In ontvangstname van het WRR-rapport 'Vertrouwen in de school'

Dames en heren,

Tijdens de 80e conventie van de Federatie van Amerikaanse leraren, werd een lerares naar haar grootste uitdaging gevraagd.

Zij antwoordde dat ze moedeloos werd van al die mensen die het over dié kinderen hadden.
Dié kinderen kunnen niet leren.
Dié kinderen willen gewoon niet leren.
Dié kinderen halen het nooit meer in.' Ze noemde dat het 'these-kids-syndrome'.

'Dié kinderen', zei ze, 'dat zijn ónze kinderen'.

Meer dan ooit is vandaag, in een tijd van economische crisis, educatie een essentieel onderwerp. Willen we sterker uit deze crisis komen zullen we, naast andere maatregelen, in moeten zetten op onderwijs.

Ieder mens heeft talenten. Nederland is een kénniseconomie en daarbinnen telt ieder jong talent!

We hebben het vandaag over een groep jongeren, met een opeenstapeling van problemen. Drugs, schulden, soms geen vast thuis, ouders die in de criminaliteit zitten. De maatschappelijke uitvallers, waar een schooldirecteur geciteerd in het rapport over verzucht: 'Niemand houdt van ze'.

Dié kinderen (ook wij zijn het daar hier met elkaar over eens) dat zijn ónze kinderen. Hún toekomst is ónze toekomst.
En hún schoolopleiding is ónze verantwoordelijkheid.' En we moeten alles op alles zetten ze voor de samenleving te behouden!

De Franse leraar Daniel Pennac beschrijft in zijn prachtige boek 'Schoolpijn' hoe hij zulke overbelaste jongeren de klas binnenkrijgt:

'Ze komen nooit alleen naar school. Er komt een ui de klas binnen. Een aantal lagen van verdriet, angst, boosheid, onbevredigde behoeften. Een woeste onverschilligheid, en dat alles tegen de achtergrond van een verleden vol schaamte, een heden dat weinig goeds te bieden heeft en een verloren toekomst. Zie ze komen met hun lichamen in wording en hun familie in hun rugzakken. De les kan pas beginnen als de last op de grond staat en de ui gepeld is.'

Dat vergt heel wat van leraren, die elke dag opnieuw moeten proberen deze jongeren met aandacht en structuur bij de les te krijgen en te houden. Maar doen ze dat niet, dan hangt hun bestaan (in Pennacs woorden) 'boven de modderpoel van een onbestemd gemis'.

Of zoals ik het op z'n Hollands zeg: dan glijden ze af en raken ze voorgoed uit zicht; met hun dromen en met hun capaciteiten.

We hoorden net hoe Karin Slot, Fons Deen, Eric Jongman. Jeroen Klooster van de Amsterdamse school dagelijks met liefde en veel inzet hun werk doen.

Dat zijn de mensen aan het front, die week in week uit, iedere dag weer het verschil maken. Soms het onmogelijke bereiken. Door structuur en verbondenheid. Omdat ze ervan uitgaan dat elke jongere telt, en elke jongere een kans verdient.

Dat is goud. Daar moeten we het van hebben. Dat moet onze koers zijn, juist als het om deze speciale, moeilijke groep jongeren gaat.

Iedereen moet mee doen. En er mag geen snipper talent voor de samenleving verloren gaan. We hebben te maken met ontgroening en vergrijzing. In de toekomst zijn het niet meer vijf maar twee mensen die werken voor één gepensioneerde. We hebben iedereen, maar dan ook iedereen heel hard nódig.

Daarom is onze aanpak van voortijdig schoolverlaten zo ambitieus, en feiten onderstrepen dat.

• Schoolverlaters met een startkwalificatie hebben 2x zoveel kans op een baan, hebben dus minder vaak een uitkering nodig. Ze doen minder een beroep op jeugdzorg, komen 5x minder in aanraking met politie en justitie.

We kunnen kiezen:

Zetten we alles op alles om ervoor te zorgen dat jongeren hun school afmaken, zodat ze later in hun leven een positieve bijdrage kunnen leveren aan de samenleving?

Of laten we ze nu schieten, waarmee de kosten later vele, vele malen hoger zijn, en het de samenleving veel onnodige en negatieve energie kost?

Het antwoord lijkt me helder. Nee! Natuurlijk laten we ze niet schieten. Maar het vergt wel dat er een aantal knoppen omgaan, op alle niveau's. Verkokerd denken kunnen we ons niet permitteren.

We kunnen de lat wat mij betreft niet hoog genoeg leggen. Ambitie is geen vies woord als het gaat om de toekomst van onze kinderen.

Daarom hebben we met alle gemeenten en bijna alle scholen in Nederland afspraken gemaakt om het aantal schooluitvallers met 40 % te laten dalen.
Daarom zetten we in op betere beroepskeuze, op een sluitende verzuimaanpak.
Daarom zetten we in op mentoren, op een goede begeleiding van jongeren, met de nadruk op preventie.

