Brief aan de Tweede Kamer over de rol CTIVD bij veiligheidsonderzoeken

Op 25 september jongstleden is tijdens een debat naar aanleiding van een algemeen overleg met uw vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een (voorgenomen) motie van de heer Van Raak besproken met daarin - kort gezegd - het verzoek om de commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (CTIVD) een rol te laten spelen in het kader van veiligheidsonderzoeken, meer in het bijzonder bij voorgenomen weigeringen van verklaringen van geen bezwaar.

Ik heb aan de leden van de vaste commissie uitgelegd dat ik daar geen voorstander van ben. Een belangrijk argument daarbij is dat de CTIVD in de voorgestelde rol zelf onderdeel zou gaan uitmaken van het besluitvormingstraject in het uitvoeringsproces. Een dergelijke rol verdraagt zich naar mijn mening niet met de uitoefening van onafhankelijk toezicht door de CTIVD op die uitvoering. Ik heb aan het slot van het overleg toegezegd dat ik aan de CTIVD de vraag zou voorleggen of zij deze mening deelt.

Bijgaand doe ik u de reactie van de CTIVD op mijn vraag toekomen. Ik constateer dat de CTIVD mijn eerder ingenomen standpunt onderschrijft.

De CTIVD geeft in haar brief daarnaast aan weigeringen van verklaringen van geen bezwaar te monitoren en indien nodig daarover te rapporteren. Tevens kan
de CTIVD een concreet veiligheidsonderzoek aan een rechtmatigheidsonderzoek onderwerpen zoals ze aangeeft te gaan doen in het veiligheidsonderzoek van de heer F.P. Goudwaard. Bij dat laatste teken ik aan dat die zaak ook nog onder de rechter is.


DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,

Mevrouw dr. G. ter Horst