Toespraak minister Ter Horst bij VNG Congres

Spreektekst minister Ter Horst voor VNG-congres

‘Het talent van gemeenten’

Dames en heren,

Mijn favoriete auteur is Paul Auster. In zijn verhalen lopen fantasie en werkelijkheid door elkaar. In zijn laatste boek - Man in the Dark - wordt iemand wakker in een kuil. Hij ontdekt dat de wereld totaal is veranderd. Niets is meer hetzelfde en Amerika is verwikkeld in een burgeroorlog. Via allerlei geheimzinnige opdrachten krijgt hij een beetje grip op zijn leven.

Stel nu dat wij een jaar geleden bij het VNG-congres in Den Bosch in slaap waren gevallen en nu allemaal wakker werden. Is er dan niet enige gelijkenis met de hoofdpersoon van Man in the Dark? We ontdekken dat ABN AMRO genationaliseerd is. Dat de dekkingsgraad van pensioenen fors is gekelderd. We constateren dat er bijna 400 duizend werklozen zijn. Dat 100 duizend mensen hun huis niet verkocht krijgen en met dubbele woonlasten kampen. We komen erachter dat IJsland niet langer alleen bekend is van de geisers en dat Mexico heel andere associaties oproept dan zon en Montezuma.

Het is een tijd waarin veel gevestigde reputaties worden gebroken en waarin ogenschijnlijke zekerheden hun vanzelfsprekendheid verliezen.

In tegenstelling tot de romanfiguur van Paul Auster zijn wij als bestuurders en ambtenaren van de decentrale en centrale overheid - níet afhankelijk van een alwetende verteller. Wij zijn niet willoos overgeleverd aan het verhaal. Iedere dag weer kunnen wij beslissingen nemen die voor anderen grote gevolgen hebben. We kunnen mensen houvast geven, perspectief en veiligheid bieden, en mensen laten meedenken. Wij kunnen zelf het verhaal maken.

Slagvaardigheid en betrouwbaarheid, dat is wat nu vooral wordt gevraagd. Juist nu moeten mensen kunnen rekenen op een actieve overheid die als een eenheid optreedt, haar verantwoordelijkheid neemt en heldere keuzes maakt.

Het nieuwe Aanvullende Beleidsakkoord dat we onlangs met IPO, VNG en de Waterschappen afsloten vanwege de economische situatie, bewijst dat we op de goede weg zijn. Ik realiseer me, dat het niet gemakkelijk was voor de VNG en dat er vanmorgen nog stevig gediscussieerd is over dat akkoord. Maar ook de VNG heeft aangegeven, dat de afspraken in een constructieve sfeer tot stand zijn gekomen. De moeilijke economische omstandigheden hebben de goede verhouding tussen het kabinet en de gemeenten niet verstoord.

Voor drie jaar zien we af van het trap-op-trap af principe. Een vergaande maatregel, maar de gemeenten hebben wel financiële zekerheid gekregen voor drie jaar, ze weten waar ze aan toe zijn. En vanaf 2012 pakken we het trap-op-trap-af systeem weer op.

Het nieuwe akkoord vormt voor alle partijen een goede basis om verder te gaan in lastige omstandigheden. Het maakt duidelijk dat wij als verschillende overheidslagen gezamenlijk optrekken in deze economisch moeilijke tijden en waar mogelijk een bijdrage leveren aan het bestrijden van de crisis.

Een mooi voorbeeld is de EMU-norm. We spreken af dat gemeenten investeringen naar voren halen om een bijdrage te leveren aan de crisis, en om dat mogelijk te maken rekken we de EMU-norm tijdelijk op. Met andere woorden: meer ruimte om beter te kunnen presteren. Daar gaat het dan ook om.

U heeft dit congres als titel meegegeven: ‘Het talent van gemeenten’. Ik ben ervan overtuigd dat dit talent, juist in deze moeilijke tijden, doorslaggevend is: u heeft het beste zicht op de lokale maatschappelijke problemen en oplossingen op maat. U bent de overheid die het dichtst bij de mensen staat, bereikbaar en toegankelijk.

Samen met staatsecretaris Bijleveld ben ik twee jaar geleden de weg ingeslagen om gemeenten de ruimte te geven. We zijn nu halverwege de kabinetsperiode. Zijn we nog steeds op de juiste weg of zijn koerswijzigingen nodig? Geen spoor van twijfel wat ons betreft: we zijn er van overtuigd dat we de ingezette lijn van decentralisatie moeten voortzetten. De woorden van de heer Tjeenk Willink zijn in dat opzicht bemoedigend.

De Raad van State vindt dat we op de goede weg zijn en constateert dat de onderlinge verhoudingen in het openbaar bestuur zijn verbeterd. Maar hij constateert ook terecht dat er nog veel verbeteringen mogelijk zijn.

Dat sluit aan bij míjn beeld. We hebben een goede basis gelegd met de bestuursakkoorden. Rapporten van de commissies Van Aartsen en D’Hondt hebben richting gegeven en er is ook in de praktijk een beweging ingezet van rijk naar gemeenten.

Gemeenten hebben meer financiële vrijheid en minder verantwoordingslasten. Een voorbeeld daarvan is de wet op het Participatiebudget waardoor de middelen voor volwasseneneducatie, inburgering en re-integratie nu zijn samengevoegd.

Decentralisatie van taken schept ook verplichtingen: zijn gemeenten voor hun nieuwe taken toegerust? Die vraag moet niet in de eerste plaats door het rijk, maar juist door de gemeenten zélf beantwoord worden. Gelukkig zien we dat in de praktijk ook gebeuren. Het instrument ‘bestuurskrachtonderzoek’ wordt volop ingezet, de gemeentelijke dienstverlening verbetert en herindelingen en andere samenwerkingsvormen komen op veel plaatsen van de grond.

Zo zijn er in deze kabinetsperiode tot nu toe 14 herindelingen gestart of afgerond waar zo’n 40 gemeenten bij betrokken zijn. En op 27 plaatsen werkt men inmiddels met een 'Samen en toch apart' vorm van samenwerking, terwijl dit concept pas zo'n zeven jaar geleden in ons land werd geïntroduceerd.

De staatssecretaris en ik zien al met al op het gebied van intergemeentelijke samenwerking veel innovatief vermogen en wij hebben de indruk dat er nu meer tot stand komt dan toen het van bovenaf werd opgelegd.

Alles bij elkaar stel ik vast dat we goed op weg zijn. Er is ruimte, vertrouwen, een stevige financiële basis en de inhoud staat in onze verhoudingen voorop.

Maar het denken moet doorgaan. Ik vind dat we als centrale overheid goed naar onszelf moeten kijken. Want het rijk is geen natuurtalent als het gaat om decentralisatie. Loslaten is moeilijk, weten we allemaal uit ervaring. Nieuwe regelgeving is vaak toch nog te centralistisch.

Eigenlijk is dat merkwaardig. Want kijk naar onze relatie met de EU. Wanneer Brussel zich te centralistisch opstelt en zich te veel bemoeit met nationale regelgeving, gaan bij ons alle stekels overeind. We accepteren met andere woorden niet een centralistische EU-sturing, maar op nationaal niveau hebben we moeite om dit centralisme los te laten.

Met het huidige regeerakkoord als basis hebben we stappen gezet, afspraken gemaakt en staan dit jaar en het komend jaar geheel in het teken van wáármaken.

Maar intussen is het ook tijd om alvast zaken te agenderen voor het volgende kabinet:

- Hoe gaan we verder met decentralisatie?

- Wat wordt de rol van de grote steden?

- Hoe gaan we verder met de regiovorming?

- Hoe gaan we verder met gemeentelijke herindelingen: blijft het uitgangspunt “van onderop”, of vinden we dat er toch een stimulans “van bovenaf” moet komen?

Een volgend regeerakkoord is een goed moment voor een nieuw uitgangspunt. Dan legt het kabinet immers zijn doelstellingen vast voor de komende vier jaar. Dat is hét moment om besluiten te nemen over eventuele aanpassing van structuur, rollen en verantwoordelijkheden. In ieder geval moet een heldere en consistente verdeling van verantwoordelijkheden tussen het rijk en de andere overheden op alle beleidsterreinen uitgangspunt van een regeerakkoord zijn. Juist als we willen werken met meetbare en afrekenbare doelstellingen is het van groot belang dat duidelijk wordt vastgelegd wie waarvoor staat.

Ik roep alle bestuurslagen op – en op dit VNG-congres uiteraard in het bijzonder de gemeenten – om het denken hierover nu te starten: is het huidige bestuurlijke stelsel toekomstbestendig? Is dit de overheid die Nederland in de 21ste eeuw nodig heeft? Hoe kunnen we de verhoudingen tussen de verschillende overheidslagen zo organiseren en borgen dat er in de ogen van burgers en bedrijven sprake is van één overheid die effectief en efficiënt is en daarmee het vertrouwen verdient?

Alleen als er bij de vorming van een nieuw kabinet bruikbare bouwstenen liggen zal het mogelijk zijn in een regeerakkoord hierover verantwoorde keuzes te maken.

Dames en heren,

Tot nu toe had ik het vooral over bestuursakkoorden en verantwoordelijkheidsverdeling. Dat zijn belangrijke randvoorwaarden, maar het zijn niet de zaken waar burgers aan denken als het om de overheid gaat. Mensen willen een overheid die presteert, die problemen oplost. En ze willen vóór alles een overheid die van onbesproken gedrag.

Over deze twee aspecten wil ik nog iets zeggen.

Een terrein bij uitstek waar mensen prestaties van de overheid verwachten is veiligheid. Veiligheid begint dicht bij huis, in de directe omgeving van mensen. Op dit punt is terecht een luide roep om zichtbaar en snel handelen van de overheid.

Alle ogen richten zich daarbij al snel op de burgemeester van wie daadkracht wordt verwacht. Het politieke belang van de veiligheidsportefeuille neemt toe.

Ik merk dat burgemeesters zich steeds meer verantwoordelijk voelen om problemen van orde en veiligheid op te lossen en dat ze de grenzen opzoeken van een bestuurlijke gemeentelijke aanpak.

