Antwoord op Kamervragen over uitdiepen Westerschelde

Minister-president Balkenende heeft de Tweede Kamer geantwoord op vragen van Van Gent en Vendrik (beiden GroenLinks) over de gevolgen van de uitspraak van de Raad van State over het uitdiepen van de Westerschelde voor de relatie tussen Nederland en België.

Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de kamervragen van de leden
Van Gent en Vendrik (beiden GroenLinks) aan de minister-president, over de gevolgen van de uitspraak van de Raad van State rond het uitdiepen van de Westerschelde voor de relatie van Nederland met België (ingezonden 20 augustus 2009, nr. 2009Z14930).

DE MINISTER-PRESIDENT, Minister van Algemene Zaken,

mr.dr. J.P. Balkenende

-----------------------------------------------------------------------

1. Wat is uw reactie op de verontwaardiging die in Vlaanderen is ontstaan rond de vertraging die het uitbaggeren van de Westerschelde heeft opgelopen en meer exact op de reactie van diverse Vlaamse politici?

Antwoord:

Ik heb groot begrip voor de gevoelens in Vlaanderen. Voor Vlaanderen en in het bijzonder het havenbedrijf van Antwerpen staan namelijk grote economische belangen op het spel.

2. Hebt u al contact gehad met uw Belgische ambtsgenoot om de kwestie te bespreken, of hebben andere bewindslieden contact gehad? Zo ja, wat was de uitkomst daarvan? Zo nee, waarom niet?

3. Wat was de uitkomst van het gesprek dat de Nederlandse ambassadeur heeft gehad met de Vlaamse premier?

Antwoord op vraag 2 en 3:

Uitgangspunt van de Nederlandse regering is dat de Westerschelde verruimd zal worden. Dat is met Vlaanderen afgesproken en in een verdrag vastgelegd. De komende tijd zal in goed overleg met Vlaanderen gezocht worden naar oplossingen die leiden tot een spoedige start van de verruimingswerkzaamheden. Zowel aan de Vlaamse minister-president de heer Peeters, als de federale minister van Buitenlandse Zaken de heer Leterme, heb ik dit persoonlijk overgebracht.

4. Wat is uw reactie op het pleidooi van de Commissaris van de Koningin van Zeeland dat de situatie desnoods met noodwetgeving gerepareerd moet worden?

Antwoord:

Op dit moment wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn om te komen tot een spoedige start van de verruimingswerkzaamheden. Op de uitkomsten van dit onderzoek kan ik niet vooruit lopen.

5. Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het einde van het reces?

Antwoord:

Nee.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Van der Ham (D66), ingezonden 30 juli 2009 (vraagnummer 2009Z14445) en van de leden Van Gent en Vendrik (beiden GroenLinks), ingezonden 13 augustus 2009 (vraagnummer 2009Z14682)