Antwoorden op kamervragen van Agema over het bericht dat een pleegkind dat al bijna een jaar bij een pleegmoeder woont nog steeds geen zorg krijgt

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

JZ-K-U-2951872

20 september 2009
Betreft Kamervragen

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Agema (PVV) over het bericht dat een pleegkind dat al bijna een jaar bij een pleegmoeder woont nog steeds geen zorg krijgt (ingezonden 18 augustus 2009).

Hoogachtend,
de Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet

Antwoorden op vragen van het Kamerlid Agema over het bericht dat een pleegkind dat al bijna een jaar bij een pleegmoeder woont nog steeds geen zorg krijgt.
(Ingezonden 18 augustus 2009)

Vraag 1

Wat is uw reactie op het bericht “Pleegmoeder: ‘Ik zit aan het plafond van mijn frustratie’”? 1)

Antwoord 1

Ik heb grote waardering voor deze pleegmoeder die naast haar eigen jonge kind de zorg voor een puber op zich heeft genomen. Het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering heeft de betrokken provincie Overijssel laten weten dat zij inmiddels bijzondere aandacht besteedt aan deze casus. De casus is besproken in het multidisciplinaire overleg en het voorgestelde traject tot behandeling is in gang gezet.

Vraag 2

Deelt u de mening dat het schrijnend is dat de (jeugd)zorg voor genoemde pleegzoon al een jaar niet van de grond komt? Zo ja, hoe kan dat? Kunt u bewerkstelligen dat de zorg binnen afzienbare tijd wel start?

Antwoord 2

In het geval van een OTS is er toestemming van de gezaghebbende ouder nodig als er jeugdzorg voor het (pleeg)kind in gang gezet moet worden. Soms kost dit meer tijd omdat de gezaghebbende ouder geen toestemming verleent. Pas als de kinderrechter ervan overtuigd is dat de gezinsvoogdijwerker zonder succes alles in het werk heeft gesteld om de ouders ervan te doordringen dat de jeugdzorg nodig is, zal deze vervangende toestemming geven. Het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering heeft gezien de procedures getracht waar mogelijk deze te versnellen.

De pleegzorgwerker heeft in de regel intensief contact met het pleeggezin ter ondersteuning van de pleegouder. De pleegzorgwerker heeft ook een signalerende rol naar de gezinsvoogdijwerker op het moment dat de pleegzorg een te zware taak is voor de pleegouder en kan suggesties doen ter ondersteuning van het kind. In deze casus was er verschil van inzicht tussen de pleegouder en de gezinsvoogdijwerker. Dit kwam – zo is mij gemeld - mede door onvoldoende afstemming tussen de afdelingen pleegzorg en jeugdbescherming. Het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering werkt eraan deze afstemming te maximaliseren. Zoals ik in antwoord 1 al heb aangegeven, is bij deze casus de behandeling inmiddels in gang gezet.

Vraag 3

Deelt u de mening dat in een bredere context jeugdzorg voor kinderen die ondergebracht zijn bij een pleeggezin binnen een vastgestelde korte periode moet starten, omdat anders wellicht fijne en goede pleegouders stoppen?

Antwoord 3

Ik ben van mening dat pleegkinderen tijdig geholpen moeten worden na plaatsing in een pleeggezin. Met provincies en grootstedelijke regio’s werk ik aan aanvaardbare wacht- en doorlooptijden daarvoor.

Vraag 4

Hoeveel pleegouders stoppen er jaarlijks?

Antwoord 4

Volgens informatie van de MO-groep Jeugdzorg stopten vorig jaar 2451 pleegouders met pleegzorg. Het aantal nieuwe pleegouders op jaarbasis is rond de 3000. Dit betekent dat de instroom van nieuwe pleegouders groter is dan de uitstroom.

Vraag 5

In hoeveel gevallen per jaar is de reden voor het stoppen dat noodzakelijke (psychische) zorg voor het pleegkind niet van de grond kwam en dat de belasting van voor het pleeggezin daardoor te hoog werd?

Antwoord 5

Dit is mij niet bekend omdat dit niet wordt geregistreerd.

Vraag 6

Is het waar dat Bureau Jeugdzorg heeft geprobeerd het artikel uit de krant te houden? Zo ja, wat is uw reactie hierop?

Antwoord 6

Het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering betreurt dat er privacy gevoelige informatie van één van de cliënten in de krant is komen te staan. Dat herleidbare gegevens van een cliënt algemeen bekend gemaakt worden doet de positie van de cliënt geen goed. Alleen vanuit dat oogpunt is geprobeerd het artikel aan te houden of op zijn minst niet van namen te voorzien.

1) Trouw, 17 augustus 2009: “Pleegmoeder: ‘Ik zit aan het plafond van mijn frustratie’”