Deeltijd WW om band met bedrijf te behouden

Werkgevers krijgen een nieuwe mogelijkheid om werknemers, die ze door de crisis zouden moeten ontslaan, te behouden Op de regeling voor deeltijd WW kunnen bedrijven een beroep doen die voldoende gezond zijn om door de crisis heen te komen, ondanks een tijdelijk tekort aan omzet en orders. Deze bedrijven hebben vaak de behoefte om met name gespecialiseerde vakkrachten te behouden voor als in de toekomst de vraag weer aantrekt. De regeling gaat in op 1 april en loopt tot 1 januari 2010.

Dit schrijft minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een brief over het sociaal overleg aan de Tweede Kamer. De regeling maakt deel uit van het pakket maatregelen dat kabinet en sociale partners hebben afgesproken. Voor de arbeidsmarkt, ondermeer scholing en deeltijd WW, komt tot en met 2011 700 miljoen euro extra beschikbaar. Voor de aanpak van de jeugdwerkloosheid wordt in 2009 en 2010 in totaal 220 miljoen euro extra uitgetrokken. De deeltijd WW komt in de plaats van de bijzondere regeling voor werktijdverkorting, die op 21 maart 2009 is afgelopen.

De werkgevers kunnen de deeltijd WW aanvragen voor hun werknemers na instemming van de vakbonden of personeelsvertegenwoordigers. Zij krijgen die dan eerst voor drie maanden en kunnen vervolgens twee keer een verlenging met zes maanden aanvragen. Met de vakbonden moeten de werkgevers ook afspraken maken over scholing tijdens de deeltijd WW.

De werknemers hoeven tijdens de deeltijd WW niet te solliciteren of een re-integratietraject te volgen. Werknemers met deeltijd WW leveren daarvoor opgebouwde WW-rechten in en bouwen tijdens het deeltijd WW geen nieuwe rechten op. De werknemers blijven gedurende de deeltijd WW in dienst bij de werkgever. Het is de bedoeling dat de werknemer na afloop van de deeltijd WW weer volledig gaat werken bij zijn werkgever. Als de werkgever hem toch tijdens de periode van deeltijd WW ontslaat, moet de werkgever het Uitvoeringinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) de helft van de betaalde werkloosheidsuitkering terugbetalen. Dat is ook het geval als de werkgever de werknemer ontslaat binnen minimaal drie maanden.

Een omscholingssubsidie van maximaal 2500 € moet het voor werkgevers aantrekkelijker maken om werknemers uit andere sectoren aan te nemen die hun baan dreigen te verliezen. Met de subsidie krijgt de werkgever de helft van de scholingskosten vergoed. De andere helft moet hij zelf betalen. Voorwaarde voor de subsidie is dat de werknemer na de scholing een diploma of certificaat behaalt. De overheid gaat verder de helft van de kosten van een traject voor een ervaringscertificaat, een zogeheten EVC-traject, vergoeden aan de werkgever voor werknemers die dreigen hun baan te verliezen en geen startkwalificatie hebben. Ook krijgen gemeenten, UWV en O en O-fondsen een extra mogelijkheid om voor maximaal 90 miljoen euro ESF-subsidie aan te vragen voor het aan het werk helpen van werkzoekenden.

De sociale partners hebben toegezegd zich in te zetten voor een verantwoorde loonontwikkeling. Voor het kabinet is de koppeling van de uitkeringen aan de lonen het uitgangspunt. De bijdrage voor de loonontwikkeling in de collectieve sector wordt door het kabinet op nul gesteld. Het kabinet streeft voor 2009 en 2010 naar een evenwichtige koopkrachtontwikkeling en zal de lastenverzwaring zoveel mogelijk beperken. Ook lagere overheden zullen worden aangespoord lastenverzwaring in deze jaren zoveel achterwege te laten.

Het kabinet heeft het voornemen de AOW-leeftijd te verhogen tot 67 jaar omdat dit een aanzienlijke bijdrage (0,7 procent BBP) levert aan de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en aanvullende pensioenen, de verhoging van de arbeidsparticipatie en de verlaging van de collectieve uitgaven. Desondanks wil het kabinet de SER de gelegenheid geven om voor 1 oktober 2009 in een advies een alternatief aan te reiken.

De regeling voor de verlenging van de termijn voor kortetermijnherstelplannen voor aanvullende pensioenen wordt aangepast. Als pensioenfondsen pensioenen zouden moeten korten als gevolg van de herstelplannen, hoeven ze dat niet te doen voor 1 januari 2012. Als gevolg hiervan hoeft in beginsel gedurende drie jaar niet gekort te worden op de pensioenen.