Toespraak minister Ter Horst bij opening symposium de-radicalisering

Dames en heren, van harte welkom.

Ik verwelkom in het bijzonder onze buitenlandse gasten uit Singapore, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk. Hoewel ze uit hele verschillende landen komen, hebben ze één ding gemeenschappelijk: ze zijn allemaal deskundig op het gebied van polarisatie en radicalisering, en vooral op het gebied van de-radicalisering, het onderwerp dat vandaag centraal staat.

Ze zijn hier voor u.

Ze zijn hier omdat ik ervan overtuigd ben dat we in Nederland veel nuttigs van hen kunnen opsteken voor de aanpak van polarisatie en radicalisering. We zijn in Nederland een bepaalde weg ingeslagen maar we hebben de wijsheid niet in pacht. Vandaar dat ik veel waarde hecht aan nieuwsgierigheid en kennisuitwisseling.

Afgelopen najaar was ik op werkbezoek in Singapore. En ik maakte daar kennis met de organisatie “Religious Rehabilitation Group” – de organisatie waar de heer Bin Mohamed Hassan en de heer Bin Ali deel van uitmaken.

Deze organisatie heeft ruime ervaring met de-radicalisering. En wat mij in het bijzonder aansprak was de inzet van godsdienstgeleerden. Mensen met grote kennis van de Islam en de Koran zetten zich in om het gesprek aan te gaan met geradicaliseerde personen.

Hun kennis is cruciaal. Het geeft ze een ingang bij geradicaliseerde groepen en dat biedt mogelijkheden om de ogen te openen voor een andere, vreedzame, manier van geloven.

In Nederland kennen we - op enkele lokale initiatieven na - zo’n gestructureerde inzet van godsdienstgeleerden niet.

Misschien is het onbekendheid.

Misschien zijn we te voorzichtig.

In Nederland kennen we een scheiding tussen kerk en staat. De staat bemoeit zich niet met de manier waarop iemand zijn geloof in praktijk brengt. Ik wil daar op geen enkele manier aan tornen, maar die scheiding wil niet zeggen dat er geen contact kan zijn tussen religieuze instellingen en overheid om maatschappelijke samenhang te bevorderen.

Die scheiding wil ook niet zeggen dat de overheid om diezelfde reden geen gebruik kan maken van de bestaande religieuze infrastructuur, en daaronder versta ik ook kennis over Islam en Koran.

Laten we open staan voor andere ervaringen. Dat is de inzet van vandaag. Onze aanpak kan er alleen maar sterker van worden. Radicalisering lijkt hoog op de agenda te staan, maar op lokaal niveau bestaat de neiging om vooral in beweging te komen bij incidenten. Een conflict als in de Gazastrook kan het urgentiegevoel aanwakkeren, en dat is terecht. Maar laat de aandacht niet weg-ebben in ogenschijnlijke rustige periodes. Als we dan verslappen kunnen we het zicht verliezen en contacten kwijtraken. We moeten blijven investeren.

Misschien moet ik iets meer zeggen over onze aanpak van polarisatie en radicalisering: de Dutch approach: wat houdt die in en waar staan we?

In Nederland komt radicalisering voornamelijk voort vanuit een rechtse ideologie of een Islamitische ideologie, maar ook dierenrechtenactivisten verharden hun acties. Vandaag hebben we het vooral over de eerste twee vormen van radicalisering.

Uit de trendanalyse van eind 2008 blijkt dat in Nederland georganiseerde rechts-extremistische verbanden naar schatting ongeveer 600 actieve aanhangers hebben. De groep die sympathiseert met het rechts-extremistische gedachtegoed is daarvan een veelvoud.

Verder zijn er naar schatting circa 25.000 tot 30.000 jongvolwassene moslims die ontvankelijk zijn voor eventuele radicalisering. Hieronder bevinden zich ongeveer 2500-3000 potentiële radicalen.

Vergeleken met andere landen hebben we veel aandacht voor het vroegtijdig signaleren en het voorkomen van radicalisering. Hierbij is vooral het lokaal bestuur aan zet die gebruik maakt van de kennis en contacten van de wijkagent, leraar en jongerenwerker. Zij kunnen de temperatuur meten in de wijken, de scholen en moskeeën.

Helaas kunnen we niet altijd voorkomen dat er toch mensen zijn die over de drempel gaan. Wat is dan de beste strategie?

Houvast biedt een studie van het Instituut voor Migratie- en Etnische Studies (IMES). De studie laat zien dat er niet één methode is voor iedere groep. Voor rechts- en linksradicalen ligt de sleutel vooral in aansluiting bij de samenleving, kortgezegd: ‘wonen, werk, wijf’.

Maar bij andere groepen zoals de radicale Molukkers in de jaren 70 hebben we gezien dat dit niet voldoende is. Tegenwoordig weten we ook dat dit geldt voor Islamitische radicalen. Onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam die een aantal Salafisten hebben gevolgd, constateerden onlangs: “Het gaat niet om irrationele warhoofden.”

Kortom: bij deze groeperingen gaat het om de inhoud van de ideologie. En de sleutel ligt bij hen in de overtuiging, op basis van religieuze kennis.

We hebben ook praktijkervaring opgedaan met de-radicalisering. Bijvoorbeeld in de Amsterdamse deelgemeente Slotervaart waar ervaring is opgedaan met de inzet van een radicaliseringsdeskundige. Maar ook in Winschoten waar problemen waren met rechts-extremistische jongeren, een problematiek die zich vooral voordoet in de kleinere steden. In beide plaatsen lijken successen te worden behaald.

Welke lessen trekken we uit die – overigens nog maar minieme – praktijkervaringen?

Ten eerste is de betrokkenheid van de burgemeester (het mag ook een wethouder zijn) doorslaggevend. Zijn of haar aandacht kan samenwerkingsvormen in beweging zetten. Dat laat Winschoten zien.

Ten tweede blijkt uit Slotervaart dat de inzet van mensen met grote kennis van de Islam heel belangrijk is. Vanwege hun kennis en achtergrond hebben ze veel beter toegang tot de groepen radicalen.

Er blijven genoeg vragen over. Bijvoorbeeld:

- hoe betrek je de geloofsgenoten in de Islamitische gemeenschap bij de omgang met radicaliserende moslimjongeren?

- Hoe zorg je ervoor dat ouders, politie, jongerenwerkers en anderen goed samenwerken om de jongere op het rechte pad te krijgen én te houden?

Kennis en expertise zijn hier van groot belang. En vandaag is veel kennis bij elkaar. Ik verwacht dan ook dat u die kennis met elkaar wilt delen, en het liefst vanuit de praktische invalshoek: wat kan ik ermee?

Uw conclusies tellen mee. Ook in internationaal opzicht. Volgende week ga ik naar een internationale conferentie over radicalisering in Berlijn en ik wil graag ook andere landen laten profiteren van uw bevindingen. Ik wens u veel succes!