Antwoorden op kamervragen van Aasted-Madsen-van Stiphout en Cörüz over problemen van grootouders die pleeggezin zijn voor hun kinderen

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG


Datum 16 november 2009
Betreft Kamervragen (kenmerk 2009Z18368)


Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA) en Cörüz (CDA) over problemen van grootouders die pleeggezin zijn voor hun kinderen (ingezonden 8 oktober 2009).

Hoogachtend,

de Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet


Antwoorden op de vragen van de Kamerleden Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA) en Cörüz (CDA) over problemen van grootouders die pleeggezin zijn voor hun kinderen (2009Z18368).


1.
Heeft u kennisgenomen van problemen van de grootouders die pleeggezin zijn voor hun twee kleinkinderen?

Antwoord
De uitzending van “Hart van Nederland” van 4 oktober 2009 over deze problematiek is mij bekend.

2.
Kunnen deze grootouders aanspraak maken op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor aanpassingen van hun woning die nodig zijn omdat een van de pleegkinderen gehandicapt is? Zo niet, uit welke middelen zouden deze kosten betaald kunnen worden?

Antwoord
De grootouders kunnen zich wenden tot de gemeente. De gemeente is in het kader van de Wmo verantwoordelijk voor het compenseren van de beperkingen van haar burgers. Bij de vraag of de gemeente zal overgaan tot een aanpassing van een woning, kijkt zij naar de individuele omstandigheden van de aanvrager. Ook beoordeelt de gemeente de kosten die met de gewenste voorziening zijn gemoeid en, in verband daarmee, of de voorziening een tijdelijk of permanent karakter heeft.
Volgens “Hart van Nederland” is het verblijf bij de grootouders tijdelijk en wordt plaatsing in een (netwerk)pleeggezin overwogen. De gemeente zal daar bij het nemen van de beslissing meer duidelijkheid over wensen.
Indien de kinderen niet bij de grootouders blijven en naar een pleeggezin gaan, in welke woning een aanpassing nodig zou zijn, dan kunnen de pleegouders zich vanzelfsprekend tot de gemeente wenden met het verzoek een voorziening voor het kind te treffen.
Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente om een op het individu toegespitste oplossing te bieden.

3.
Deelt u de mening dat kinderen niet buiten hun eigen netwerk in een pleeggezin geplaatst zouden mogen worden, alleen omdat de woning van pleegouders niet is aangepast?

Antwoord
Uitgangspunt voor de beantwoording van deze vraag is de veiligheid van het kind. De veiligheid van het kind gaat voor alles. Is de veiligheid van een gehandicapt kind door het ontbreken van voorzieningen in een woning direct in het geding, dan is dat een reden om niet tot plaatsing over te gaan. Het is ook denkbaar dat een pleegkind toch kan worden geplaatst, als duidelijk is dat de benodigde voorzieningen worden getroffen en de veiligheid van het kind voordien geen gevaar loopt.