409-dvb-vd-bijlage.doc

Schriftelijk overleg OVSE

CDA

De leden van de fractie van het CDA hebben met belangstelling kennis genomen van de inzet van Nederland bij de OVSE Ministeriële Raad op 29 – 30 november 2007. Deze leden hechten aan een gedegen voorbereiding en zijn ingenomen met het feit dat de Kamer voorafgaand aan de Ministeriële Raad van de OVSE wordt betrokken bij de inzet van de Nederlandse regering. De brief van de minister geeft nog wel aanleiding tot een aantal vragen.

De leden van de fractie van het CDA onderstrepen dat de inzet van Nederland zich erop moet richten om de OVSE als veiligheidsplatform van landen “oostelijk en westelijk van Wenen” overeind te houden, omdat dat de meerwaarde is van dit specifieke platform. Hoe ziet de minister echter de meerwaarde van de OVSE in relatie tot andere gremia zoals de Raad van Europa, en hoe kan die meerwaarde het beste tot uiting kan komen? De specifieke casus van het uiteindelijke besluit van ODIHR om geen waarnemingsmissie te sturen voor de parlementsverkiezingen van 2 december a.s. in Rusland, gezien de tegenwerking van de Russische autoriteiten, in relatie tot het feit dat de Raad van Europa missie wel doorgaat, leidt tot vraagtekens over de invloed en rol van de OVSE en ODIHR. Graag willen de leden van de fractie van het CDA een reactie van de minister hierop.

Antwoord:

De OVSE als breed veiligheidspolitiek platform werkt op basis van politiek bindende verplichtingen die in beginsel door alle deelnemende staten zijn onderschreven. Vooral in de menselijke dimensie van de OVSE overlapt een deel van deze politieke verplichtingen de juridisch bindende verplichtingen die in het kader van de Raad van Europa zijn afgesproken.

Tegen die achtergrond is er in de praktijk sprake van nauwe samenwerking en zijn er werkafspraken tussen de OVSE en de Raad van Europa om dubbel werk te voorkomen.

Op verkiezingsgebied gaat de Raad van Europa soms verder dan de OVSE in het ontwikkelen van normstellend kader (waaronder m.b.t. elektronisch stemmen), doch laat meestal het voortouw bij verkiezingswaarneming aan de OVSE.

Overigens vindt bij de aanstaande Russische parlementsverkiezingen korte termijn waarneming plaats door de Parlementaire Assemblees van zowel de OVSE als de Raad van Europa.

De minister refereert naar de brief van 31 mei jl. inzake de problemen rond de OVSE-verkiezingswaarneming, waarin is opgenomen dat de (oud-)leden Van Winsen en Ten Broeke ten tijde van de afgelopen wintersessie reeds hebben opgeroepen dat beide organisaties elkaar zouden ontmoeten onder leiding van het Spaanse voorzitterschap. Kan de minister aangeven of dit reeds heeft plaatsgevonden? De leden van de fractie van het CDA roepen de minister op dit in de komende bijeenkomst aan de orde te stellen. Dit overhevelen naar een volgend voorzitterschap zet de kans op positieve ontwikkeling in ieder geval tijdelijk op een achterstand vanwege noodzakelijk overdracht. Is de minister voornemens het Spaanse voorzitterschap en de beide organisaties hiertoe te bewegen?

Antwoord:

Het door u bedoelde overleg van het Spaanse OVSE-Voorzitterschap met ODIHR en de leiding van de Parlementaire Assemblee (PA) heeft plaatsgevonden. Hoewel in de praktijk daarna in het geval van een aantal waarnemingsmissies de samenwerking redelijk verliep, is het probleem van de rolverdeling tussen ODIHR en de PA nooit echt opgelost. Het is dan ook ongelukkig dat bij de a.s. Russische verkiezingen ODIHR niet zal waarnemen en de PA wel. Overigens is het komende Finse OVSE-Voorzitterschap zich zeer wel bewust van deze situatie en heeft het reeds nu de Russische Federatie aangesproken op haar verplichtingen, mede in het licht van de presidentsverkiezingen in maart 2008.

Op initiatief van Nederland is de verkiezingswaarneming op 19 november 2007 aan de orde geweest in de RAZEB. Er is geprobeerd om alsnog een missie te realiseren. Wat is daarvan momenteel de stand van zaken. Hoe groot is de kans dat dit gaat slagen? Klopt het dat er wordt gesproken over het sturen van een diplomatieke missie van de OVSE? Zo ja, wat houdt dit in? Welk mandaat krijgt deze missie en op welke manier wordt Rusland tijdens de Raad aangesproken op haar opstelling?

Antwoord:

Het EU-Voorzitterschap en het OVSE-Voorzitterschap hebben hierover overleg gevoerd. Voor ODIHR was echter de termijn te kort om alsnog een geloofwaardige waarnemingsmissie te organiseren, zelfs wanneer het probleem rond de visumafgifte alsnog met spoed zou zijn opgelost en door de Russische autoriteiten geen nieuwe obstakels zouden zijn opgeworpen. Zoals aangegeven, zullen de Parlementaire Assemblees van OVSE en Raad van Europa wel een korte termijn waarnemingsmissie sturen. De Russische Federatie zal in Madrid zowel in de vergadering als bilateraal aangesproken worden over de kwestie van verkiezingswaarneming.

