Toespraak van minister mr. J.P.H. Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij het in ontvangst nemen van `De Nederlandse economie` van het Centraal Bureau voor de Statistiek op 9 september 2009 in Den Haag

Dank voor dit boek. Gelukkig kreeg ik het al eerder ter inzage. Nu kan ik wat over de inhoud zeggen en hoef ik niet te volstaan met: ‘Dank voor dit boek, ik had al een boek, maar ik zal het eens lezen.’

Bedoeling van het boek, de titel zegt het al, is om een beeld te bieden van ‘De Nederlandse economie’ in 2008; een jaar met twee gezichten. De eerste helft van 2008 kende nog hoogconjunctuur met gezonde economische groei; de tweede helft kende een ongekende economische krimp.

Een jaar met een januskop dus. De tempel van Janus bifrons vindt u nog steeds op het ‘forum boarium’ in Rome; de veemarkt. Het is een dubbele boog die naar vier kanten open staat. Volgens de traditie stonden de poorten in tijd van oorlog open en waren zij in tijd van vrede gesloten. (Behoudens een korte periode na de val van Carthago en tijdens de pax romana van keizer Augustus, hebben de poorten altijd open gestaan.)

De betekenis van deze symboliek is verloren gegaan, maar aangenomen wordt dat daaruit de erkenning spreekt dat tijden van oorlog twee gezichten hebben; dat het lot potentieel twee kanten op kan gaan: goed of slecht. Dat geldt niet minder voor de crisis die we meemaken. Het is een tijd van onzekerheid, waarin ontwikkelingen goed of slecht kunnen uitvallen.

In 2008 groeide het bruto binnenlands product nog met twee procent; stegen de cao-lonen met 3,5% en steeg het aantal mensen dat werk had, tot bijna negen miljoen. “Nog nooit waren er zoveel mensen aan het werk in Nederland”.

Ik zal u niet verhullen dat 2009 een ander beeld biedt. De gevolgen van de financiële crisis en de economische krimp zullen dit en volgende jaren pijnlijk merkbaar worden. De details worden bekend over een week op dinsdag, maar een zin uit de troonrede schetst het beeld. “Een donkere schaduw wordt door de crisis geworpen over de toestand van ’s Rijks financiën.” Wees gerust, ik klap niet uit de school. De zin komt uit de troonrede van 16 september 1930. Een jaar na de beurskrach van tachtig jaren geleden.

In een van de artikelen in dit boek wordt een vergelijking getrokken met de twee grote crises van de vorige eeuw, die van de jaren ’30 en van de jaren ’80. Crises laten zich niet vergelijken. Zou het anders zijn, dan waren het geen crises en dan hadden we allang een handboek crisisbestrijding. Maar men kan leren van de vergelijking en de eigen situatie vaak beter begrijpen aan de hand van de verschillen. Zo leert vergelijking dat de arbeidsmarkt met vertraging reageert. Dat herstel vergt dat economische groei en werkgelegenheid relatief sneller toenemen dan voor de crisis, omdat men anders blijft hangen in de gevolgen van krimp.

Wat mij opvalt in de vergelijking met eerdere crises is dat we het in de jaren ’30 en ’80 slechter deden dan Europa en dat we het tot dusver relatief beter doen.

Een ding hebben crises gemeen: hun januskarakter; het onvoorspelbaar karakter van ontwikkelingen, de fundamentele onzekerheid omtrent het effect van maatregelen en de mogelijkheid dat de uitkomst alle kanten op kan gaan. Het impliceert dat het beleid vaak improviserend tot stand komt. Een voorbeeld zijn de maatregelen die het kabinet de afgelopen maanden heeft getroffen. Die waren in eerste instantie gericht op het dempen van de krimp, door het bieden van adempauzen, behoud van herstelvermogen, ondersteunen van krediet en liquiditeit en het opvangen van schokken. Nu zal de nadruk moeten verschuiven naar het versterken van herstelvermogen, het stimuleren van innovatie en nieuwe producties, herstel van vertrouwen en het openhouden van grenzen.

Op het terrein van SZW hebben we in korte tijd mobiliteitscentra, scholingsregelingen, werktijdverkorting en deeltijd-WW uitgedacht en ingevoerd. Van beide laatste regelingen werd aanvankelijk gezegd dat ze niet deugden en dat er niemand gebruik van zou maken; de praktijk heeft het tegendeel bewezen. Eerst klaagde het CPB dat de deeltijd-WW bijna geen werkloosheid tegen zou houden; nu klagen ze dat het te veel werkloosheid tegenhoudt. Vandaag laat het CBS zien dat het beroep op de regeling in juni nog beperkt was (in tegenstelling tot wat in de pijplijn zat). Achteraf ziet men dingen die men op voorhand niet kon bedenken; vandaar dat we ook op voorhand hadden aangekondigd dat de deeltijd-WW na drie maanden zou worden herzien. En maak u geen zorgen; ondanks alle kritiek gaan we ermee door.