Er is inmiddels een stevige basis gelegd voor zo’n bestuurlijke aanpak en die wordt nog steviger. Een aantal uitbreidingen komt binnenkort beschikbaar.

Bijvoorbeeld de mogelijkheid om veroorzakers van ernstige overlast aan te pakken met gebiedsverboden, groepsverboden en een meldingsplicht.

Ook zijn er bestuurlijke mogelijkheden om de vinger te krijgen achter criminele activiteiten. Iedere burgemeester kan hier op haar of zijn eigen wijze invulling aan geven. Het kabinet reikt de instrumenten aan die nodig zijn om maatwerk te leveren. Zo wordt het toepassingsbereik van de wet BIBOB binnenkort aanmerkelijk uitgebreid.

De bestuurlijke aanpak wint aan terrein. Maar niet alles laat zich vertalen in positieve cijfers. De aanpak van overlast en verloedering stagneert. We streven naar 25% vermindering in 2011, maar tot nu toe zien we slechts een vermindering van zo’n 7%. Er zal dus een flinke schep bovenop moeten.

De sleutel ligt op lokaal niveau. Daar verwacht ik van de bestuurders dat ze zich actief opstellen en de mogelijkheden die er zijn gebruiken. Winst valt ook te boeken doordat gemeenten nog veel beter van elkaar kunnen profiteren. Leer van elkaars goed lopende initiatieven!

Het oordeel van mensen over de overheid wordt grotendeels bepaald door de kwaliteit van de dienstverlening. Het steeds opnieuw aan de overheid moeten opgeven van persoonsgegevens ervaren mensen niet als goede dienstverlening. Het automatisch doorvoeren van wijzigingen wel.

Op dit punt vindt een belangrijke verandering plaats. Op 1 januari 2010 moeten alle diensten die publiekrechtelijke taken uitvoeren altijd gebruik maken van de actuele GBA-gegevens. Het is de vraag of iedereen zich dat in voldoende mate realiseert.

Staatssecretaris Bijleveld constateert dat nog lang niet alle gemeenten daar klaar voor zijn. De tijd dringt. Wij doen een dringend beroep op u om hier werk van te maken!

En laat ik nog een derde concreet voorbeeld van presteren noemen: op tijd uw rekeningen betalen. Het ligt zo voor de hand en is ook zo beeldbepalend, en toch lukt het de overheid vaak niet.

Ik kom op een heel wezenlijke voorwaarde voor een betrouwbare overheid. Het is de basis van al ons handelen. En dat is integriteit. Integriteit van bestuur, van politiek en van ambtelijke organisatie. Integriteit is niet iets waar we talent voor moeten hebben; het moet in onze genen zitten.

Relatief kleine incidenten zoals in Echt-Susteren en Den Helder, kunnen het hele beeld van de overheid bepalen. Dat is jammer.

De tijd is rijp voor extra aandacht voor integriteit.

Ten eerste roep ik de ambtelijke organisaties op: investeer in aandacht voor integriteit bij medewerkers. Dilemmatrainingen, maar ook het registreren en het bespreken van schendingen horen hierbij. Ik roep alle gemeenten op om schendingen te registreren. Hiervoor is vorig jaar een model beschikbaar gesteld. Ik reken op uw inzet.

Ten tweede is het van belang dat politieke ambtsdragers zelf van onbesproken gedrag zijn.

Een van de middelen om dit zichtbaar te maken is screening.

Momenteel gaan we na of en op welke wijze burgemeesters en commissarissen van de Koningin vóór hun aanstelling nader kunnen worden gescreend. Enkele gemeenten, zoals Den Bosch, Leeuwarden en Maastricht, hebben zelf al het initiatief genomen tot het invoeren van integriteitstoetsen voor wethouders en raadsleden.

Ten derde wil ik dat bij de professionalisering van politieke ambtsdragers expliciet aandacht wordt besteed aan integriteit.

Ik ga daarom in gesprek met betrokken beroepsorganisaties om te bezien welke opfrisacties nodig zijn.

Daarnaast kunnen ook gemeenteraden hun steentje bijdragen. Bijvoorbeeld door nadrukkelijk te bespreken hoe de regels nageleefd moeten worden. Een goede gelegenheid is begin 2010 wanneer er een nieuwe lichting raadsleden aantreedt.

Daarmee geven we een krachtig signaal af naar burgers en ambtenaren dat het ons ernst is met integriteit.

Dames en heren,

Tot slot. Er rollen veel mondiale vraagstukken over ons heen en soms lijkt het dat we als een Man in the Dark slechts figureren in een verhaal dat we niet zelf hebben geschreven.

Dat is niet zo. Met uw kennis van de lokale gemeenschap, met uw vermogen mensen bij elkaar te brengen en met uw alertheid om te signaleren welke middelen u nodig heeft, voert u de pen voor uw eigen verhaal.

De staatssecretaris en ik hebben veel vertrouwen in de goede afloop. Maar laten we elkaars talenten blijven prikkelen en inspireren, want het boek is nog lang niet uit.