Verondiepen zandwinplassen vraagt om lokale afweging

De bestaande algemene regels bieden een goede basis voor het verondiepen van zandwinplassen met grond en baggerspecie. Lokale omstandigheden zijn echter beslissend voor de manier waarop dat kan gebeuren en de voorzieningen die nodig zijn. Initiatiefnemers en lokale overheden moeten daarom zorgvuldig en transparant de kansen en mogelijkheden van verondiepen vooraf duidelijk maken. Een grondige consultatie van betrokkenen en omwonenden is noodzakelijk. Verondiepen is maatwerk.

Dit adviseert een commissie van deskundigen onder leiding van Lambert Verheijen, dijkgraaf van het waterschap Aa en Maas en voormalig gedeputeerde Milieu van de provincie Noord-Brabant, aan minister Cramer van Ruimte en Milieu en aan staatssecretaris Huizinga van Verkeer en Waterstaat. De bewindslieden hadden in maart 2009 om dit advies gevraagd vanwege de maatschappelijke onrust over het verondiepen van zandwinplassen.

De commissie maakt een onderscheid tussen verondiepingen in het rivierengebied en verondiepingen elders. Toepassing in het rivierengebied kan nagenoeg ongewijzigd blijven plaatsvinden. Buiten het rivierengebied levert toepassing van schone grond en baggerspecie en van grond kwaliteit wonen en baggerspecie klasse A volgens de commissie geen problemen op. De toepassing van grond kwaliteit industrie en baggerspecie klasse B buiten het rivierengebied vraagt per locatie om een individuele en zorgvuldige afweging. Hiermee wordt ook tegemoetgekomen aan eventuele lokale zorgen. De commissie baseert haar adviezen op de bestaande wetenschappelijke kennis en inzichten, als ook op de inspraakreacties van omwonenden, overheden en andere deskundigen.

De commissie doet aanbevelingen om het bodembeleid en het waterbeleid te integreren. Zij adviseert hydrologische en geochemische afwegingen te combineren voor locaties die in aanmerking komen voor verondieping in relatie tot de gebiedsontwikkeling en toe te passen grond en baggerspecie. Voorafgaand aan de verondieping is naar de mening van de commissie een toetsbaar en handhaafbaar inrichtingsplan noodzakelijk. Op dat plan is inspraak van toepassing. In voorkomende gevallen adviseert de commissie over te gaan tot monitoring tijdens en na de realisatie, waarbij beheersmaatregelen worden gekoppeld aan overschrijding van locale achtergrondswaarden.

De commissie bestaat uit de volgende leden:

  • drs. Lambert Verheijen, Dijkgraaf waterschap Aa en Maas (voorzitter deskundigencommissie)
  • prof.dr.ir. Cees van den Akker (emeritus hoogleraar hydrologie TU Delft)
  • prof.dr. Rob Comans (ECN/WUR)
  • dr. Jasper Griffioen (Deltares)
  • dr.ir. Tim Grotenhuis (WUR)
  • dr.ir. Wim J. de Lange (Deltares)
  • ing. Peter Leenders (StuurGroep Uitvoerende Grondbranches)
  • ir. Johannes Lijzen (RIVM)
  • dr.ir. Leonard Osté (Deltares)
  • secretariaat: ing. Aldert van der Kooij & dr.ir. Simon Moolenaar (DHV)

De commissie is begonnen op 24 april en heeft op 5 juni aan minister Cramer en aan staatssecretaris Huizinga gerapporteerd. De commissie is in deze periode 9 maal bijeen geweest. Twee bijeenkomsten werden daarbij gecombineerd met een maatschappelijke consultatie.

Download