Vaccins tegen Nieuwe Influenza A(H1N1)

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

PG/CI-2.939.997

30 juni 2009

Geachte voorzitter,

Met deze brief wil ik ingaan op de vragen die het lid Agema (PVV) gesteld heeft met betrekking tot de hoeveelheid aanschafte vaccins tegen de Nieuwe Influenza A(H1N1) en de invloed van de Europese Commissie op de verdeling ervan.

Zoals ik u al meldde in mijn brief van 18 juni j.l. heb ik contracten gesloten voor levering van vaccins tegen de Nieuwe Influenza A(H1N1). De contracten voorzien in levering van 34 miljoen vaccins, voldoende om de gehele bevolking twee maal te vaccineren wanneer dat nodig is.

Diverse van de ons omringende landen hebben vergelijkbare contracten of hebben die in voorbereiding. Er is ook een aantal landen, dat om hun moverende redenen, dergelijke contracten niet afsluit of in ieder geval niet voor de gehele bevolking. Er is daardoor een discussie ontstaan over gelijke verdeling van vaccins. Commissaris Vassiliou van de Europese Commissie heeft inderdaad opgeroepen tot solidariteit. Deze kwestie zal de komende tijd onderwerp van gesprek blijven in diverse Europese overleggen waarin ook Nederland participeert.

De Nieuwe Influenza A(H1N1) verspreidt zich langzaam over de wereld. Sommige landen zijn op dit moment erger getroffen dan andere. Op basis van de huidige kennis van de eigenschappen van het virus lijkt het erop dat “de piek” van het aantal patienten in Nederland in het najaar van 2009 zal vallen. Daarom is in de contracten vastgelegd dat levering van het vaccin ook in het najaar zal gebeuren. Een werkgroep is bezig om in de komende weken een draaiboek voor deze vaccinatiecampagne op te stellen waarin de logistieke uitdagingen die hiermee gepaard gaan opgelost worden. Dit zal gereed zijn voordat de eerste vaccins geleverd worden.

Ik wil erop wijzen dat voor de inzet van het vaccin verschillende scenario’s mogelijk zijn. Dat is ondermeer afhankelijk van de ernst en omvang van de ziekte en van de vraag of de ziekte vooral bij min of meer goed te definiëren groepen voorkomt. Ook factoren als effectiviteit en het bijwerkingenpatroon van het vaccin spelen daarbij een rol. Veel van deze informatie is op dit moment nog onvoldoende beschikbaar. Derhalve heb ik u in de genoemde brief gemeld dat ik er vooralsnog voor de planvorming van uit moet gaan dat inenting van de gehele bevolking wenselijk is. Daarop is de aanschaf van 34 miljoen doses vaccin ook gebaseerd.

Zodra nadere informatie dat mogelijk maakt, zal ik besluiten of ik het vaccin voor de gehele bevolking of primair voor specifieke risicogroepen zal inzetten. In het laatste geval zal ik bezien op welke wijze de in Nederland niet gebruikte vaccins voor andere landen tot nut kunnen zijn. Het spreekt voor zich dat ik uw Kamer te zijner tijd over mijn beslissingen zal informeren.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.


Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink