Betere pleegvergoedingen

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DJB/JZ-2736659

11 december 2006

1. Aanleiding

Diverse signalen over de knelpunten met de pleegvergoeding, waaronder een rapport van de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP), zijn voor mij aanleiding geweest om te bekijken of verbeteringen mogelijk zijn. Pleegzorg is immers een onmisbare schakel in ons systeem van jeugdzorg. Bijlage 1 beschrijft de huidige vergoedingssystematiek en de belangrijkste gesignaleerde knelpunten. De belangrijkste knelpunten betreffen:

  • de vergoeding van ziektekosten

  • de hoogte van de toeslag

  • het cumulatieverbod

  • de vergoeding van incidentele kosten

Met deze brief doe ik diverse toezeggingen, tijdens het debat op 12 september 2006 en het Algemeen Overleg op 26 oktober 2006, gestand. Mede namens de minister van Justitie informeer ik u met deze brief over de verbeteringen die wij voor het pleegvergoedingenbeleid willen treffen. Dit is een aanvulling op de brief van 16 oktober 2006, over de verbeteringen in de vergoeding van aanvullende ziektekosten. Hoewel hiermee een belangrijk knelpunt is opgelost, is mij duidelijk geworden dat er meerdere verbeteringen in het pleegvergoedingenbeleid nodig zijn. Het betreft maatregelen die op korte termijn kunnen ingaan én maatregelen die pas op langere termijn kunnen ingaan. De laatste categorie van maatregelen vergt namelijk meer tijd voor uitwerking en afstemming met betrokken partijen (o.a. MOgroep, NVP en het Landelijk Overleg Pleegouderraden).

Bij het pleegvergoedingenbeleid hanteer ik de volgende uitgangspunten. Ten eerste dienen pleegouders een redelijke pleegvergoeding te ontvangen, die het vrijwillige karakter van de pleegzorg (geen beroepsmatige pleegzorg) in stand houdt. Ten tweede zijn de natuurlijke ouders als eerste aanspreekbaar op kosten die niet uit de pleegvergoeding betaald kunnen worden.

2. Verbeteringen reeds in gang gezet: Vergoeding van ziektekosten

In 2006 bleek dat pleegouders met name problemen hadden met de aanvullende vergoeding van ziektekosten voor pleegkinderen die via het gedwongen kader (ondertoezichtstellingen en voogdijkinderen) uit huis zijn geplaatst. Op 12 september 2006 heb ik de Kamer toegezegd dat deze kinderen op 1 januari 2007 een vergelijkbaar vergoedingenpakket voor de ziektekosten hebben als vóór 1 januari 2006. En dat er een oplossing komt voor de vergoeding van kosten die pleegouders noodgedwongen in 2006 hebben gemaakt.

In aanvulling op mijn brief van 16 oktober 2006 meld ik u dat er overeenstemming is bereikt over een nieuwe uniforme ziektekostenregeling. Alle bureaus jeugdzorg sluiten deze regeling met ingang van 1 januari 2007 met zorgverzekeraar VGZ af. Dit is het resultaat van overleg tussen betrokken partijen zoals de MOgoep, de bureaus jeugdzorg en VGZ. De besprekingen met betrekking tot de illegale kinderen zijn nog gaande. Tevens is overeenstemming bereikt over de aanvullende ziektekosten die de betreffende pleegouders in 2006 hebben gemaakt. De bureaus jeugdzorg zullen deze met terugwerkende kracht vergoeden.

Pleegouders dienen tijdig over de nieuwe situatie per 1 januari 2007 en de vergoeding met terugwerkende kracht geïnformeerd te worden. Voorlichting vindt inmiddels op meerdere niveaus plaats. Op initiatief van de MOgroep staan nu diverse publicaties op het internet (zie “www.pleegzorg.nl”). De voorzieningen voor pleegzorg zijn schriftelijk geïnformeerd. De bureaus jeugdzorg communiceren rechtstreeks naar de betreffende pleegouders. Ook relevante partijen zoals de NVP en de pleegouderraden zijn over de recente ontwikkelingen geïnformeerd.

3. Verbeteringen op korte termijn: opheffen cumulatieverbod en verhoging toeslag

Pleegouders ontvangen een pleegvergoeding voor de opvoeding en verzorging van het pleegkind. De pleegvergoeding bestaat uit een basisbedrag en een eventuele toeslag. De hoogte van de pleegvergoeding wordt onafhankelijk van het inkomen, van zowel de ouders van het kind als die van de pleegouders, vastgesteld. De pleegvergoeding is een onkostenvergoeding en blijft bij een beoordeling van inkomsten van de pleegouders, bijvoorbeeld in het kader van de loon- of inkomstenbelasting, buiten beschouwing. Het basisbedrag is afhankelijk van de leeftijd van het kind en varieert in 2006 van euro 440 tot euro 544 per maand. Ten aanzien van het basisbedrag is in de loop der tijd een aantal verbeteringen doorgevoerd. Zo zijn de basisbedragen op basis van eerdere onderzoeken verhoogd en sinds 1 januari 2006 worden deze standaard geïndexeerd. Verdere wijzigingen ten aanzien van het basisbedrag acht ik niet nodig.

De knelpunten die direct met de pleegvergoeding samenhangen blijken met name op het gebied van de toeslag te liggen. Hoe is de toeslag nu geregeld? Een toeslag van maximaal euro 2,27 per kind per dag kan bovenop het basisbedrag worden verleend als er sprake is van de drie in de Regeling pleegzorg vermelde situaties. Dit betreft crisis, grote pleeggezinnen en handicap. De toeslag wordt slechts eenmaal per kind verleend, ongeacht of er van één dan wel van meerdere van de drie situaties sprake is. Er is dus geen cumulatie van toeslagen (stapelen) mogelijk. Pleegouders vinden dit zogenoemde cumulatieverbod onrechtvaardig.
Afgezien van het cumulatieverbod, zijn er problemen met de hoogte van de maximaal toe te kennen toeslag. De maximale toeslag is sinds lange tijd niet gewijzigd.

Graag wil ik deze situatie voor pleegouders verbeteren. Ik ben bereid het cumulatieverbod op te heffen én de maximumtoeslag te verhogen naar euro 3 per kind per dag. Hiermee worden naar verwachting de grootste knelpunten met de toeslag opgelost. Deze verbeteringen zal ik per 1 januari 2007 laten ingaan. Ik zal de Regeling pleegzorg hierop aanpassen. Ik zal de voorzieningen voor pleegzorg en de provincies hierover informeren opdat zij de nieuwe regels van de toeslag per 1 januari 2007 gaan toepassen. De kosten kunnen worden gedekt uit de reeds in de begroting opgenomen ophoging van de doeluitkering 2007.

4. Verbeteringen op langere termijn: vergoeding van incidentele kosten

Bij de incidentele kosten is binnen de pleegzorg het onderscheid tussen justitiële en vrijwillige plaatsingen van belang. Pleegkinderen worden buiten hun eigen gezin opgevoed en verzorgd. Indien ouders zonder tussenkomst van een rechter instemmen met een uithuisplaatsing van hun kind, wordt dat een vrijwillige plaatsing genoemd. Als de rechter beslist tot de uithuisplaatsing van een kind, dan is sprake van een justitiële plaatsing.

Pleegouders kunnen naast de pleegvergoeding (met eventuele toeslag) in bepaalde omstandigheden in aanmerking komen voor een vergoeding van incidentele kosten.
De huidige vergoedingsregelingen voor incidentele kosten (o.a. bed, fiets, garderobeset) gelden alleen voor justitiële plaatsingen. De bureaus jeugdzorg zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van deze vergoedingen. Uit de diverse knelpunteninventarisaties blijkt dat de uitvoering van deze vergoedingen niet uniform verloopt. Elk bureau jeugdzorg kan bijvoorbeeld eigen regels stellen ten aanzien van de vergoedingen en de aanvraagprocedure.
In het vrijwillige kader geldt bij de vergoeding van incidentele kosten het algemene uitgangspunt dat de ouders de financiële verantwoordelijkheid voor hun kind op zich moeten nemen. In de praktijk blijkt echter dat zich hierbij problemen kunnen voordoen als de ouders in gebreke blijven. Deze problemen worden thans verschillend benaderd. Sommige bureaus jeugdzorg en voorzieningen kennen in geval van bijzondere omstandigheden vergoedingen in de vrijwillige pleegzorg toe. Andere bureaus jeugdzorg en voorzieningen doen dit niet.

Ik vind dit een onwenselijke situatie. Ik ga bekijken hoe ik dit kan verbeteren op een manier die geen afbreuk doet aan de verantwoordelijkheid van de natuurlijke ouders. Een concrete uitwerking ga ik in overleg met partijen, zoals het IPO, de MOgroep en de NVP, maken. Het lijkt mij hierbij goed om lering te trekken uit zogenoemde “best practices” in het pleegzorgveld. Samen met de minister van Justitie bezie ik of harmonisatie in het beleid met betrekking tot de incidentele vergoedingen bereikt kan worden.

5. Tot slot

In het begin van mijn brief stelde ik al dat pleegzorg in Nederland een onmisbare schakel is in de zorg voor jeugdigen. Die staat of valt met de grote betrokkenheid van pleegouders. De overheid moet daarvoor goede randvoorwaarden scheppen. Ik verwacht dat met deze verbeteringen de grootste knelpunten met de pleegvergoeding weggenomen zijn.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp