge tarief voor energiebelasting voor studenten in studentenhuizen

Geachte Voorzitter,

Hierbij doe ik u mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie toekomen de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Omtzigt, van Dijk en van Bochove (allen CDA) over het hoge tarief voor energiebelasting voor studenten in studentenhuizen.

Hoogachtend,

de staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager

2009Z13783

Antwoorden naar aanleiding van de schriftelijke vragen van de leden Omtzigt, Jan Jacob van Dijk en Van Bochove (allen CDA) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de staatssecretaris van Financiën en de minister voor Wonen, Wijken en Integratie over het hoge tarief voor energiebelasting voor studenten in studentenhuizen. (Ingezonden 10 juli 2009)

1
Is het waar dat de studenten in de studentenhuizen in Delft en elders ieder als apart huishouden aangemerkt worden voor de energiebelasting en dus onder het hoge tarief vallen?[1]

Met de hierna opgenomen antwoorden hoop ik de kennelijk bestaande indruk weg te kunnen nemen dat studenten anders worden behandeld dan andere energieverbruikers. Zoals uit de antwoorden blijkt is hiervan geen sprake.

In de brief van ondergetekende van 6 juli 2009 aan de Tweede Kamer inzake dit zelfde onderwerp (Kamerstukken II 2008/09, 31 492, nr. 16) is aangegeven dat de energiebelasting (hierna: EB) wordt geheven ter zake van de levering van aardgas en elektriciteit via een aansluiting aan de verbruiker. Onder ‘aansluiting’ wordt verstaan een aansluiting van een in Nederland gelegen onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) op een Nederlands distributienet waaruit elektriciteit of aardgas aan de verbruiker wordt geleverd (artikel 47, eerste lid, aanhef en onderdeel f, Wet belastingen op milieugrondslag).
Voor de afbakening van het begrip 'zelfstandige onroerende zaak' in de definitie van aansluiting is dus aansluiting gezocht bij artikel 16, onderdeel a t/m e, van de Wet WOZ. In artikel 16, onderdeel c, Wet WOZ is bepaald dat een gedeelte van een gebouwd of ongebouwd eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt, als één onroerende zaak wordt aangemerkt. Gedeelten die zelfstandig kunnen worden gebruikt, moeten dus worden aangemerkt als zelfstandige objecten. Bedoeld worden gedeelten die elk nog als zelfstandige onafhankelijke eenheid kunnen worden gebruikt. Uit de jurisprudentie gewezen inzake de onroerendezaakbelasting en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren kan worden afgeleid dat afzonderlijke kamers, die niet zijn voorzien van een afzonderlijke keuken, badgelegenheid en toilet, qua indeling niet zijn bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt. Deze kamers kunnen dus niet als afzonderlijke onroerende zaken worden aangemerkt.
Het feit dat meer 'huishoudens' of meer studenten in één onroerende zaak gevestigd zijn is niet van belang voor de toepassing van de definitie van aansluiting. Het gaat er niet om dat studenten ieder als een apart huishouden worden aangemerkt, het gaat om de vraag of sprake is van een woonruimte die als zelfstandige onroerende zaak kan worden aangemerkt.

Het van toepassing zijnde EB-tarief hangt samen met de geleverde hoeveelheid, waarbij een degressief schijventarief wordt doorlopen (voor de eerste schijf geldt het hoogste tarief, voor de volgende schijven geldt telkens een lager tarief). Het schijventarief wordt steeds toegepast per aansluiting.
Degene die de levering verricht is belastingplichtig. Dat zal in het merendeel van de gevallen het energiebedrijf zijn, maar ook een doorleverancier zoals de houder van een particulier elektriciteitsnet kan op grond van de wet als belastingplichtige worden aangemerkt. De leverancier rekent de EB door aan de verbruiker via de energierekening of de servicekosten. Wie de energie levert (een energiebedrijf of een doorleverancier) zou niet tot een verschil in behandeling moeten leiden.