Daarom zijn we bezig met leerwerktrajecten voor deze jongeren, voor wie de praktijk beter werkt dan alleen de theorie.
Daarom zijn we gestart met een prachtexperiment met 38 vmbo-mbo2 trajecten, waar jongeren gewoon in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven. En dus de verbondenheid en structuur krijgen die ze nodig hebben.

Dié aanpak zetten we voort.

Hoe hoger de ambities, hoe dichter we ook bij die harde kern komen, de kleinste groep, met de grootste problemen. De maatschappelijke uitvallers.

Voor deze groep is meer nodig.

En daarmee spreek ik ook mijn waardering uit voor dit rapport. Omdat het de groep overbelasten, maatschappelijke uitvallers zoals Pieter Winsemius ze noemt, zo helder onderscheidt van de rest.

Overbelaste jongeren die thuisloos zijn, criminaliteit in de gezinssituatie, drugsproblematiek, ongewenste zwangerschap, noem het allemaal maar op.
Jongeren met problemen die ver buiten de muren van de school reiken. Maar….. voor wie de school wel de aangewezen plek is om uit het moeras te komen en de weg omhoog terug te vinden. De school is voor hen het anker.

Het rapport geeft een aantal belangrijke adviezen waar we later in de kabinetsreactie zeker nader op in zullen gaan.
Eén van de adviezen luidt: rust de scholen die dat willen optimaal toe om deze jongeren een totaalpakket te bieden. En zorg daarbij voor een klein team van leraren en frontwerkers die deze jongeren snel en slagvaardig alle zorg kunnen bieden die ze nodig hebben. En zorg er als overheid voor dat je die gestroomlijnde aanpak faciliteert.

Pieter, je hebt goeie rapporten, die hun sporen nálaten. En je hebt goeie rapporten, die hun zonnige stralen al voorúit werpen. Dat laatste geldt voor dit rapport 'Vertrouwen in de school'.

Mede door jouw persoonlijke betrokkenheid in Rotterdam zijn we al bezig proef te draaien met de zogenaamde wijkschool.

In november heb ik samen met mijn collega's van Jeugd en Gezin, WWI, Justitie en Sociale Zaken de handtekening gezet onder dit experiment:

Een school met een klein team van leraren voor één op één begeleiding.
Met een directe verbinding naar collega's uit de jeugdzorg, justitie, met ouders, met alle denkbare voorzieningen in de wijk.
Met praktijkgericht onderwijs en één gebundelde geldstroom.

Een school dus die je eigenlijk een plus-school avant la lettre kunt noemen.
En waar we, als het werkt, mee doorgaan.

Let wel: …..dat lukt alleen als het onderwijs er niet alleen voor komt te staan. De samenleving vraagt heel wat van scholen. Wat mij betreft mag het probleem van overbelaste jongeren niet tot overbelaste schólen leiden.
Maatschappelijke uitval, dat stelt Winsemius ook glashelder, is een maatschappelijk probleem. En de totaalaanpak die we hiervoor op de school als ankerpunt willen bieden, die moet Kabinetsbreed en gecoördineerd worden aangepakt.

In het kabinet bestaat betrokkenheid bij deze groep jongeren. We realiseren ons terdege dat we alles op alles moeten zetten om hen erbij te houden. Dat is ook de reden dat er meer dan in het verleden samen opgetrokken wordt.

De wijkschool is een voorbeeld. Een ander mooi voorbeeld is de inzet van het participatiebudget waarin de middelen van re-integratie, inburgering en volwasseneneducatie sinds 1 januari jl. gebundeld zijn.
Ik ben heel blij dat het kabinet kon instemmen met de wens vanuit de Kamer om deze middelen ook te benutten voor leerwerktrajecten voor 16- en 17-jarigen. Dit geeft voor gemeenten en scholen een wereld aan nieuwe mogelijkheden. Benut die ruimte!

Afgelopen vrijdag heeft de MR kennisgenomen van het WRR-rapport. André Rouvoet van Jeugd en Gezin en ik nemen het voortouw voor de Kabinetsreactie die op het rapport volgt. Maar ik kan u wel zeggen dat een flink aantal collega's van ons aangegeven heeft actief betrokken te willen zijn bij de totstandkoming van deze reactie.
Daar kunnen ze wat mij betreft op rekenen. Die betrokkenheid is in alle opzichten essentieel!

Tot slot: vóór mij kwam een aantal frontwerkers aan het woord. In het debat onder leiding van Felix Rottenberg gebeurt dat opnieuw. En terecht. Want daar begint en eindigt het mee. Als wat wij met elkaar bedenken niet weerklinkt op de werkvloer, in de school komen we nergens. Ik hoor dus graag uw mening, en wens u allen een inspirerende middag toe!