Lustrum Nederlandse Vakbond voor Pluimveehouders

Minister Verburg was aanwezig bij het eerste lustrum van de Nederlandse Vakbond voor Pluimveehouders. Ze prees de sector vanwege de economisch voorhoedepositie . Wat betreft dierenwelzijn vroeg ze zich af of de sector wel de tekenen des tijds verstond.

Toespraak door de minister, G. Verburg, bij het eerste Lustrum van de Nederlandse Vakbond voor Pluimveehouders (NVP), 20 april 2009

Dames en heren,

Ik meen dat het precies op 21 april was dat de NVP ontstond. 2004. Een lustrum dus. Ik heb me daarom ook in het rood-wit gekleed. Van harte gefeliciteerd. Oók in deze tijd hebben vakbonden een belangrijke en maatschappelijk waardevolle rol te vervullen.

Drie pluimen zijn vandaag voor de pluimveehouderij als sector. De pluimveehouderij doet het goed vergeleken met andere EU-landen. Ondanks de economische crisis, ondanks hoge arbeidskosten en de schaarse ruimte, ondanks de hoge eisen, behoort de sector tot de top drie van EU-landen. En dat is een dik compliment waard.

Pluimen ook voor innovatie en voor vakmanschap. Nederlandse pluimveehouders kozen voor de kop door expertise op te bouwen en te innoveren. En daar ben ík trots op en daar mag ú trots op zijn.

Kracht, creativiteit en vakmanschap mag ik graag completeren. Met ambitie. Om van één plus één drie te maken. Mijn ambities heb ik vorig jaar met de zogenaamde visie duurzame veehouderij bekend gemaakt. 'Maatschappelijk draagvlak' is daar een onderdeel van. De consument kijkt namelijk graag met alle veehouders, dus ook de pluimveehouder mee in de stal. Als de laatste dan scoort op milieugebied en dierenwelzijn, is dat win-win. En helemaal, als die stallen ook nog eens in het landschap passen. U en ik weten dat heel goed mogelijk is. De Plantage en de Rondeel zijn integraal duurzame houderij-systemen die nu al voldoen aan de eisen van morgen. Ik kom nog op de integraal duurzame stal terug.

De tweede ambitie is dat we de sector voldoende mogelijkheden willen geven om concurrerend te blijven. Maar, de grootste ambitie is, dat we over vijftien jaar een veehouderij hebben, die in alle opzichten duurzaam produceert. Met respect voor mens, dier, milieu, maatschappij.

Hoe komen wij daar? Dat vraagt u zich misschien af. Mijn antwoord is: niet door eenzijdig strengere regels te stellen dan Europa voorschrijft, maar door te stimuleren. (En op dat de liefde van twee kanten moet komen, zoals uw voorzitter Oplaat zei, kom ik nog terug) Zo stimuleer ik:

  • Duurzame initiatieven vanuit de samenleving en het bedrijfsleven;
  • Investeringen in zonnepanelen, covergisters en luchtwassers;
  • Ik organiseer financiële, dan wel fiscale steun voor de veehouder die zijn stallen duurzaam maakt, duurzamer dan wettelijk verplicht. Ik leg het niet op, ik stimuleer het. Ook voor de innovatieve veehouder die daarbij een schaalsprong maakt; ik sluit de ogen immers niet voor de dynamiek van de wereldmarkt. Die veehouder die voor financiële ondersteuning in aanmerking wil komen, zal dan wel extra duurzame stappen moeten maken. Daar bewijst hij niet alleen zichzelf, maar ook de sector en de samenleving een grote dienst mee. Grote duurzame bedrijven, die duurzamer produceren, versterken uw voorhoedepositie op. En versterken het draagvlak in de samenleving;
  • En ik verruim de garantiemogelijkheden via het Borgstellingsfonds.

Er liggen voor de sector kansen in Den Haag. Maar kansen liggen ook bij marktpartijen en maatschappelijke organisaties in de keten. Zij zijn bepalend voor een duurzamere pluimveehouderij. Zeker als wij binnenkort met u en een groot aantal anderen de uitvoeringsagenda duurzame veehouderij gaan tekenen. De individuele pluimveehouder krijgt dan niet meer, maar minder met de minister van LNV te maken. En heel belangrijk: hij krijgt de ruimte om zijn bedrijf te ontwikkelen, en zijn positie op de markt en in de maatschappij te bepalen en vertsterken. Uiteraard binnen zekere randvoorwaarden.

Uw leden mogen van mij blijven vragen dat ik aan innovatie en aan de duurzame lijn vast hou. Ze mogen mij er op aanspreken, ook als het economisch tegen zit. Het kabinet houdt er aan vast. We hebben kort geleden 110 miljoen euro extra voor de landbouw uitgetrokken. Het meeste geld steek ik, opnieuw, in innovatieve en duurzame initiatieven. Duurzame stallen en luchtwassers.

Iedere ondernemer maakt zijn eigen keuzes. Er is niet één recept. Maar een duurzame voer-mest kringloop is wel één van de ingrediënten. Dat betekent dat veevoergrondstoffen dichter bij huis worden betrokken. Creëer die mogelijkheid! En laten we het samen regelen. We praten in Brussel ook over het stap voor stap weer toelaten van diermeel. Daar had uw voorzitter het al over en u wordt op uw wenken bediend. Als we diermeel kunnen toelaten in kippenvoer is de duurzaamheid daar erg mee gediend. Maar herintroductie moet ook zorgvuldig gebeuren. BSE mag nooit terugkeren! Cruciaal zijn goede laboratoria en goede methodes om al het veevoer -dus ook het kippenvoer- te kunnen controleren. Ons land werkt intensief mee aan het ontwikkelen daarvan, samen met andere EU-landen.

