Kabinet vraagt SER advies over participatie jongeren met stoornissen

Het kabinet wil onnodige medicalisering van jongeren met ontwikkelings- en gedragsstoornissen tegengaan. De ministerraad heeft op voorstel van minister Rouvoet voor Jeugd en Gezin ingestemd met het vragen van advies aan de Sociaal Economische Raad over de beleidswijzigingen die nodig zijn om de (arbeids)participatie van deze jongeren te bevorderen.

De vraag naar voorzieningen ter ondersteuning van jongeren met problemen neemt toe, vooral vanuit een groeiende groep jongeren met ontwikkelings- en gedragsstoornissen. Oorzaken zijn onder andere:

  • afwijkend gedrag wordt eerder herkend als een stoornis;
  • de eisen van de samenleving en het onderwijs worden steeds hoger;
  • beleid en uitvoeringspraktijk hanteren steeds ruimere definities;
  • de regelingen bevatten mechanismen die het gebruik ervan doen toenemen.

Het kabinet wil voorkomen dat deze jongeren onnodig langdurig afhankelijk worden van collectieve voorzieningen. Veel van hen willen en kunnen werken, zeker als rekening wordt gehouden met hun stoornis of probleem. Maar het is de vraag of de regelingen waar deze jongeren gebruik van maken goed zijn ingericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt.

Om vast te stellen welk beleid het beste werkt, stelt het kabinet de volgende vraag aan de SER: 'Welke beleidswijzigingen (lopende initiatieven in acht nemend) zijn wenselijk om onnodige medicalisering tegen te gaan en jongeren met ontwikkelings- en gedragsstoornissen zo goed mogelijk toe te rusten voor participatie tijdens hun volwassen leven.'

Specifiek wordt gevraagd om te kijken op welke wijze sociale partners de participatie van jeugdigen met stoornissen kunnen stimuleren; hoe onderwijs, jeugdbeleid en maatschappelijke ondersteuning meer gericht kunnen worden op het voorkomen van onnodige afhankelijkheid van regelingen en wat nodig is om de focus bij professionals zoveel mogelijk op participatie te leggen.

De inschatting is dat het advies betrekking heeft op zo'n 600.000 jongeren onder de 23 jaar, waarvan 200.000 tot 240.000 met een psychische problematiek en 348.000 met een lichte verstandelijke handicap. De SER wordt gevraagd om voor augustus 2009 een advies uit te brengen.