Modernisering monumentenzorg: meer lust, minder last

Eigenaren van monumenten zullen in de toekomst aanzienlijk minder hinder ondervinden van administratieve rompslomp.

Tegelijkertijd worden de mogelijkheden verruimd om met een monument ook zijn omgeving te beschermen, en krijgen burgers een belangrijke stem in het kapittel. Dat staat in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo) die minister Plasterk naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.

Kernpunt van de brief is dat cultuurhistorische waarden een rol gaan spelen in de ruimtelijke ordening, bijvoorbeeld bij oude stadsstructuren en beeldbepalende panden. Te vaak gebeurt het nog dat deze waarden in ruimtelijke plannen buiten beschouwing blijven. Om daar verandering in te brengen moeten gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening gaan houden met de cultuurhistorische waarden binnen hun grenzen.

Doordat gemeenten al bij het opstellen van een bestemmingsplan moeten kijken naar de cultuurhistorische waarden krijgen burgers vanzelf ook een grotere stem. Zij kunnen immers al in de planvoorbereiding hun visie geven op het belang van het cultureel erfgoed dat in het geding is.

Met deze 'emancipatie van de cultuurhistorie' wordt niet alleen recht gedaan aan de grote betrokkenheid van burgers en eigenaren van monumenten bij de monumentenzorg, maar wordt ook beter gebruik gemaakt van de expertise die zij hebben. Lokale betrokkenen hebben soms meer kennis van een specifiek gebouw of gebied dan erfgoedspecialisten.

Voor eigenaren van monumenten betekent de MoMo vooral ook verlichting van de regeldruk. Nu bestaat het beeld dat zij geen spijker in de muur mogen slaan zonder een vergunning. Dat gaat veranderen: procedures worden eenvoudiger en doeltreffender en een deel van de regels verdwijnt omdat veel in het kader van de ruimtelijke ordening geregeld kan worden. Zo gaat de duur van de procedure voor kleine ingrepen van 26 weken naar 8 weken. Het gaat hierbij om 70 procent van de procedures; ongeveer 1800 vergunningen per jaar.

Met de modernisering van de monumentenzorg stelt de minister ook geld beschikbaar voor een structureel restauratiebudget (16 miljoen euro per jaar) en een ophoging van het budget voor het opknappen van monumenten (van 43 naar 52 miljoen per jaar). Als compensatie voor de afschaffing van de vrijstelling van de overdrachtsbelasting komt daarnaast 23 miljoen extra beschikbaar.

Om te voorkomen dat monumenten in verval raken omdat ze hun oorspronkelijke functie zijn kwijtgeraakt, gaat er meer aandacht naar herbestemming. Zo worden er subsidieregelingen in het leven geroepen voor het wind- en waterdicht maken van het pand of complex, en voor het zoeken naar een nieuwe bestemming van een monument. Hiermee kan worden voorkomen dat karakteristieke, leegstaande gebouwen, zoals industriële panden, kerken en boerderijen, verloren gaan.