De leden van de fractie van het CDA delen de mening dat ODIHR als de centrale, autonoom opererende spil behouden dient te blijven. Op welke manier kan daarvoor worden gezorgd? Staat Rusland alleen in haar poging om verkiezingswaarnemingen onder politieke controle te brengen van deelnemende landen en van landen waar de verkiezingen worden gehouden? Zo neen, welke landen scharen zich achter Rusland? En hoe zal hiermee worden omgegaan?

Antwoord:

De EU heeft voorstellen gedaan ten behoeve van de a.s. Ministeriële Raad in Madrid om de rol van ODIHR juist te versterken. Tevens zal de EU tegenover Rusland en gelijkgezinde landen (Wit-Rusland, Armenië en de Centraal-Aziatische staten) de in haar ogen noodzakelijke autonomie van ODIHR blijven bepleiten. Over de uitkomsten van dit debat zal ik u per brief nader informeren.

Ten aanzien van Kazachstan wordt het naleven van OVSE-verplichtingen hard gespeeld. In hoeverre wordt ook Rusland aangesproken op het (nog niet) vervullen van de “Istanboel-verplichtingen”? Wat is de stand van zaken inzake het OVSE-voorzitterschap en de kandidatuur van Kazachstan? Wordt een strategie van uitstel gevoerd of wordt de kandidatuur ondersteund? In hoeverre wordt Kazachstan ondersteund in het vervullen van de OVSE-verplichtingen en het voldoen aan de Istanboel-verplichtingen?

Antwoord:

De Westerse landen blijven Rusland aanspreken op de “Istanboel-verplichtingen”. Ook wanneer zich consensus aftekent rond een Voorzitterschap van Kazachstan op een later moment dan 2009 (waarvoor dit land zich kandidaat gesteld heeft) betekent dit niet een verminderde aandacht voor de noodzaak van het actief blijven doorvoeren van interne democratische hervormingen. De OVSE (met een missie in Astana) en individuele deelnemende staten blijven Kazachstan hierbij ondersteunen. Voor wat betreft Kazachstan is er geen probleem bij het voldoen aan “Istanboel-verplichtingen”; deze hebben immers uitsluitend betrekking op terugtrekking van Russische troepen (en materieel) uit Moldavië en Georgië.

De leden van de fractie van het CDA zijn van mening dat het goed is dat Kazachstan meer tijd wordt gegund om zich op toekomstig voorzitterschap voor te bereiden, maar dat daartoe dan ook wel, desgewenst, ondersteuning gegeven moet kunnen worden. De leden van deze fractie hopen dat Kazachstan in de nabije toekomst het voorzitterschap kan vervullen. Daarbij staan de leden van de fractie van het CDA onverkort op het standpunt, dat het voorzitterschap bekleed dient te worden door een land dat een gidsrol kan vervullen voor de andere deelnemende landen.

Tijdens de Parlementaire Assemblee van de OVSE in Oekraïne juni jl. zijn moties aangenomen over de aanpak van mensenhandel en migratie. De leden van de fractie van het CDA achten deze onderwerpen van groot belang. In hoeverre wordt er tijdens deze Raad een vervolg gegeven aan deze moties? Wat is de stand van zaken?

Antwoord:

De regering onderstreept het belang en de rol van de OVSE bij de bestrijding van mensenhandel. Bij de a.s. Ministeriële Raad in Madrid zal een nader besluit voorliggen m.b.t. de bestrijding van mensenhandel. De OVSE is ook een uitstekend forum voor de aanpak van migratie, die overigens deels direct met mensenhandel verband houdt.

SP

De leden van de fractie van de SP geven aan dat de verhoudingen in Europa opnieuw op een kruispunt zijn aanbeland. Zij vragen zich af wat de toekomst is van de OVSE, de organisatie die een project is van de ontspanning in Europa aan het einde van de Koude Oorlog, als zij een speelbal wordt van de nieuwe krachtsverhoudingen onder de grootmachten van Europa, of beter van de Atlantische wereld. De leden van de fractie van de SP geven aan dat de OVSE altijd het zwakste jong in een groot nest is geweest, maar aan het begin van de jaren 90 was er voorzichtige hoop voor de ambities van deze organisatie. Onduidelijk was toen hoe de NAVO, de WEU, de EU zich zouden ontwikkelen om de verschillen tussen West en Oost in de Atlantische wereld te overbruggen. De leden van de fractie van de SP stellen dat dat nog steeds niet in alle gevallen duidelijk is, omdat opnieuw de harde belangen domineren, waardoor de OVSE niet meer is dan de weerspiegeling van de ware machtsverhoudingen tussen staten in de trans-Atlantische wereld. De leden van de fractie van de SP geven aan dat het erop lijkt dat het OVSE-jong als eerste verstoten wordt; de grote tweeling ‘Gasrotonde en Pijpleiding’, maar ook de grote grove ‘Raketschild’ drukken het kleine zusje ‘Democratie’ bij de voederweg bak. De leden van de fractie van de SP geven aan willen van de minister weten of de OVSE ook verbeteringen aan kan brengen tussen de grootmachten of dat zij in alle gevallen een lijdend voorwerp of instrument van grootmachten is? Volgens de leden van de fractie van de SP moeten in het komend half jaar duidelijke besluiten worden genomen over Europese veiligheidsaangelegenheden, die de ook relevantie van OVSE voor het komende decennium bevestigen.

