OJC-Raad 27 november 2009 te Brussel

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DJenG/AJG-2970139

16 november 2009


Geachte voorzitter,

Hierbij informeer ik u over de Onderwijs, Jeugd en Cultuurraad (OJC-Raad), onderdeel Jeugd, van 27 november 2009 in Brussel.
Voor het jeugdgedeelte staat op de agenda de vaststelling van de resolutie over een nieuw kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken gevolgd door een eerste gedachtewisseling over de invulling daarvan.

Achtergrond
Het huidige kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken, geldend van 2001 tot en met 2009, is een succesvol platform gebleken voor het uitwisselen van kennis over uiteenlopende jeugdvraagstukken. Met name de invoering van de Open Coördinatie Methode (OMC-methode) heeft ertoe bijgedragen dat jeugd en jeugdbeleid zichtbaarder zijn geworden op Europees niveau. De evaluatie van de lopende samenwerking heeft geresulteerd in een mededeling van de Commissie die aan de basis ligt van de nieuwe Europese Jeugdstrategie voor de periode 2010-2018.
Een consultatieronde met Europese jongeren en hun organisaties heeft verdere invulling gegeven aan het nieuwe kader voor samenwerking.

Resolutie over de nieuwe Europese Jeugdstrategie
Om een effectieve en efficiënte Europese samenwerking in jeugdzaken te realiseren is een vernieuwde jeugdstrategie ontworpen voor de periode van 2010 tot 2018. Kort samengevat behelst deze strategie een flexibeler OMC-methode, een vereenvoudigde OMC-rapportage en een sterkere relatie van de OMC met beleidsgebieden van het Europese Jeugdpact.

In de resolutie spreken de lidstaten zich uit over het nastreven van een tweetal algemene doelstellingen ten aanzien van Europese samenwerking in jeugdzaken,
te weten:
i) het creëren van meer en gelijke kansen voor alle jongeren in onderwijs en werkgelegenheid; en
ii) het bevorderen van actief burgerschap, sociale inclusie en solidariteit van alle jongeren.

De belangrijkste terreinen waarin deze ambities tot uiting moeten komen zijn: onderwijs en opleiding, werkgelegenheid en ondernemerschap, gezondheid en welzijn, participatie, vrijwilligersactiviteiten, sociale inclusie, de jeugd en de wereld, en creativiteit en cultuur.

Het realiseren van de gestelde doelen vindt plaats langs een tweeledige aanpak:
• via het specifieke jeugdbeleid, het gaat dan om specifiek op jongeren gerichte maatregelen en acties op gebieden als participatie, vrijwilligerswerk en lokaal jongerenwerk
• via een intersectorale benadering, door te bevorderen dat jeugdvraagstukken een grotere rol gaan spelen op voor jeugd relevante beleidsterreinen als onderwijs, opleiding en werkgelegenheid om zodoende een samenhangend jeugdbeleid te realiseren.

Prioriteiten gedurende de eerste werkcyclus
De resolutie gaat uit van drie werkcycli van elk drie jaar. Voor elk van de cycli wordt een aantal prioriteiten voor Europese samenwerking gekozen. Werkgelegenheid voor de jeugd is de algemene prioriteit gedurende de eerste achttien maanden van de eerste werkcyclus. Het Spaanse EU-voorzitterschap zal in de eerste helft van 2010 in dat kader sociale inclusie van jongeren centraal stellen. Verder is van belang dat de structurele dialoog met Europese jongeren en hun organisaties wordt voortgezet. Begin 2010 staat de volgende consultatieronde op de agenda.

Nederlands standpunt
Nederland kan zich goed vinden in de doelstellingen van de resolutie. Investeren in jeugd en positief jeugdbeleid, waaronder jeugdparticipatie zijn ook belangrijke doelstellingen van het Nederlandse jeugd- en gezinsbeleid. Hetzelfde geldt ten aanzien van werkgelegenheid en onderwijs. Nederland zet zich actief in voor het verbinden van zorg, school en werk om schooluitval tegen te gaan en jeugdwerkloosheid te voorkomen. De prioriteiten gesteld gedurende de eerste werkcyclus stroken dan ook goed met de ambities van Jeugd en Gezin.
Voor de toekomst van de jeugd is het belangrijk dat hier ook in Europees verband aandacht naar uitgaat en dat de lidstaten op dit terrein hun ervaringen uitwisselen.

Nederland erkent daarnaast het belang van het stimuleren van kennisuitwisseling en het kennis nemen van good practices in andere lidstaten; het wederzijds leren binnen een Europees samenwerkingsverband. Een dergelijke uitwisseling draagt namelijk niet alleen bij aan het vormen van een samenhangend beleid in de lidstaten, maar leidt bovendien ook tot het verder ontwikkelen van het nationale jeugd- en gezinsbeleid. Nederland zal in dit verband aandacht vragen voor succesvolle voorbeelden, zoals het project Your World, Rotterdam Europese Jongerenhoofdstad 2009.

Eveneens positief is tenslotte dat de resolutie het subsidiariteitsbeginsel onderschrijft en dat het vrijwillige karakter ten aanzien van Europese samenwerking in jeugdzaken blijft bestaan.

Gedachtewisseling over de nieuwe Europese Jeugdstrategie
In de gedachtewisseling over de korte en lange termijn invulling van Europese samenwerking in jeugdzaken zal Nederland inbrengen dat er binnen het programmaministerie voor Jeugd en Gezin goede ervaringen zijn opgedaan met een intersectorale aanpak van jeugdvraagstukken. Het ‘Actieplan Jeugdwerkloosheid’ en de plusvoorzieningen voor overbelaste jongeren zijn goede voorbeelden van afgestemd beleid om zorg, school en werk beter met elkaar te verbinden. Onder de noemer positief jeugdbeleid werken in Nederland rijk en gemeenten samen om in goed overleg met jongeren en hun organisaties als de Nationale Jeugdraad jongeren actief en op een positieve manier te betrekken bij hun leefomgeving om actief burgerschap te stimuleren.
Nederland zal tenslotte de aandacht vragen voor het plaatsen van de resolutie in de bredere context van de post-2010 Lissabon Strategie, in het bijzonder ten aanzien van verdere groei en werk in jeugdzaken. Ook op de langere termijn moet aandacht voor Europese samenwerking in jeugdzaken blijven bestaan.

Tot slot wil ik u er graag op wijzen dat, zoals gebruikelijk, over de definitieve standpuntbepaling van Nederland in de OJC-Raad nog afstemming in de ministerraad zal plaatsvinden.

Hoogachtend,
de Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet