Antwoorden op kamervragen van Arib over de verplichte meldcode huiselijk geweld, kindermishandeling, eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DMO/SSO-2928779

19 mei 2009

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Justitie en de Minister voor Jeugd en Gezin, de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Arib (PvdA) over de verplichte meldcode huiselijk geweld, kindermishandeling, eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking (14 april 2009).

Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

mw. dr. J. Bussemaker

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van de Nova-uitzending over het weigeren van het invoeren van de meldcode huiselijk geweld door het Riagg in Rotterdam? 1)

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat vindt u van de uitspraken van de directeur van het Riagg dat de politiek excessief geweld gebruikt naar zorginstellingen door ze een meldcode huiselijk geweld op te leggen?

Antwoord 2

De situatie in Rotterdam is primair een lokale aangelegenheid. Gemeenten zijn in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning verantwoordelijk voor beleid ter bestrijding van huiselijk geweld. Zij kiezen zelf voor de instrumenten waarvan zij vinden dat die een bijdrage leveren aan de uitvoering van hun beleid.

Vraag 3

Deelt u de mening dat zorginstellingen die weigeren een meldcode huiselijk geweld te hanteren mede verantwoordelijk zijn voor een aantal slachtoffers van huiselijk geweld, kindermishandeling, eergerelateerd geweld en genitale verminking?

Antwoord 3

Het instrument meldcode ondersteunt professionals bij het zichtbaar maken van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het geeft professionals meer duidelijkheid over de stappen die zij moeten zetten bij (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling. Hoe eerder professionals signaleren hoe sneller er ingegrepen wordt om het geweld te stoppen en slachtoffers te helpen.

Instellingen en professionals zijn verantwoordelijk voor een goede signalering van geweld en een adequate reactie hierop. Het gaat echter te ver om te zeggen dat instellingen zonder meldcode mede verantwoordelijk zijn voor het aantal slachtoffers van huiselijk geweld, eergerelateerd geweld en genitale verminking.

Vraag 4

Kan gesteld worden dat zorgverleners die weigeren mee te werken aan de aanpak van huiselijk geweld, kindermishandeling, eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking zich schuldig maken aan het in een hulpeloze toestand laten van iemand voor wiens verpleging of verzorging zij verantwoordelijk zijn (art. 255 Sr)? Zo ja, kan het weigeren van het invoeren van de genoemde meldcode en het vervolgens daadwerkelijk niet melden van huiselijk geweld een overtreding van art. 255 Sr betekenen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Voorwaarde voor strafbaarheid op grond van artikel 255 Sr is dat de dader krachtens wet of overeenkomst tot onderhoud, verpleging of verzorging van de hulpbehoevende verplicht is. Voorts moet het opzet erop zijn gericht om de hulpbehoevende in een hulpeloze toestand te brengen of in een hulpeloze toestand te laten. Vervolging terzake dit delict naar aanleiding van het weigeren de meldcode in te voeren of het niet-naleven van de meldcode ligt derhalve niet in de rede. Op welke wijze overtreding van de Wet meldcode kan en moet worden gesanctioneerd wordt thans bezien in het kader van het desbetreffende wetstraject.

Vraag 5

Hoeveel gemeenten in Nederland werken volgens een convenant meldcode huiselijk geweld zoals het geval is in de gemeente Rotterdam? Hoeveel instellingen in de zorg weigeren volgens deze meldcode huiselijk geweld te werken?

Antwoord 5

Naast de gemeente Rotterdam hebben de gemeenten in de regio Den Haag op 16 april jongsleden een convenant huiselijk geweld getekend met alle partijen in de keten. Staatssecretaris Bussemaker is aanwezig geweest bij de ondertekening van dit convenant. Daarnaast werken gemeenten en instellingen in de regio Noord-Holland met een soortgelijk convenant. Voor zover mij bekend heeft tot op heden alleen het Riagg in Rotterdam publiekelijk aangegeven niet te willen werken met een meldcode huiselijk geweld.

Vraag 6

Wanneer bereikt het wetsvoorstel verplichte meldcode huiselijk geweld de Tweede Kamer? Deelt u de mening dat, gezien de ernst van huiselijk geweld en gezien het feit dat naar schatting 45% van de Nederlandse bevolking zelf ooit structureel slachtoffer is geworden van huiselijk geweld en jaarlijks ruim 100.000 kinderen in Nederland verwaarloosd of mishandeld worden, het noodzakelijk is dat dit wetsvoorstel zo snel mogelijk van kracht wordt? Zo ja, wanneer en hoe kan dit wetsvoorstel op de kortst mogelijke termijn van kracht worden?

Antwoord 6

Ja, gezien de ernst en de gevolgen van huiselijk geweld en kindermishandeling vinden wij het belangrijk dat instellingen en professionals zo snel mogelijk met een meldcode gaan werken om het geweld beter te gaan signaleren. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de wet heb ik een implementatietraject in gang gezet, zodat op het moment dat de wet van kracht is organisaties en professionals in staat zijn om met een meldcode te werken, voldoende geschoold kunnen worden en daardoor geweld beter gaan signaleren (zie kamerbrief van 20 november 2008: 28345-72).

Het streven is om het wetsvoorstel meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in het najaar van 2009 ter advisering aan de Raad van State aan te bieden. Begin 2010 zal het wetsvoorstel naar verwachting naar de Kamer worden gezonden. De beoogde inwerkingtreding van de wet is 1 januari 2011.

Vraag 7

Is het mogelijk en bent u bereid in afwachting van een wettelijk kader tijdelijk met een maatregel te komen om instellingen die weigeren hun verantwoordelijkheid te dragen in de aanpak van huiselijk geweld, kindermishandeling, eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking hiertoe te dwingen? Deelt u de mening dat lokale bestuurders zoals in Rotterdam door de landelijke overheid dienen te worden gesteund? Zo ja, hoe gaat u dit concreet regelen en binnen welke termijn?

Antwoord 7

Wij zijn vooralsnog niet van plan om tijdelijke maatregelen te treffen om instellingen die niet mee doen te dwingen mee te werken. Wij geloven sterk in de professionaliteit van de instellingen en hun medewerkers. De meldcode is een ondersteunend instrument dat juist die professionaliteit zal verbeteren. Er is veel draagvlak onder de professionals om met een meldcode te werken. Dit blijkt uit eerdere onderzoeken en uit het advies van de Stuurgroep Opstelten over kindermishandeling. Wij zijn van mening dat een krachtig invoerings- en implementatietraject van de meldcode meerwaarde heeft ten opzichte van het alleen van bovenaf afdwingen van medewerking.

Bestuurders van gemeenten hebben een regierol als het gaat om de bestrijding van onder andere huiselijk geweld. Naast het traject van de meldcode, wordt op dit moment in het kader van de uitvoering van de beleidsbrief ‘Beschermd en weerbaar’ een ondersteuningsprogramma opgezet in samenwerking met gemeenten en ketenpartners. In dit traject wordt ook de regierol van gemeenten meegenomen. U wordt hierover geïnformeerd in de voortgangsrapportage ‘Beschermd en weerbaar’ die u binnenkort ontvangt.

1) Nova, 8 april 2009