Antwoord:

Hoewel de OVSE als platform juist bestaat om tegenstellingen te helpen overbruggen, missen de tegenstellingen tussen de VS en Rusland in het bijzonder niet hun uitwerking op de dialoog en samenwerking binnen de OVSE. Een aantal kwesties is in de praktijk nauw met elkaar verbonden en zal mogelijk pas na de verkiezingen in Rusland en de VS tot een oplossing kunnen worden gebracht.

De leden van de fractie van de SP stellen dat de intrede van westerse belangen in Oost-Europa, die vooral en bovendien zijn gekoppeld aan militaire en politiek invloed van de NAVO (en de VS in het bijzonder) de Russische regering in de gordijnen hebben gejaagd. Deze leden stellen dat die Russische vrees voor een deel terecht is. Tevens stellen deze leden dat de Russen ondanks deze ontwikkelingen hebben gewonnen aan zelfvertrouwen en dat Rusland aan invloed heeft gewonnen in de rest van Europa. Zij wijten dat voor een belangrijk deel aan de toenemende macht van Rusland als energieleverancier. Rusland doet er verder alles aan de westerse invloed in de oude Sovjetstaten te beperken, dan wel terug te dringen. Oekraïne en Georgië zijn daarvan de actuele voorbeelden. De Russische regering ziet opkomende democratische bewegingen als marionetten van de EU of de VS. Dat is naar het oordeel van de leden van de fractie van de SP onjuist, maar deze indruk mag niet worden gevoed of zelfs versterkt. Het gaat om steun aan een vrije ontwikkeling van authentieke democratische bewegingen.

De leden van de fractie van de SP leggen vervolgens een aantal vragen voor aan de minister.

Over de waarneming van de Russische verkiezingen op 2 december 2007 geven de leden van de fractie van de SP aan de opvatting van de regering te steunen dat ODIHR niet onder politieke controle moet komen. Zij stellen dat voor komend weekeinde wel degelijk toestemming is gegeven voor waarneming op de Russische verkiezingen, zij het alleen de korte termijnwaarneming. De SP doet daaraan zelfs mee met een waarnemer. De leden van de fractie van de SP geven aan geven aan dat de voortekenen voor vrije verkiezingen niet gunstig zijn, omdat critici worden opgepakt. Tevens stellen zij dat de macht van de huidige president Poetin verder lijkt te worden gecentraliseerd. De leden van de fractie van de SP wachten de uitslag en ook het rapport van de waarnemers af om deze tendens op zijn juiste proporties te kunnen beoordelen.

Over de juridische status van de OVSE geven de leden van de fractie van de SP aan dat deze afhankelijk is van de gevoelde noodzaak tussen de grootmachten en dat beïnvloedt de afwikkeling van belangrijke vraagstukken. Hoe ziet de minister de ontwikkelingen over dit vraagstuk als grote kwesties als Kosovo (en raketschild) niet zijn afgehandeld?

Antwoord:

De realiteit van het moment is dat verschillende van deze kwesties elkaar in gijzeling houden. Zo heeft het uitblijven van een oplossing voor de toekomstige status van Kosovo tot gevolg dat een aantal partijen in de “bevroren conflicten” momenteel ook niet bereid is te bewegen in de richting van een politieke oplossing. Ook de toekomst van diverse bilaterale (Amerikaans-Russische) en multilaterale wapenbeheersingsregimes is onderling nauw met elkaar verbonden.

Over de voorzitterschappen in de komende jaren geven de leden van de fractie van de SP aan dat de positie die Kazachstan als voorzitter wordt gegeven de indruk geeft van een zwaktebod. De leden van de fractie van de SP vragen zich af of er geen degelijker kandidaten ‘ten Oosten van Wenen’ om voorzitter te maken? Ook vragen zij de minister of het zin heeft de ondemocratische ontwikkelingen in Rusland te hekelen en tegelijkertijd Kazachstan op de troon te hijsen? Tenslotte willen ze weten wat het toetsingsmoment is en wat de toetsingswijze om te bepalen of het verstandig is Kazachstan daadwerkelijk tot voorzitter te kiezen.?

Antwoord:

Zoals reeds eerder aangegeven, zal een besluit over een Voorzitterschap van Kazachstan op een later tijdstip dan 2009 niet betekenen dat hiermee de aandacht voor mensenrechten en democratisering van dit land zal verminderen. De mogelijkheid van een andere kandidaat “ten oosten van Wenen” was niet aan de orde, gezien de unanieme steun binnen het GOS voor de kandidatuur van Kazachstan.

Over de CSE en het aangepaste CSE verdrag stellen de leden van de fractie van de SP dat de rol van de VS in Europa, of meer bepaald de rol van het raketschild, hierin een doorslaggevende rol speelt. De leden van de fractie van de SP stellen dat de militaire positie van de Oostzeestaten van belang is en dat dat de Russische gevoeligheid voor vreemde invloed in haar oude invloedssferen bewijst. Zij vragen de minister daar rekening mee te houden.

