Conferentie 'Towards EU Global against Trafficking in Humane Beings'

Toespraak door minister Hirsch Ballin tijdens de ministeriële conferentie over aanpak mensenhandel op 19 oktober 2009 in Brussel.

Dames en Heren,

Gisteren hebben we een aantal interessante bijdragen mogen horen over bestrijding van mensenhandel. Ik was met name onder de indruk van de grote betrokkenheid die de sprekers toonden bij de bestrijding van mensenhandel. Koningin Silvia van Zweden raakte bij ons allen een gevoelige snaar met haar bijdrage over de slechte omstandigheden waarin slachtoffers van mensenhandel zich bevinden. Vele interessante suggesties passeerden de revue. Ik noem bijvoorbeeld het concrete voorstel van de Belgische staatssecretaris Melchior Wathelet om het risico van mensenhandel van alleenreizende minderjarigen vroegtijdig te onderkennen. Effectieve bescherming van de mensenrechten, met inbegrip van de rechten van kinderen, vergt een effectief optreden tegen dergelijke ernstige misdrijven.

Het onderwerp van dit forum is “Samenwerking in handhaving en opsporing bij de bestrijding van mensenhandel. Ik wil vandaag ingaan op drie van vormen van samenwerking: op nationaal, Europees en op internationaal niveau.

In Nederland hebben we samenwerkingsverbanden opgezet tegen mensenhandel die de traditionele rechtshandhaving overstijgen. Samenwerking tot stand brengen tussen de verschillende betrokken opsporingsinstanties is essentieel om ervoor te zorgen dat ze hun informatie delen en gezamenlijk onderzoek verrichten. Maar het is niet genoeg. De strijd tegen mensenhandel vergt een multidisciplinaire aanpak waarin handhaving gecombineerd wordt met bestuurlijke en fiscale maatregelen. Aandacht voor de humanitaire situatie van slachtoffers, die waardevolle getuigen kunnen zijn in de strafrechtelijke procedure is daarbij ook van groot belang.

Bij de multidisciplinaire aanpak zijn gemeentes en de belastingdienst betrokken. Ook is er samenwerking tussen opsporingsdiensten en de arbeidsinspectie. Hierbij wordt bestuurlijke en fiscale informatie uitgewisseld. Bijvoorbeeld over de eigenaren en gebruikers van panden die in gebruik zijn voor prostitutie.

De Wet Bevordering Integriteit Beoordeling Openbaar Bestuur (BIBOB) is een goed voorbeeld van de bestuurlijke aanpak. Dankzij deze wet kan de burgemeester op grond van aanwijzingen over betrokkenheid bij criminele activiteiten besluiten om een bedrijf geen vergunning te verlenen of een vergunning in te trekken. In het bestuursrecht is de bewijslast lichter dan in het strafrecht. Daardoor kunnen concrete aanwijzingen voldoende zijn. De wet BIBOB is inmiddels een effectief middel. Vele vergunningen zijn ingetrokken en verschillende bedrijven, waaronder bekende bordelen, gesloten.

Europa

Deze benadering werkt goed binnen de landsgrenzen, maar wat gebeurt er als een criminele organisatie grensoverschrijdend werkt? Wat als een prostituee gedwongen wordt om de ene week in Amsterdam en de andere in Antwerpen, Hamburg of Milaan te werken? De autoriteiten in Amsterdam hebben informatie over een Amsterdamse prostituee, maar beschikken niet over de informatie die over hetzelfde meisje bekend is in Hamburg of Milaan. Pas als die informatie beschikbaar komt wordt duidelijk dat zij een slachtoffer is van mensenhandel. Dankzij de multidisciplinaire aanpak beschikken we over de informatie van gemeentes in Nederland, maar tot nog toe zijn de mogelijkheden voor internationale uitwisseling van bestuurlijke informatie beperkt. De informatie-uitwisseling tussen opsporingsautoriteiten alleen is niet voldoende. Naast uitwisseling tussen opsporingsdiensten onderling is informatie-uitwisseling tussen bijvoorbeeld gemeentes en belastingdiensten en opsporingsautoriteiten nodig. Deze informatie-uitwisseling helpt om prostitutienetwerken op het spoor te komen, die slachtoffers dwingen om in verschillende landen te werken om het risico van ontdekking te verkleinen.

