Antwoorden op kamervragen van Bouwmeester over de waarborging van de subsidie voor Gezin en Balans van Humanitas

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

21 april 2009

JZ-K-U-2914877

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Bouwmeester (PvdA) over de waarborging van de subsidie voor Gezin in Balans van Humanitas (2009Z02882/ 2080913870).

Hoogachtend,

de minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet

Vraag 1

Bent u bekend met het feit dat door uw beschikking met betrekking tot de subsidie voor Gezin in Balans van Humanitas een lastige situatie is ontstaan voor de organisatie van Gezin in Balans?

Vraag 2

Is het waar dat in de beschikking staat dat er sprake is van een overbruggingssubsidie voor het jaar 2009 en dat Gezin in Balans er voor moet zorgen dat de nazorg aan ex-gedetineerde moeders moet worden overgedragen aan de Centra van Jeugd en Gezin?

Antwoord 1 en 2

Op 27 februari 2009 heb ik een brief van Humanitas ontvangen waarmee kenbaar wordt gemaakt dat Humanitas bezwaar maakt tegen de subsidievoorwaarde dat de subsidie slechts voor één jaar wordt toegekend en hier bezwaar tegen wordt gemaakt.

In de beschikking waarmee de subsidie wordt verleend staat het volgende:
“Het nazorg traject voor moeders in detentie is inmiddels overgedragen aan 31 grote gemeenten. Bij de kleine gemeenten is dit nog niet gelukt. Mijn streven is dat uiteindelijk alle gemeenten het lokale nazorgtraject voor moeders in detentie gaan uitvoeren. Daarom verleen ik u voor 2009 een overbruggingssubsidie voor het aanbieden van het programma aan de kleine gemeenten. Ik ga er daarbij vanuit dat in 2009 verdere voortgang gemaakt wordt met het overdragen van de lokale nazorgtrajecten aan de regionale Centra voor Jeugd en Gezin en dat u mij daarover voor 1 juni en 1 oktober 2009 schriftelijke rapporteert. Indien deze overdracht onverhoopt onvoldoende voorspoedig verloopt zal mijn ministerie met u in contact treden om te bespreken op welke wijze de beoogde overheveling kan plaatsvinden.”

Met Humanitas is geconstateerd dat deze passage op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden en is afgesproken dat ik nader zal verhelderen wat de precieze strekking is. Hiertoe zal ik Humanitas onder meer een afschrift van de antwoorden op de onderhavige kamervragen toe doen komen.

Vraag 3

Is het waar dat het amendement van het lid Bouwmeester c.s. vraagt om de waarborging van de ondersteuning van een 50-tal nazorgtrajecten en niet om te faciliteren dat deze trajecten volgend jaar over kunnen naar de gemeenten? Zo ja, waarom moet Gezin in Balans dan als extra voorwaarde met alle gemeenten aan tafel?

Vraag 4

Is het niet zo dat door de relatief kleine doelgroep er juist geen meerwaarde is dat Gezin in Balans per gemeente uitgevoerd gaat worden, maar dat door de specifieke kenmerken van dit project een landelijke uitvoering veel meer voor de hand ligt?

Antwoord 3 en 4

Het is waar dat het amendement van het lid Bouwmeester c.s. vraagt om de waarborging van een 50-tal nazorgtrajecten in 2009 en dat het geen uitspraken doet over het al dan niet overgaan van deze nazorgtrajecten naar gemeenten.

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het lokale jeugd- en gezinsbeleid en voor nazorg na detentie. Deze nazorg kan naast opvoed- en opgroeiondersteuning ook andere aspecten betreffen, zoals zaken op het terrein van huisvesting en van werk en inkomen.
Het is aan de gemeente om te bepalen hoe zij de (na)zorg aan ex-gedetineerde moeders wil organiseren. Dit kan bijvoorbeeld via de reguliere opvoed- en opgroeiondersteuning of via inkoop van trajecten bij organisaties als Humanitas.

Het is dus niet zo dat Humanitas er voor moet zorgen dat de nazorg aan ex-gedetineerde moeders wordt overgedragen aan de Centra van Jeugd en Gezin of – meer in het algemeen – aan gemeenten. Het is aan de gemeente om te bepalen hoe zij vorm geeft aan deze nazorg, waarbij zij gebruik kan maken van Gezin in Balans van Humanitas. In 2008 en 2009 is een overbruggingssubsidie aan Humanitas verstrekt voor een aantal nazorgtrajecten, om te voorkomen dat voor de kwetsbare groep ex- gedetineerde moeders geen begeleiding geregeld is. De overbruggingssubsidies vormen echter nadrukkelijk een tijdelijke oplossing, teneinde de tijd te geven aan gemeenten om hun verantwoordelijkheid ten aanzien van ex-gedetineerde moeders op te pakken. Mijn programmaministerie volgt wat de ontwikkelingen op dit terrein zijn. Dit is de reden om Humanitas de hiervoor vermelde subsidievoorwaarde mee te geven dat zij mij daarover voor 1 juni en 1 oktober 2009 schriftelijk rapporteert.

Vraag 5

Wat gebeurt er in gevallen dat gemeenten niet mee willen werken aan de overgang van dit project naar de Centra van Jeugd en Gezin, als een ex-gedetineerde moeder zich in die gemeente gaat vestigen?

Vraag 6

Kunt u in uw visie over hoe de begeleiding van moeder en kind tijdens en na detentie plaats zou moeten vinden, die u conform de motie Bouwmeester c.s. voor 1 april 2009 aan de Kamer zal doen toekomen, ook meenemen hoe omgegaan wordt met kleinere gemeenten waarmee het lastig blijkt te zijn tot afspraken te komen?

Antwoord 5 en 6

Het is aan de gemeenteraad om indien nodig sturend op te treden als er onvoldoende invulling gegeven wordt aan de nazorg aan ex-gedetineerde moeders. Ik ben graag bereid aandacht te besteden aan dit aspect in de visie die ik uw Kamer zal doen toekomen. Uitvoering van deze motie, en met name omzetting van de visie in concreet beleid, vergt meer tijd dan de termijn die is genoemd in de motie omdat bij het onderzoek en de vaststelling van het beleid meerdere departementen en uitvoeringsorganisaties betrokken zijn.