Antwoord:

Daar wordt inderdaad rekening mee gehouden. Rusland wenst dat Estland, Letland en Litouwen partij zullen worden bij het Aangepaste CSE-Verdrag als dat eenmaal in werking treedt. De NAVO heeft dit signaal opgepikt. Binnen de NAVO zijn al op diverse niveaus voorbereidingsgesprekken gaande die de gevolgen en de praktische aspecten van een eventuele toetreding in kaart brengen. De Baltische staten zijn in beginsel bereid tot toetreding, voor besluitvorming is het echter nog te vroeg.

Afgelopen week verklaarde de VS dat zij haar garnizoen in Europa langer zal stationeren dan eerst voorzien. De leden van de fractie van de SP vragen hoe de regering deze uitlating ziet in het licht van de noodzakelijke verdere ontwapening van Europa? Deelt de regering de opvatting van de SP dat bij verdere uitbreiding van de NAVO in Midden- en Oost-Europa, nieuwe uitbouw van de Russische strijdkrachten dreigt als reactie hierop? Indien neen, waarom niet? Ziet u voor de OVSE een rol weggelegd in een verzoenende rol in deze dreigende ontwikkelingen? Zo ja, op welke wijze? Wat is daarin de Nederlandse actieve positie? Indien neen, waarom niet?

Antwoord:

De regering ziet geen verband tussen de verklaring over het langer stationeren van een Amerikaans garnizoen in Europa en een noodzaak van verdere ontwapening. De regering kent niet de reactie van de Russische regering op een eventuele verdere uitbreiding van de NAVO in Midden- en Oost-Europa. Er zijn echter geen redenen aan te nemen dat de Russische strijdkrachten zullen worden uitgebouwd in reactie op verdere NAVO uitbreiding. Overigens zij erop gewezen dat de NAVO terzake nog geen besluit heeft genomen. Tijdens de NAVO Top in Boekarest zal de NAVO besluiten wie van de huidige Membership Action Plan landen (Kroatië, Macedonië en Albanië) zal/ zullen worden uitgenodigd. Voor de OVSE is zeker een rol weggelegd bij de bespreking van ontwikkelingen op veiligheidsgebied die de deelnemende staten aangaan. Een dergelijke dialoog vindt al op permanente basis plaats in het OVSE Forum for Security Cooperation (FSC).

De leden van de fractie van de SP vragen ook hoe de Nederlandse regering staat tegenover de voorwaarden die de Russische regering heeft gesteld om het moratorium op het CSE verdrag op te heffen? Tot deze voorwaarden niet zijn voldaan, vindt de Russische zijde zich niet gebonden door de beperkingen van het aangepaste CCSE-verdrag, alsook door diens verificatiemechanisme. In het bijzonder, sluiten onze militaire deskundigen het niet uit dat na de opschorting van de Russische deelname aan het CSE-verdrag de strijdkrachten van de troepen richting Westen bijgesteld worden.

Antwoord:

De voorwaarden die Rusland vervuld wenst te zien teneinde de uitvoering van het CSE-Verdrag niet te zullen opschorten zijn deels begrijpelijk en billijk, deels niet. Er heeft de afgelopen maanden achter de schermen een intensieve Amerikaans-Russische shuttle diplomatie plaatsgevonden om oplossingen te zoeken, waarbij ook de Europese NAVO-landen een zeer constructieve rol hebben gespeeld. De NAVO-CSE-landen hebben daarbij een verregaande tegemoetkomendheid getoond richting Rusland. Van Russische zijde is daarop echter geantwoord met nieuwe eisen, die deels strijdig zijn met eerder door Moskou aangegane verplichtingen en die (helaas) doen twijfelen aan de oprechtheid van Rusland om het CSE-regime daadwerkelijk te willen behouden. De regering houdt er dan ook ernstig rekening mee dat Rusland op 12 december de uitvoering van het CSE-Verdrag inderdaad zal opschorten. Over het vermoeden dat de Russische “strijdkrachten van de troepen richting Westen worden bijgesteld” bestaat geen concrete aanwijzing.

De leden van de fractie van de SP vragen de minister op de volgende stellingen afzonderlijk en beargumenteerd in te gaan:

  • Litouwen, Letland en Estland dienen naar het rechtveld van het CSE Verdrag terug te keren waaruit ze in 1991 na het vertrek uit de USSR zijn “gevallen”.

Antwoord:

De NAVO heeft begrip voor deze Russische wens, en binnen de NAVO zijn al op diverse niveaus voorbereidingsgesprekken gaande met de Baltische staten waarbij de gevolgen en de praktische aspecten van hun eventuele toetreding in kaart worden gebracht. De Baltische staten zijn in beginsel bereid tot toetreding, binnen het kader van de bondgenootschappelijke solidariteit.

  • Men dient de som van wapens en materieel van de NAVO-landen te verlagen die door het Verdrag zijn toegestaan om daardoor het potentieel te compenseren, dat de alliantie als gevolg van twee uitbreidingsgolven heeft gekregen.

Antwoord:

De regering deelt deze visie niet. Het Aangepaste CSE-Verdrag uit 1999 werkt op basis van nationale wapenlimieten, niet op basis van ‘bloklimieten’ zoals het oude CSE-Verdrag van 1990. Deze verdragsaanpassing heeft in de jaren 90 juist op verzoek van Rusland plaatsgevonden. De NAVO-landen hebben weinig begrip voor het feit dat Rusland momenteel kennelijk terugvalt in bipolair ‘blokdenken’, en verbindt daaraan geen consequenties voor de wapenlimieten. Dit wel te doen, zou immers een bevestiging zijn van het feit dat de NAVO-landen eveneens terugkeren tot een bipolair veiligheidsbeeld. Overigens zijn de totale feitelijke wapenholdings van de huidige 22 NAVO-CSE-landen lager dan wat de vroegere 16 NAVO-landen mochten stationeren. Ook vanuit dat feitelijke gegeven bestaat weing begrip voor de genoemde stellingname.