2
Is het waar dat studenten in studentenhuizen niet als apart huishouden worden aangemerkt voor de heffingskorting energiebelasting en daardoor een jaarlijkse heffingskorting van 397,16 € mislopen?

Met de door deze leden genoemde ‘heffingskorting’ wordt gedoeld op de zogenoemde belastingvermindering, bedoeld in artikel 63, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag. Deze belastingvermindering, die wordt verleend door de energieleverancier, bedraagt met ingang van 1 januari 2009 € 318,62 per verbruiksperiode van twaalf maanden per elektriciteitsaansluiting. De belastingvermindering bedraagt inclusief BTW € 379,16. Indien een woonruimte van een student of een woonunit van een aantal studenten op grond van de Wet WOZ als een zelfstandige onroerende zaak wordt aangemerkt, wordt voor die woonruimte of woonunit de belastingvermindering toegepast. Met de door deze leden gebruikte term ‘mislopen’ wordt gesuggereerd dat studenten in studentenhuizen op grond van de wet recht hebben op toepassing van de belastingvermindering. Zoals gezegd is van ‘mislopen’ geen sprake. In dit verband wordt erop gewezen dat mensen die in een woongroep wonen, bejaarden die in een verzorgingshuis wonen of studenten die een kamer bij een hospita huren evenmin individueel in aanmerking komen voor de belastingvermindering. Voor de (zelfstandige) onroerende zaak waarin zij wonen, wordt wel de belastingvermindering toegepast. Dat geldt ook voor studenten.

3
Krijgen studenten in een zelfstandige woning met eigen elektriciteitsmeter wel ieder 397,16 € per jaar terug? Zo ja, waarom worden studenten in zelfstandige wooneenheden dan bevoordeeld ten opzichte van studenten in traditionele studentenhuizen met gedeelde voorzieningen?

Deze leden lijken te veronderstellen dat voor de toepassing van de belastingvermindering een verschil wordt gemaakt tussen “een zelfstandige woning met eigen elektriciteitsmeter” en “traditionele studentenhuizen”. Indien een zelfstandige woning door een aantal studenten wordt gehuurd van bijvoorbeeld een woningbouwcorporatie en die woning als een zelfstandige onroerende zaak wordt aangemerkt, zal voor die woning één keer de belastingvermindering worden toegepast (dus niet voor iedere student). Dit is niet anders voor een traditionele studentenwoning.

4
Bent u bereid het onderscheid tussen studenten in zelfstandige wooneenheden en studenten in traditionele studentenhuizen op te heffen door die laatste recht te geven op de heffingskorting voor de energiebelasting?

Gelet op mijn antwoorden op de vragen 1 t/m 3 moge duidelijk zijn dat dit niet nodig is, omdat dit onderscheid niet wordt gemaakt.

5
Wat zou u ervan vinden als aanbieders van studentenhuisvesting zouden overgaan tot het massaal aanbrengen van individuele elektriciteitsmeters in elke studentenkamer om hun huurders elke 397,16 € voordeel per jaar te kunnen geven? Hoe zou dat zich verhouden tot de milieudoelstellingen van het kabinet?

Het aanbrengen van elektriciteitsmeters in elke studentenkamer heeft niet tot gevolg dat dan op grond van de wet recht ontstaat op toepassing van de belastingvermindering. Zoals gezegd wordt de belastingvermindering toegepast indien een woonruimte van een student of een woonunit van een aantal studenten op grond van de Wet WOZ als een zelfstandige onroerende zaak wordt aangemerkt. Kamers in een studentenhuis die niet zijn voorzien van een afzonderlijke keuken, badgelegenheid en toilet, zullen daarom niet in aanmerking komen voor de belastingvermindering. Het aanbrengen van een elektriciteitsmeter in elke kamer brengt bovendien kosten met zich mee. Het ligt dus niet voor de hand dat aanbieders van studentenhuisvesting massaal daartoe zouden overgaan.

[1]www.volkskrant.nl 2 juni 2009: “LSVB wil afschaffing energiebelasting studenten”