Antwoorden op kamervragen van Arib over genitale verminking

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DMO-K-U-2899812

9 januari 2009

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Arib (PvdA) over genitale verminking (2080906920).

de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

mw. dr. J. Bussemaker
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Arib over genitale verminking (2080906920).

Vraag 1

Bent u op de hoogte van het artikel waarin wordt aangegeven dat genitale verminking vaker voorkomt dan wordt gedacht? 1)

Antwoord 1

Ja

Vraag 2

Wat is uw mening over dit artikel, met name over het feit dat uit de pilot in Amsterdam blijkt dat de officiële schatting dat 50-500 meisjes per jaar genitale verminking ondergaan het topje van de ijsberg is?

Vraag 3

Welke gegevens uit de pilot in Amsterdam wijzen er op dat de officiële schatting te laag is? Wijzen gegevens uit de overige pilots daar ook op?

Antwoord 2 en 3

Uit de gegevens van Amsterdam blijkt niet dat slechts het topje van de ijsberg zichtbaar is, zo leert ook navraag in Amsterdam. In alle zes de pilots is gewerkt aan het vergroten van de zichtbaarheid van de VGV-problematiek en het verbeteren van de preventie van VGV. Het aantal van 50 is gebaseerd op een eerdere schatting, die afkomstig is uit een beperkt onderzoek van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) onder professionals in de zorg en het onderwijs in Amsterdam en Tilburg. Uw Kamer is hierover in augustus 2005 bericht door de toenmalige Minister van VWS . Het aantal van 500 blijkt bij navraag geen onderbouwing te kennen. Ik hecht er zeer aan een zo precies mogelijk beeld te krijgen van mogelijke risicogroepen. Daarom laat ik momenteel onderzoek doen onder verloskundigen met betrekking tot de omvang van Vrouwelijke Genitale Verminking (VGV) in Nederland. Ik breng u hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte.

Vraag 4

Wat is uw mening ten aanzien van het feit dat Unicef aangeeft dat 20.000 meisjes in Nederland het risico lopen te worden besneden?

Antwoord 4

Het aantal van 20.000 meisjes blijkt een schatting van Unicef te zijn. De schatting is gebaseerd op een risico-inschatting op grond van het aantal meisjes in Nederland dat afkomstig is uit risicolanden met betrekking tot VGV. Ook in dit kader is het bij vraag 3 genoemde onderzoek relevant.

Vraag 5

Klopt het dat met verloskundigen afspraken zijn gemaakt dat vrouwelijke genitale verminking van moeders gemeld moet worden aan Jeugdzorg? Hoe dwingend zijn deze afspraken?

Antwoord 5

Er zijn afspraken gemaakt tussen verloskundigen en de Jeugdgezondheidszorg in Amsterdam om te melden wanneer moeders besneden zijn. Dit gebeurt alleen met toestemming van de ouders. Dit betekent dat de hulpverlener waar het gezin aan wordt overgedragen in de jeugdgezondheidszorg op de hoogte is van het feit dat er een extra risicofactor aanwezig is. Dat zorgt voor extra alertheid bij de uitvoering van het eigen gespreksprotocol van de jeugdgezondheidszorg.

In het bulletin VGV van de Inspectie voor de Gezondheidszorg dat ik in maart 2008 aan uw Kamer toezond, staat dat het standpunt van de KNOV (Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen) zich niet beperkt tot een stellingname maar dat het verloskundigen ook een concrete leidraad biedt voor een professionele houding en zorgvuldige handelswijze bij de zorg aan vrouwen die in hun jeugd een besnijdenis hebben ondergaan .

Vraag 6

Klopt het dat het meldpunt Kindermishandeling en de zedenpolitie worden ingeschakeld, wanneer een gezin met dochter(s), waarvan is gemeld dat de moeder vrouwelijke genitale verminking heeft ondergaan, naar het land van herkomst reist? Hoe wordt dit nagegaan? Door wie worden het meldpunt Kindermishandeling en de zedenpolitie dan ingeschakeld? Hoe vaak is dit al gebeurd?

Antwoord 6

Meldingen van (vermoedens van) VGV komen terecht bij het AMK. Door middel van een gesprek met de ouders wordt onder meer nagegaan of de familie plannen heeft om het land van herkomst te bezoeken. Er wordt tevens nadrukkelijk gesproken over het feit dat meisjesbesnijdenis strafbaar is, ook als een meisje dat in Nederland woonachtig is, in het buitenland wordt besneden. Indien daar aanleiding toe is, is het zaak dat het AMK de Raad voor de Kinderbescherming inschakelt en/of aangifte doet bij de zedenpolitie.
Uit de registratie van de AMK’s van de MO-groep blijken 27 meldingen en adviesvragen binnengekomen. U ontvangt binnenkort de beleidsreactie op het onderzoek naar herkomst en aard van deze meldingen.

Vraag 7

Klopt het dat in de begroting VWS voor 2009 staat dat euro 0.8 mln. beschikbaar is voor het structureel maken van de aanpak in de zes pilotregio’s, het vergroten van de meldingsbereidheid en de Europese en internationale agendering van vrouwelijke genitale verminking? Kan aangegeven worden hoe dit geld precies wordt verdeeld?

Vraag 8

Klopt het dat de zes pilots een half jaar verlengd worden? Kan er van worden uitgegaan, gezien het feit dat de pilots nu geëvalueerd worden, dat de financiering voor de aanpak van vrouwelijke genitale verminking, zoals die nu in de pilots geschiedt, doorloopt na afloop van de pilotperiode? Zo ja, waar is dit opgenomen in de begroting voor 2009, en hoe wordt dit geld verdeeld?

Antwoord 7 en 8

Momenteel worden de pilots geëvalueerd om onder meer te bezien welke elementen in de zes pilots structureel moeten worden gemaakt en welke onderdelen landelijk worden opgepakt. Voor de voortzetting van de pilots en de landelijke uitrol ervan is in totaal 1 miljoen euro per jaar beschikbaar. Expertisecentrum Pharos voert daarnaast allerlei preventieve projecten uit ten aanzien van VGV en ontvangt hiervoor ongeveer euro 600.000,-, onder andere ten behoeve van internationale agendering. In het kader van de Europese c.q. internationale samenwerking ben ik in november 2008 naar Frankrijk geweest. Dit om in de banlieu Seine St. Denis met eigen ogen de Franse aanpak van VGV te kunnen aanschouwen en de ervaringen daarmee te bespreken. Daarbij gaat het van preventie en signalering tot opvang en vervolging. Voorts is afgesproken te bezien hoe Frankrijk en Nederland tot betere Europese samenwerking kunnen komen.
Met belangenorganisatie FSAN zijn wij momenteel nog in overleg over de subsidie voor 2009; de bedoeling is om de subsidie een jaar te verlengen. Gekoppeld aan de eerder genoemde evaluatie in de zes regio’s wordt ook bekeken welke inzet (en daaraan gekoppelde subsidies) van FSAN na medio 2009 gewenst is.

Vraag 9

Bent u bereid in navolging van de afspraak met het vorige kabinet , de Kamer ieder voorjaar, uiterlijk vóór 1 mei 2009, een voortgangsrapportage te zenden over de uitvoering van de maatregelen tegen vrouwelijke genitale verminking?

Antwoord 9

Ik zal de Kamer periodiek informeren, gelijktijdig met de voortgangsrapportage over de uitvoering van de beleidsbrief ‘Beschermd en Weerbaar’ zodat uw Kamer de benodigde informatie over al deze thema’s in samenhang ontvangt. De voortgangsrapportage 2009 zal in het voorjaar aan de Tweede Kamer worden gezonden.

Vraag 10

Bent u bereid deze schriftelijke vragen vóór 10 december 2008 te beantwoorden in verband met de stemmingen over de VWS-begroting 2009?

Antwoord 10

Doordat de vragen met diverse partijen afgestemd dienen te worden, is dit helaas geen haalbare termijn gebleken.

1) Metro, 28 november 2009