Onderdeel van de aanpak is ook de controle door het UWV of werkgevers en werknemers zich houden aan de voorwaarden. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat er substantieel fraude wordt gepleegd. Daarom acht ik aantijgingen van ‘list-en-bedrog’ aan het adres van met naam en toenaam genoemde bedrijven onacceptabel. Men kan bedrijven niet zonder bewijs veroordelen. Vandaar dat het UWV grondig en grootschalig controleert.

Waar het mij in dit betoog vooral om gaat is dat het mogelijk is om snel maatregelen te treffen en om daarmee de ontwikkeling te sturen. We hoeven niet alles over ons te laten komen; we kunnen wel degelijk de uitkomsten beïnvloeden. Dat is de keerzijde van de januskop; we hebben keuzen en er moet gekozen worden. Uit zichzelf zal het niet beter gaan. Herstel van de wereldhandel hebben u en ik niet in de hand; maar hoe we met de crisis omgaan en hoe we er uit komen, is wel aan ons. We moeten handelen, willen we voorkómen dat we blijven steken in structureel hoge werkloosheid, lage economische bedrijvigheid en een staatsschuld die als een loden last op de schouders van komende generaties drukt.

Onvermijdelijke voorwaarde is wel dat de overheidsfinanciën op orde worden gebracht. We zijn in het afgelopen jaar collectief bijna 10% armer geworden. Zou de collectieve sector niet in gelijke mate als de particuliere de tering naar de nering zetten, dan zal de particuliere sector dit extra moeten doen. Lastenverhoging lost niets op; het verschuift de problemen van overheid naar burgers ten laste van de dynamiek. Als de koek kleiner wordt moet je niet gaan ruziën over van wiens deel dat af gaat, maar moet je gezamenlijk zorgen dat de koek weer groter wordt. Dat proces is nu al aan de gang; de economie past zich aan. Op de arbeidsmarkt verwisselen er nog altijd meer mensen van baan, dan dat zij een baan verliezen zonder perspectief. Nog steeds worden mensen van werk naar werk geholpen; t/m juli van dit jaar kon voor bijna 7500 werknemers ontslag voorkomen worden, en werden ruim 52.000 werklozen binnen 3 maanden weer aan werk geholpen. Het is mogelijk; er zijn vacatures, er is groei bij bedrijven, er is nieuwe vraag.

Maar het is daarvoor nodig dat we de moed hebben om te doen wat nodig is. Een voorbeeld is loonmatiging. In voorliggend boek wordt gewezen op de stijging van de cao-lonen in 2008; ik citeer: “Voor het derde jaar op rij lag de toename fors boven de inflatie.” Ook op dat punt zal gekozen moeten worden. Een rigoureuze, aangehouden loonmatiging is nodig om werkgelegenheid te herstellen. Het getuigt ook van solidariteit met mensen met een uitkering of een pensioen.

Dat brengt mij tot een laatste punt. In deze studie is ook een hoofdstuk gewijd aan pensioenen. Men leest daarin de noodzaak om op dat terrein stappen te zetten. Ook op dat terrein is het geen oplossing alles bij het oude te houden en de lasten te verzwaren. We leven langer en dat brengt onvermijdelijk met zich mee dat we langer zullen moeten werken want het wordt onbetaalbaar om mensen steeds langer te pensioneren. Ik zal komend jaar extra moeten bezuinigen omdat we weer langer leven. Dat staat helemaal los van de crisis, zij het de crisis het noodzakelijk maakt om nu te beslissen omdat we in korte tijd door de reserves heen zijn gegaan die we met het oog op de vergrijzing hadden aangelegd.

Ik rond af. Lezend in de inleiding van ‘De Nederlandse economie’ viel het me op dat er niet alleen wordt teruggeblikt op het economische klimaat in 2008, maar ook op het weer; de aangename temperatuur met Pinksteren en de eerste sneeuw in november. “Het weer was in 2008 opvallend grillig”, staat er.

Aanvankelijk zag ik het als een aardigheidje. Het betreft hier echter een serieuze publicatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Er moet dus méér achter zitten. Het is duidelijk dat het CBS een door en door marxistisch instituut is. Het gaat er gewoon vanuit dat het weer de economie bepaalt. Een warme zomer is goed voor de bierbranche, een koude winter levert aardgasbaten en de ‘hete herfst’ die wordt voorspeld is ongetwijfeld van invloed op de arbeidsproductiviteit. Daarom kunnen we het hoofd beter koel bewaren.

We gaan onzekere en roerige tijden tegemoet. Doel blijft economisch herstel en sociale vrede. Net als de oude Romeinen willen we poorten van Janus die door de crisis zijn opengezet, zo snel mogelijk weer sluiten.