Antwoorden op kamervragen van Langkamp en De Roos over de zorgen van Federatie Opvang over kinderen en jongeren in de maatschappelijke opvang

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DMO-K-U-2922782

28 april 2009

Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Langkamp en De Roos aan minister Rouvoet over de zorgen van de Federatie Opvang over kinderen en jongeren in de maatschappelijke opvang. 2009Z05540)

Vraag 1

Wat is uw reactie op de brief van Federatie Opvang die aandacht vraagt voor de opvang van kinderen en jongeren in de maatschappelijke opvang? 1)

Antwoord 1
We vinden het een genuanceerde brief. Er wordt aandacht gevraagd voor de knelpunten, maar er wordt ook geconstateerd dat er goede stappen zijn en worden gezet.

Vraag 2

Bent u bereid ten aanzien van de hulpverlening aan zwerfjongeren, de verschillende beleidsterreinen en regels beter op elkaar af te laten stemmen, zoals de regels voor de jeugdzorg, de AWBZ, de Wet maatschappelijke ondersteuning, de bijstand en justitie?

Vraag 3

Bent u bereid te onderzoeken of verschillende wetten beter op elkaar aangesloten, desnoods samengevoegd, kunnen worden? Zo ja, wanneer kan dat onderzoek worden verwacht? Zo nee, waarom niet?

Antwoorden 2 en 3
Het zwerfjongerenbeleid is ondermeer (reeds) gericht op betere afstemming van beleidsterreinen. Zwerfjongeren hebben vaak meerdere problemen. En hebben dus ook vaak met verschillende wetten en regels te maken.
Waar wij op inzetten, is dat binnen de bestaande stelsels van wetgeving, de zorg rond de cliënt wordt georganiseerd. Met de persoonsgerichte trajecten die, samen met een sluitende samenwerking, het uitgangspunt vormen van de Stedelijke Kompassen wordt de hulp en begeleiding georganiseerd rond de cliënt.
In het ondersteuningsprogramma voor de Stedelijke Kompassen wordt dit jaar expliciet aandacht besteed aan zwerfjongeren. Daarbij wordt een verbinding gelegd met ‘Tijd voor Zwerfjongerenbeleid’, ook gesubsidieerd door VWS, waar een lokale aanpak centraal staat.
Ook worden partijen opgeroepen onderling afspraken te maken over afstemming, zoals recent in het Landelijk beleidskader jeugdzorg 2009- 2012, waarin provincies worden verplicht afspraken te maken met gemeenten om te voorkomen dat zwerfjongeren tussen wal en schip vallen.
In juni 2009 zal een congres plaatsvinden over zwerfjongeren. Alle relevante partijen komen hier bijeen om informatie uit te wisselen en samenwerkingsverbanden aan te gaan.
VWS en JenG stimuleren op deze manier dat partijen op lokaal niveau gezamenlijk een effectieve aanpak van de zwerfjongerenproblematiek organiseren.

Daarnaast hebben we casusonderzoek laten doen naar de aansluiting tussen de jeugdzorg en de maatschappelijke opvang, om te kijken welke knelpunten zich voordoen. Dat onderzoek komt voor de zomer 2009 beschikbaar.

Vraag 4

Hoe gaat u ervoor zorgen dat de afspraken tussen provincies en gemeenten over zwerfjongeren, die momenteel marginaal lijken te zijn, te verbeteren?

Vraag 5

Hoe gaat u ervoor zorgen dat de provinciale beleidskaders inhoudelijk beleid gaan ontwikkelen over de aanpak van het probleem van dakloze jongeren?

Antwoorden 4 en 5
In het Landelijk Beleidskader Jeugdzorg 2009-2012 is opgenomen dat provincies in het kader van hun beleidskaders en uitvoeringsprogramma’s hun activiteiten ten aanzien van zwerfjongeren af moeten stemmen met gemeenten.
De beleidskaders en uitvoeringsprogramma’s zijn inmiddels getoetst. Waar de gevraagde aandacht voor zwerfjongeren onvoldoende was, is inmiddels aan de betrokken provincies om nadere informatie gevraagd.
Wanneer de resultaten van het eerder genoemde casusonderzoek naar de aansluiting tussen jeugdzorg en maatschappelijke opvang bekend zijn, volgt het reeds eerder toegezegde overleg van de Minister voor Jeugd en Gezin en de Staatssecretaris van VWS met VNG, Federatie Opvang en het IPO over de aansluiting van jeugdzorg met de maatschappelijke opvang.

Vraag 6

Bent u bereid een “opvangatlas Nederland” te ontwikkelen waarin de opvang van zwerfjongeren in heel Nederland in kaart wordt gebracht? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6
De ‘opvangatlas Nederland’ is een wens van de Federatie Opvang en gaat over het aanbod van de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. VWS heeft tot nu toe terughoudend gereageerd in gesprekken met de Federatie Opvang, omdat het nu al erg veel moeite kost via de monitor Maatschappelijke Opvang goede capaciteitsgegevens van instellingen boven water te krijgen. Ik verwijs u wat dit betreft naar bijlage 1 van de Voortgangsrapportage Maatschappelijke Opvang 2008 die de Staatssecretaris op 1 april 2009 naar de Kamer gezonden heeft. De daarin opgenomen gegevens zijn beperkt, omdat nog steeds niet alle bij de Federatie Opvang aangesloten instellingen in staat zijn volledige capaciteitsgegevens aan te leveren.

Vraag 7

Bent u bereid in het onderzoek naar de problematiek van zwerfjongeren, dat in 2010 zal plaatsvinden, specifiek te kijken naar het beleid over onderwerpen als schuldhulpverlening, participatie, onderwijs en re-integratie naar werk van zwerfjongeren?

Antwoord 7
De onderwerpen van het onderzoek worden in samenspraak met het veld (waaronder de Federatie Opvang) en de Algemene Rekenkamer gekozen. De onderwerpen die in uw vraag worden genoemd, nemen we daarbij mee.

Vraag 8

Bent u bereid met een oplossing te komen voor het probleem dat kinderen die met hun moeder in een Regionale Instelling voor Beschermd Wonen (RIBW) geplaatst zijn en zelf als kind geen AWBZ indicatie hebben, opdat deze kinderen toch de noodzakelijke middelen krijgen voor noodzakelijke zorg voor het kind, zoals eten en kleding? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8
Dit is al als volgt geregeld in het Bijdragebesluit zorg.
Bij een langdurend verblijf in een AWBZ-instelling betaalt men meestal een hoge eigen bijdrage. Het bedrag dat overblijft, is het zogenaamde zak-en kleedgeld. Echter als een moeder, met kinderen waarvoor zij tevens kinderbijslag ontvangt, in een RIBW verblijft, betaalt zij een lage eigen bijdrage in de AWBZ. Daarmee houdt zij de rest van haar inkomen en kinderbijslag over voor de noodzakelijke kosten van haar kinderen.

Vraag 9

Bent u bereid meer opvangmogelijkheden voor meiden die slachtoffer zijn van loverboys te creëren, waar hen ook specialistische begeleiding geboden kan worden? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9
Er zijn op dit moment al diverse vormen van zorg waar jeugdigen die slachtoffer zijn van pooierboys kunnen worden begeleid.

Als een jeugdige die slachtoffer is van een pooierboy, opvoed- en opgroeiproblemen heeft, dan kan zij (of hij) in aanmerking komen voor jeugdzorg. Als geslotenheid nodig is om te voorkomen dat het slachtoffer zich aan de zorg onttrekt of daaraan door de pooierboy zal worden onttrokken, dan kan de jeugdige in de gesloten jeugdzorg terecht komen. Maar geslotenheid is pas aan de orde, als opname in de open jeugdzorg geen optie is in verband met de veiligheid van het slachtoffer. In de jeugdzorg zijn er hulpverleningsprogramma’s die ervoor zorgen dat meisjes die gevoelig zijn voor pooierboys meer weerbaar worden tegen deze kwalijke invloeden.

Daarnaast is de Staatssecretaris van VWS verantwoordelijk voor de vrouwenopvang, waar nu veel slachtoffers van mensenhandel worden opgevangen. Een onderdeel van de vrouwenopvang is Asja, waar specifiek slachtoffers van pooierboys worden opgevangen.

Vanuit Justitie is verder sinds 1 januari 2008 is de pilot «beschermde opvang» gestart, waar alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) die (mogelijk) slachtoffer zijn of dreigen te worden van mensenhandel, beschermd worden opgevangen.

Nu er vanuit diverse terreinen aandacht is voor deze doelgroep, zie ik op dit moment geen aanleiding extra opvangmogelijkheden te creëren.

1) Brief van Federatie Opvang d.d. 10 maart 2009, onderhands aan bewindspersoon verstrekt