  • Men moet een politieke beslissing nemen i.v.m. de opheffing van de flankbeperkingen voor het grondgebied van Rusland.

Antwoord:

Neen. Rusland (en Oekraïne) zijn altijd onderhevig geweest aan zogenaamde flankbeperkingen. Rusland heeft als een der weinigen het Aangepaste CSE-Verdrag geratificeerd (in 2004), inclusief de daarin overeengekomen flankbeperkingen. Het is geen blijk van goede trouw dat Rusland daar drie jaar later op terugkomt. Een politieke beslissing op dit moment om het flankregime van het Aangepaste CSE-Verdrag op te heffen als dit Verdrag eenmaal in werking treedt, zal het voor een aantal NAVO-landen moeilijk, zo niet onmogelijk maken, om het Aangepaste Verdrag te ratificeren (waardoor het dus niet in werking kan treden). De NAVO-landen kunnen daarom op dit moment niet verder gaan dan Rusland aan te bieden dat zij het flankregime willen bespreken, “tegen het licht willen houden”, zodra het Aangepaste Verdrag eenmaal in werking is.

  • Men moet een gemeenschappelijk begrip uitdokteren voor het term “aanzienlijke gevechtskrachten” en een relevante terughoudendheid tonen tot het overeengekomen is.

Antwoord:

De VS heeft zich al bereid getoond te spreken met Rusland over de definitie van “substantial combat forces”, zoals gesteld in de oprichtingsakte van de NAVO-Rusland Raad. De onverwachte reactie (lees: aanvullende eis) van Rusland daarop is geweest dat ook luchtstrijdkrachten in die definitie moesten worden meegenomen. Dit is gezien het mobiele karakter van luchtstrijdkrachten buiten de orde. Momenteel is de troepenopbouw in Europa evenwichtig.

  • De Overeenkomst inzake de aanpassing van het CSE-verdrag mag niet later dan 1 juli 2008 in werking treden. Men dient de voorwaarden uit te werken van de toetreding van nieuwe leden tot het CSE-verdrag en de verdere modernisering van het Verdrag te verwezenlijken. (Bron: uitlatingen van de Russische ambassadeur in België dd 12 november 2007, zie http://www.belgium.mid.ru/press/posol_n_019.html )

Antwoord:

De NAVO-landen hebben Rusland laten weten dat zij het Aangepaste CSE-Verdrag z.s.m. zullen ratificeren als onderdeel van een akkoord tussen alle CSE-Verdragspartijen op basis van het Amerikaanse voorstel m.b.t. een “parallelle benadering”. De datum van 1 juli 2008 is echter onhaalbaar, want sommige landen (waaronder Nederland) hebben een traag en complex ratificatieproces. Het Russische aandringen op de inwerkingtreding van het Aangepaste CSE-Verdrag wordt voorts bemoeilijkt door de simultane Russische aankondiging dat men bepaalde elementen van het Aangepaste Verdrag niet zal uitvoeren, zoals het flankenregime. Dit maakt de Russische positie moeilijk te begrijpen. Over toetreding van de Baltische staten: zie het antwoord op eerdere vragen.

De leden van de fractie van de SP stellen dat het woord ‘raketschild’ helemaal niet in de brief voorkomt. Zij zien dit raketschild als waarschijnlijk het grootste destabiliserende element in de buitenlandse verhoudingen tussen de Europese landen. Naar het oordeel van de leden van de fractie van de SP is het gunstig dat Polen bereid kritischer over het raketschild na te denken, zie Rethinking the missiles, International Herald Tribune, 23 november 2007. Ziet de Nederlandse regering dit als een nieuwe Poolse positie en is zij bereid deze te steunen? Indien neen, waarom niet, want het is van het grootste belang duidelijk afstand te nemen van het Amerikaanse raketschild? Het vorige jaar gedane Russische voorstel tot een gedeeld raketschild achten de leden van de fractie van de SP (op zichzelf) logisch. Het feit dat Rusland niet mag deelnemen aan het raketschild veroorzaakt veel spanningen in Europa, stellen zij echter.

Antwoord:

Raketverdediging is geen onderwerp van discussie in de OVSE, maar wordt besproken in de daartoe geëigende fora, met name de NAVO.

Over “bevroren conflicten” stellen de leden van de fractie van de SP tenslotte nog enkele vragen. Kan de OVSE naar oordeel van de minister een actieve rol spelen in Kosovo? Kan de OVSE tenminste een actieve rol spelen in een dempen van een te verwachten konfrontatie? Zo ja, op welke wijze? Indien neen, wat is naar uw oordeel de positie van de OVSE in de transatlantische wereld dat zij dit niet kan. Wat onderneemt de OVSE ten gunste van de mensenrechtensituatie in Georgië, met name voor de tv zender Imedi, die sinds 7 november is gesloten?

Antwoord:

De OVSE is al jaren zeer actief in Kosovo. Zij beschikt in Kosovo over haar grootste veldmissie die door de VN gemandateerde taken heeft op het gebied van democratisering, opbouw van instellingen, mensenrechten en de rechtstaat. Ook nadat een oplossing zal zijn gevonden voor de status van Kosovo zal de OVSE actief blijven op deze gebieden. Op uitnodiging van de Georgische autoriteiten is de OVSE doende een waarnemingsmissie te organiseren met het oog op de presidentsverkiezingen c.q. het referendum van 5 januari a.s. De OVSE-vertegenwoordiger voor vrijheid van de media, Miklos Harazsti, bemiddelt thans in Georgië in een poging de gesloten TV- en Radio-Zender Imedi nog gedurende de verkiezingscampagne weer in de lucht te krijgen.

PvdA

Over de verkiezingswaarneming stellen de leden van de fractie van de PvdA de Nederlandse inzet op te blijven komen voor operationele autonomie van de ODIHR te steunen. Het voorstel om de ODIHR onder politieke controle te brengen vinden zij haaks staan op de rol van de ODIHR, namelijk die van een onafhankelijke en politiek neutrale instantie die landen op hun verplichtingen kan aanspreken.

De leden van de fractie van de PvdA maken zich zorgen over de positie van de waarnemers wanneer zij na een uitzending weer terugkeren naar Nederland. Afhankelijk van de termijn van hun uitzending ondervinden de waarnemers ongewenste praktische gevolgen van hun uitzending. Welke maatregelen kunnen er genomen worden op te garanderen dat waarnemers bij terugkeer van een missie daar geen negatieve gevolgen van ondervinden? Deze praktische problemen zullen niet opgelost worden een eventuele wijziging van de juridische status van de OVSE.

Antwoord:

Mij is niets bekend van negatieve gevolgen die waarnemers persoonlijk zouden ondervinden van deelname aan dergelijke missies.

Verder constateren de leden van de fractie van de PvdA dat tijdens verkiezingswaarnemingen de verschillende waarnemers letterlijk tegen elkaar opbotsen. De coördinatie van de waarnemers en de aansturing van de veldmissies kan zeker beter. Is daar binnen de OVSE voldoende aandacht voor? En zo ja, welke voorstellen ter verbetering van de aansturing en coördinatie liggen er op tafel?

Antwoord:

Op zichzelf vormt het Memorandum of Understanding uit 1997 tussen de OVSE-instellingen een goed kader voor samenwerking tussen ODIHR en de OVSE PA bij verkiezingswaarneming. In de praktijk sluiten andere parlementaire instellingen zich hierbij aan. Het is echter vooral aan de huidige leiding van de PA te wijten dat de samenwerking met ODIHR recentelijk onder druk is komen te staan, zoals ik u meldde in mijn brief van 31 mei jl. inzake OVSE-verkiezingswaarneming.

Over de juridische status van de OVSE delen de leden van de fractie van de PvdA de opvatting dat voor het oplossen van de problemen rond de status van de OVSE-instellingen en veldpresenties inclusief de privileges en immuniteiten van het personeel, het van belang is dat de OVSE internationale rechtspersoonlijkheid krijgt. Niet alleen Nederland zal zich in Madrid in moeten spannen om de Conventie aanvaard te krijgen. Welke landen zullen zich hiertoe nog meer inspannen? Is Rusland het enige land dat de Conventie koppelt aan besluitvorming over andere onder meer door Rusland voorgestelde wijzigingen?

Antwoord:

De EU als geheel zet zich ook in voor aanvaarding van de Conventie. Naast Rusland koppelt ook Wit-Rusland aanvaarding van de Conventie aan overeenstemming over een Charter of Statuut.

Over de OVSE voorzitterschappen constateren de leden van de fractie van de PvdA dat Kazachstan kandidaat is voor het voorzitterschap van de OVSE in 2009. Het voorzitterschap van de OVSE verleent een bepaalde status. Het mag dan ook verwacht worden van een land dat kandidaat is voor het voorzitterschap dat het land laat zien waar het toe in staat. Op dit moment voldoet Kazachstan nog altijd niet aan de geldende OVSE-verplichtingen. De steun van Nederland voor de kandidatuur van Kazachstan is met het oog op de balans binnen de OVSE -een gezamenlijke organisatie van Oost en West- vinden de leden van de fractie van de PvdA te begrijpen. Maar tegelijkertijd bestaat de tegenstrijdigheid dat een land dat zich niet houdt aan de OVSE afspraken toch voorzitter kan worden van diezelfde OVSE. Hoe reëel is het te verwachten dat Kazachstan met wat meer tijd wel voldoende vooruitgang zal boeken met de interne politieke hervormingen? Nederland heeft aangegeven dat voor een consensus besluit duidelijke vooruitgang bij de interne politieke hervorming noodzakelijk is, maar wanneer zich consensus aftekent rond een serie van voorzitterschappen zal Nederland zich hiertegen niet verzetten. Betekent dit dat de eisen aan de hervormingen in Kazachstan worden bijgesteld?

Antwoord:

Zoals al eerder aangegeven, zal de aandacht voor interne democratische hervormingen in Kazachstan niet afnemen, wanneer Kazachstan het OVSE-Voorzitterschap voor een later tijdstip dan 2009 toebedeeld zou krijgen. Hoewel Kazachstan wellicht nog te weinig hervormingen heeft doorgevoerd, is een positief gevolg van al deze internationale aandacht, dat Kazachstan van alle Centraal-Aziatische staten het meest actief is in het afleggen van verantwoording binnen de OVSE over pogingen om meer volledig aan OVSE-standaarden te voldoen.

Tenslotte geven de leden van de fractie van de PvdA in het kader van “bevroren conflicten” aan dat Poetin stelt dat de OVSE niet in het leven is geroepen als cipier van het post sovjet gebied. Hoe kan de selectieve samenwerking van Rusland met de OVSE worden doorbroken? Zolang de OVSE gezien wordt als een westers instrument voor gedwongen democratisering, zal de medewerking van Rusland voor het stabiliseren van de conflicthaarden in Moldova en Georgië problematisch blijven. De leden van de fractie van de PvdA vragen zich af wat de toekomst van de OVSE kan zijn als een lidstaat als Rusland een verkiezingswaarnemingsmissie frustreert, vindt dat de OVSE geen taak heeft bij het oplossen van de frozen conflicts en de missies van de OVSE in Tsjetsjenië effectief heeft kunnen dwarsbomen.

Antwoord:

Constructieve samenwerking met Rusland op basis van de OVSE-verplichtingen blijft cruciaal. Door een opeenstapeling van potentiële conflictstof dreigt hierbij momenteel een impasse. Het is van groot belang om na de verkiezingen in Rusland te bezien, in hoeverre de OVSE kan worden benut als platform voor hernieuwde samenwerking.

VVD

De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige brief die een overzicht geeft van de agenda voor, en de Nederlandse inzet tijdens, de OVSE Ministeriële Raad welke op 29 en 30 november plaatsheeft in Madrid. Met instemming constateren deze leden dat de brief ruim voor bespreking met de Minister is binnengekomen. Deze leden dringen aan op een spoedige beantwoording van de hieronder gestelde vragen, in ieder geval vóór aanvang van de onderhavige Ministeriële Raad.

Over de OVSE-verkiezingswaarnemingen geven de leden van de fractie van de VVD aan de Nederlandse regering te steunen in hun benadering richting de Russische Federatie en hun bondgenoten en prijzen de inzet van de Nederlandse regering om tot een oplossing van het onderhavige conflict te komen. Het verdient waardering dat de minister, op instigatie van de VVD-fractie, sinds de perikelen rond de verkiezingswaarneming tijdens de Servische verkiezingen van januari 2007 en tijdens de RAZEB van 19 november zich blijft inzetten op dit dossier. De leden van de fractie van de VVD hopen op spoedige resultaten van zijn inzet.

De leden van de fractie van de VVD vragen de regering of zij de inschatting en ernstige bezorgdheid deelt, dat de gang van zaken omtrent de waarnemingsmissie naar de Russische Federatie uiteindelijk ook de effectiviteit, integriteit en geloofwaardigheid van (de instituties van) de OVSE in haar geheel zullen ondermijnen? Dit niet alleen in het licht van de aankomende Russische verkiezingen, maar vooral in het licht van de maandenlange pogingen van de Russische autoriteiten om de ODIHR te politiseren en verschillende instituten van de OVSE tegen elkaar uit te spelen? Hoe denkt de regering op korte termijn tot een vergelijk met de Russische Federatie te komen?

Antwoord:

Ik deel uw zorgen over de geloofwaardigheid van verkiezingswaarneming en de pogingen van de Russische autoriteiten OVSE-instellingen tegen elkaar uit te spelen. Momenteel kan de Russische Federatie slechts duidelijk op haar bestaande verplichtingen worden gewezen. Of de Russische autoriteiten na de verkiezingen meer open zullen staan om tot een vergelijk te komen valt te bezien, maar zal in ieder geval moeten worden geprobeerd.

Hoe apprecieert de Minister in dit licht de uitspraken van de Vicepresident van de Parlementaire Assemblee (dhr. Soares) van de OVSE over de positie van de ODIHR (“The ODIHR has no right to state that the OSCE will not monitor the elections”, Persbureau ITAR-TASS, 27 november, 14.10 uur)?

Hoe apprecieert de minister het feit dat nu toch 40 waarnemers van de OVSE, waaronder in ieder geval één Nederlandse Parlementariër, af zullen reizen naar Moskou om de aankomende verkiezingen te monitoren? Verwacht de minister dat deze waarnemers hun werk op een geloofwaardige wijze zullen kunnen uitvoeren?

Antwoord:

Een geloofwaardige verkiezingswaarneming van het gehele proces, op basis van de door ODIHR uitgewerkte methodiek, is niet meer mogelijk. Een zuivere korte termijnwaarneming, zoals nu uitgevoerd door leden van de OVSE Parlementaire Assemblee, heeft slechts beperkte waarde. Voor de geloofwaardigheid van de OVSE als zodanig, was het beter geweest wanneer ODIHR en de PA ten aanzien van waarneming van de Russische verkiezingen één lijn hadden kunnen trekken.

Over de juridische status van de OVSE geven de leden van de fractie van de VVD aan de inzet van de Nederlandse regering via de Permanente Vertegenwoordiger te Wenen om te komen tot een Conventie over de Juridische Status van de OVSE te prijzen. Kan de minister aangeven wat de vooruitzichten zijn om de concept Conventie in Madrid aanvaard te krijgen?