Produceren met respect is ook: het dier centraal stellen. Kippen moeten zich niet hoeven aanpassen aan de stal, nee, de stal moet op de behoeften en het gedrag van de kippen worden gebouwd. Stalsystemen moeten onder meer voorkomen dat snavelbehandelingen en andere fysieke ingrepen nodig zijn. Het Plan van Aanpak ingrepen biedt al waardevolle aanknopingspunten. Want u weet, in 2011 is het met een aantal fysieke ingrepen afgelopen en ik hoop en ga er van uit dat er dan nieuwe oplossingen zijn.

Dames en heren,

De sprong naar duurzaam betekent óók iets voor de pluimveehouder. Hij zal zijn werkwijze aan een kritisch oordeel moeten onderwerpen. Zich de vraag stellen: Kan het anders? Dat is een uitdaging, maar het kan. De eerste resultaten zijn er al. Kijk maar naar de Plantage en het Rondeel. Voor de vleeskuikenhouders en de legpluimveehouders die voor de eierproductenindustrie produceren, gaat er dit jaar een vergelijkbaar traject van start.

Ik noem in dit verband twee actuele welzijnsdossiers.

1. Als eerste het Europees legbatterijverbod in 2012. We weten het al heel lang, maar we staan nu echt aan de vooravond van het verbod. Ook in Nederland zal de legbatterij per 2012 verboden zijn. Ik steun dat en zal dat richting de Europese Commissie blijven steunen. In Nederland worden leghennen al voor ruim de helft in andere huisvestingssystemen (dus niet kooisystemen) gehouden. Dat is een hoog percentage in vergelijking met andere landen. De sector is op de goede weg. Ga zo door, ik blijf graag trots op u. Maar ik blijf vasthouden aan 2012.

2. Ten tweede de Vleeskuikenrichtlijn. En daar moet me eigenlijk iets van het hart. Want inderdaad de liefde moet van twee kanten komen, voorzitter Oplaat kan het goed vertellen. Tijdens de onderhandelingen in Brussel over de invoering van deze Europese regel heeft u mij als sector beloofd om inspanningen te gaan plegen tegen het veelvuldig voorkomen van voetzoolleasies. Omdat dat, gezien de dichtheid waar de kuikens op worden gehouden, een belangrijk welzijnseffect heeft op vleeskuikens. Maar dames en heren, ik ben teleurgesteld over het vervolg dat u hieraan hebt gegeven. Daar níet aan hebt gegeven! Er is nog geen resultaat om trots op te zijn. Binnenkort moet ik een keuze maken tussen 39 of 42 kilo per vierkante meter. Als u als sector geen grotere resultaten op dit gebied boekt, dan zie ik geen andere mogelijkheid dan dat het 39 kilo wordt. Dat vraagt er om dat u uw verantwoordelijkheid moet nemen. U hebt het als sector in eigen hand, maar ik heb wel eens het idee dat dat besef nog onvoldoende is doorgedrongen. Ik reken op u! Beschaam mij niet!

Ik ben wat dat betreft vol vertrouwen, en reken op u.

Maar stel nu eens. Stel dat uw bedrijf aan alle people, planet en profit wensen voldoet, dan… heeft u de toekomst…bijna. Want u en ik weten dat de vogelgriep en de Newcastle disease om waakzaamheid vragen. De vogelgriep is immers niet weg uit Europa. De Newcastle disease ook niet.

Dat gevaar kunnen we als overheid alleen samen weren. In het geval van de Newcastle disease kunnen we samen werken aan een preventiestrategie. Met vaccinatie vooraf en hygiënische maatregelen op de bedrijven. We kunnen de vogelgriep bij de kop pakken door alert te blijven op ziekteverschijnselen en deze zo snel mogelijk te melden via uw deelname aan de monitoring van vogelgriep.

Vaccinatie tegen vogelgriep, vooraf en tijdens een uitbraak, blijft van belang. Er wordt dan ook veel onderzoek gedaan naar bruikbare vaccins. Ik hoop, dat we aan een vaccinatiestrategie blijven samen werken. En in gesprek blijven over de afzet van producten van gevaccineerde dieren.

Dames en heren,

Ik waardeer ook uw betrokkenheid bij het convenant antibioticaresistentie, vorig jaar december. Ik hoop de afspraken in de praktijk op het bedrijf en in de sector terug te zien.

Ook al is dit maatschappelijk en economische gezien een gevoelig thema. De Task Force antibioticaresistentie moet doorgaan en maakt nu een doorstart. Ik heb om harde concrete resultaten gevraagd en harde streefwaarden. Welke sector streeft welke vermindering van antibiotica na?

Dames en heren, Ik heb voornamelijk gesproken over de kansen voor de pluimveehouderij als sector. Veel van uw leden hebben mij daar al veel van laten zien. De inzet en het potentieel is groot. Ook als vakbond timmert u al vijf jaar welgemoed aan de weg. En u weet dat het goed toeven is bij LNV, maar het gaat er soms ook ghard aan toe. Elkaar willen verstaan is niet eenzijdige eisen neerleggen. Een minister heeft meerdere belangen te dienen.

U moet bereid zijn om aan maatschappelijke eisen samen te werken. Dierenwelzijn is een belangrijk thema. U vraagt zich af of mensen op 6 hoog achter het voor u mogen bepalen. Dat vraagt van u of u de tekenen des tijds verstaat. U hebt een voorhoedepositie. Ik zal als minister met u samenwerken.