Internationaal

Tot zover de samenwerking binnen Europa. Ik wil ook graag met u stilstaan bij de internationale samenwerking met derde landen. Nederland is een bestemmingsland voor slachtoffers van mensenhandel van binnen en buiten de Europese Unie. Om het probleem te kunnen bestrijden is samenwerking met landen van herkomst noodzakelijk.

Nederland werkt samen met organisaties in de belangrijkste herkomstlanden van slachtoffers, waaronder Nigeria. In 2006 en 2007 was Nigeria na Nederland zelf het tweede herkomstland van slachtoffers. Minderjarige Nigeriaanse meisjes vroegen asiel aan om vervolgens te verdwijnen. Zij werden vaak teruggevonden in andere Europese landen, waar zij gedwongen in de prostitutie werkten. Dit leidde tot een omvangrijk onderzoek in Nederland, waarbij in Nigeria werd samengewerkt met NAPTIP (National Agency for Prohibition of Traffic in Persons, de Nigeriaanse anti-mensenhandel dienst.) Ook andere Europese bestemmingslanden werden betrokken bij wat operatie Koolvis is genoemd. Ondertussen werd in Nederland een besloten opvang opgezet voor minderjarige asielzoekers. Door hen scherp in de gaten te houden met camera’s en beveiligers wordt getracht te voorkomen dat zij in de prostitutie verdwijnen.

De criminele organisatie die verantwoordelijk was voor de handel in deze meisjes werd ontmanteld in 2007. Enkele maanden later stuurden we een zogenaamd Snel Actie Team van de IND naar Nigeria. Doel was om Nigeriaanse autoriteiten te ondersteunen bij het vroegtijdig onderkennen van mogelijke slachtoffers op het vliegveld, voordat zij naar Nederland zouden komen. Door het bieden van opvang in Nigeria konden de potentiële slachtoffers adequaat worden opgevangen.

Deze integrale benadering heeft zijn vruchten afgeworpen. Het aantal alleenstaande minderjarige meisjes uit Nigeria dat naar Nederland komt is aanzienlijk verminderd. Hierdoor daalde Nigeria naar de derde plaats op de lijst van landen van herkomst van mensenhandel. Helaas kon de Nederlandse aanpak niet voorkomen dat het probleem zich naar andere Europese landen verplaatste. Volgens Europol is het aantal Nigeriaanse meisjes dat asiel aanvraagt en daarna verdwijt in andere Europese landen gestegen. Versterking van de Europese inzet om met derde landen samen te werken bij de bestrijding van mensenhandel is dan ook zeer belangrijk. Hierdoor kunnen we een gezamenlijke aanpak ontwikkelen voor de samenwerking met landen van herkomst. Hierbij kan gedacht worden aan samenwerking in opsporing, de inzet van Snelle Actie Teams of gezamenlijke projecten waarin trainingen worden aangeboden en expertise wordt uitgewisseld.

Na afloop van het Koolvisonderzoek werd een dergelijk project opgezet in Nigeria. Hierbij wordt samengewerkt met NAPTIP. Omdat het Nigeriaanse rechtssysteem meer lijkt op het Britse dan op het Nederlandse werd ook het Britse Openbaar Ministerie bij dit project betrokken. Dit is een voorbeeld van hoe Europese lidstaten elkaar kunnen aanvullen en versterken in de samenwerking met bronlanden.

Tenslotte wil ik benadrukken dat hier ook blijkt hoe belangrijk de samenwerking met Europol en Eurojust is. Als zij kunnen beschikken over de informatie die bij de lidstaten bekend is kunnen zij ons helpen om de opsporingsinspanningen beter te coördineren. Zij kunnen ons ook waarschuwen als succesvolle opsporing in het ene land leidt tot een toename van mensenhandel in het andere. Het onderwerp van deze conferentie had dan ook niet beter gekozen kunnen worden. Mensenhandel is een internationaal probleem dat alleen kan worden opgelost door samenwerking. Samenwerking tussen diensten en overheden binnen de lidstaten, samenwerking tussen de lidstaten en internationale samenwerking. Ik spreek de hoop uit dat deze conferentie bijdraagt aan dat inzicht. Nederland zal zich ook in de toekomst blijven inzetten om van de samenwerking op verschillende niveau’s een succes te maken.