Antwoord:

Over aanvaarding van de Conventie vindt momenteel in Madrid intensief overleg plaats. De kwestie van de koppeling met (gelijktijdige) aanvaarding van een Charter/Statuut is nog altijd niet opgelost. De Nederlandse inzet is duidelijk. Ik geef er de voorkeur aan niet teveel vooruit te lopen op de mogelijke uitkomst van de huidige onderhandelingen.

Over de OVSE-voorzitterschappen geven de leden van de fractie van de VVD aan dat Nederland vorig jaar steun heeft uitgesproken voor de kandidatuur van Kazachstan en daarbij aangegeven heeft dat voor een consensusbesluit duidelijke vooruitgang bij interne politieke hervormingen noodzakelijk is. Kan de minister nu aangeven of Kazachstan naar zijn oordeel wel of niet heeft voldaan aan de geldende OVSE-verplichtingen?

Antwoord:

De OVSE-verplichtingen als zodanig zijn zo breed geformuleerd, dat vele deelnemende staten niet volledig hieraan voldoen. Het is vooral van belang, dat zij zich actief blijven inspannen om hier naartoe te werken. Kazachstan heeft zich verplicht om dit te doen en legt hierover regelmatig verantwoording af in het kader van de Permanente Raad.

De leden van de fractie van de VVD onderschrijven de waarde van het CSE-verdrag als de pijler van conventionele wapenbeheersing op het Europese continent. Deelt de minister de zorgen van deze leden t.a.v. de mogelijke gevolgen van een opschorting van de Russische deelname aan het CSE-verdrag? Wat verwacht de minister dat de mogelijke gevolgen van zo een opschorting zijn? Wat verwacht de minister dat de uitkomsten zullen zijn van de consultaties die en marge van de OVSE Ministeriële Raad zullen plaatshebben? Kan de regering aangeven welke acties de Nederlandse regering verder zal ondernemen om te voorkomen dat de Russische Federatie op 12 december het moratorium instelt, dan wel welke acties zij zal ondernemen om de mogelijk (verstrekkende) gevolgen hiervan te voorkomen?

Blijft de regering voorstander van een koppeling tussen de “Istanboel-verlichtingen” en de ratificatie van het Aangepaste CSE-verdrag?

Antwoord:

Op de korte termijn zijn de gevolgen van een Russische opschorting van het CSE-Verdrag niet ernstig. Het verdrag heeft inmiddels immers veel meer betekenis gekregen als vertrouwenwekkend instrument dan als militair instrument. De regering deelt de zorgen van de VVD. Het risisco is daarbij met name gelegen in de perifere gebieden van ons continent. Landen die op voet van oorlog met elkaar staan zoals Armenië en Azerbeidzjan worden mede door het CSE-Verdrag enigszins in toom gehouden. Hun (lage) wapenplafonds en de verplichte gedetailleerde informatie-uitwisseling (waar staat wat) bemoeilijkt het hen tot een wapenwedloop te komen. Er zijn goede argumenten voor de stelling dat het CSE-Verdrag een rol heeft gespeeld bij het bevroren houden van het conflict om Nagorno-Karabach. Maar in dat ijs kunnen barstjes komen als het CSE-regime wegvalt, als de openheid en het vertrouwen die zo kenmerkend zijn geworden voor de intra-Europese militaire relaties opeens niet meer vanzelfsprekend zijn. Daarin schuilt het gevaar.

Het onmiddellijke gevolg van een opschorting zal zijn dat de kans op een teloorgang van het CSE-regime substantieel toeneemt.

De kans dat Rusland op 12 december het moratorium zal doen ingaan, acht de regering substantieel. Consultaties en marge van de OVSE Ministeriële Raad kunnen in beginsel nog redding bieden, maar de verwachtingen zijn niet hoog gespannen.

Nederland kan bilateraal weinig ondernemen: de NAVO-solidariteit is in dit stadium van groot belang. Binnen de NAVO heeft Nederland de afgelopen maanden steeds een gematigde, relatief tegemoetkomende positie ingenomen, teneinde het verdragregime te kunnen behouden. De nieuwe NAVO-lidstaten tonen zich echter uitgesproken ten opzichte van Moskou.

Nederland is van mening dat Rusland aan de Istanboel-verplichtingen moet voldoen, maar staat flexibel tegenover de manier waarop dat gebeurt. Uiteindelijk is het van belang dat Moldavië en Georgië zich kunnen vinden in een oplossing. In dat geval is zo’n oplossing ook voor Nederland acceptabel.

Tenslotte vragen de leden van de fractie van de VVD de minister, tegen de achtergrond van het gebrek aan voortgang op vrijwel alle dossiers op de agenda van de Ministeriële Raad van de OVSE en de bedenkelijke rol van de Russische Federatie terzake, in het kort een appreciatie geven van de toekomst van de OVSE en haar instituties?

Antwoord:

Op dit moment kan ik slechts de hoop uitspreken dat het na de Russische verkiezingen mogelijk zal zijn om op een aantal van deze kwesties opnieuw vooruitgang te bereiken. In ieder geval blijft het goed, dat een platform als de OVSE bestaat, ook of juist dan, wanneer er een aantal problemen zijn in de relatie met de Rusland.