Speech van de minister-president tijdens de viering van de Dutch-American Friendship Day, Den Haag, 19 april 2007

Eerste viering van de vriendschappelijke betrekkingen tussen Nederland en de Verenigde Staten

Excellentie, Mr. Shorto, Mrs. Oomen, dames en heren,

Ik wil u, Mr. Arnall, hartelijk bedanken voor uw uitnodiging. Maar vooral wil ik de mensen bedanken die het initiatief hebben genomen tot de instelling van deze Dutch-American Friendship Day. Congressman Hoekstra, congressman Van Hollen, congressman Lantos. Het is een besluit van het Congres dat we van ganser harte verwelkomen en omarmen.

Op deze Friendship Day wil ik allereerst mijn meeleven betuigen met de mensen in Blacksburg, na de vreselijke gebeurtenissen van afgelopen maandag. We delen het verdriet van het Amerikaanse volk. Onze gedachten en gebeden gaan uit naar de mensen die een dierbare hebben verloren.

Dames en heren, op een koude winterdag begin 1781 leerde een jongen van 13 schaatsen op het ijs van de grachten in Leiden. Hij was trots op zijn gloednieuwe schaatsen; een cadeau van zijn vader. Die moedigde zijn zoon aan. "Skating is a fine art, mijn jongen", zei hij. "Het gaat in de schaatsport niet alleen om kracht en snelheid. Maar vooral om 'grace'. It is grace that constitutes the perfection of it."

De jongen heette John Quincy Adams en zou later president van de Verenigde Staten worden.

Evenals zijn vader, de latere president John Adams.

Twee grote Amerikaanse schaatsliefhebbers in een Hollands winterlandschap.

En dat ver voor de tijd van Shani Davis en Chad Hedrick…

Dames en heren, meer dan twee jaar woonde John Adams in Nederland, van augustus 1780 tot oktober 1782. Hij was een man met een missie. Hij wilde de Nederlandse confederale regering - de Staten-Generaal - overhalen om de jonge Amerikaanse republiek te erkennen.

En - moet ik toegeven - wij Nederlanders hebben het hem niet gemakkelijk gemaakt. Hij moest eindeloos praten en pleiten. Draagvlak zoeken bij regenten en bevolking. Lobbyen tot hij erbij neerviel.

Niet dat de houding tegenover de Amerikaanse zaak negatief was. Integendeel. Amerikanen waren juist bijzonder populair bij het volk.

Dat blijkt bijvoorbeeld uit de ervaringen van de Amerikaanse admiraal John Paul Jones.

Hij werd eind 1780 belaagd door de Engelsen en zocht met zijn schepen vol gewonde matrozen dekking op het eiland Texel. Hij schreef: "Everything that charity could do was being done by the lovely Holland dames and daughters. Every day these blessed women came to the ships in great numbers. A tribute that came from the hearts of the people."

Als ik dit citaat op me laat inwerken, kan ik me voorstellen dat admiraal Jones en zijn mannen een aangename tijd hadden. Maar ondanks de goodwill voor de Amerikaanse zaak, boekte John Adams slechts moeizaam vooruitgang. Op 19 april 1781 schreef hij een hartstochtelijk memorial aan de Staten-Generaal. Hij pleitte vurig voor een 'bond' tussen Nederland en de Verenigde Staten, twee republieken die zo verwant waren in historie, godsdienst en staatsbestuur.

Dames en heren, John Adams had hierin gelijk. Door de geschiedenis van onze beide landen loopt dezelfde rode draad. We warmen ons aan hetzelfde vuur. We worden gedreven door dezelfde waarden.

Door de strijd voor vrijheid.

De weerstand tegen alle vormen van onderdrukking en terreur.

De drang om de talenten van alle mensen de ruimte te geven.

De overtuiging dat openheid, diversiteit en tolerantie een samenleving sterker maken.

Mr. Shorto, u maakt dit alles zichtbaar in uw prachtige boek The Island at the Centre of the World. Ik heb uw boek zelf ook. De vorige ambassadeur Clifford Sobel gaf het me in 2004, toen ik noodgedwongen vier weken in het ziekenhuis moest verblijven. U maakt helder hoe de tolerante, open cultuur van Manhattan is ontstaan. Dat de Nederlanders - en hun kolonie Nieuw Nederland - daarbij een grote rol speelden.

U schrijft onder meer dat in de 17 de eeuw Nederland verantwoordelijk was voor de helft van de mondiale boekproductie. Intellectuele kracht en economische kracht gingen gelijk op.

U verwijst ook naar de Pilgrim Fathers. Toen de Pilgrim-leiders een toevlucht zochten in de stad Leiden, vroegen ze schriftelijk om toestemming. De bestuurders van de stad schreven terug dat alle 'eerlicke persoonen' vrij waren om hun verblijf in de stad te kiezen, als men zich maar hield aan de geldende wetten.

Achter die woorden gaat een visie schuil die kenmerkend is voor de Nederlandse - en later de Amerikaanse - samenleving. Mensen genieten een grote vrijheid. Het maakt niet uit waar je geboren bent. Iedereen is welkom. Maar de individuele vrijheid gaat wel hand in hand met individuele verantwoordelijkheid.

We vergeten wel eens hoe bijzonder dit was in de zeventiende eeuw. De Verenigde Staten en Nederland behoorden tot de pioniers. Tot dan toe stuitten gewone mensen vooral op grenzen. Grenzen van geloof. Van sociale klasse. Van mogelijkheden. Van kennis. Van blikveld en leefomgeving.

Rond 1600 gingen steeds meer grenzen open. Het besef brak door dat in principe alles mogelijk is. Dat iedereen die zijn best doet, ver - heel ver - kan komen in het leven.

Een wereld vol beperkingen, werd een wereld vol kansen.

En John Adams realiseerde zich heel goed dat the Nederlandse Republiek daarin voorop gegaan was. Ook al waren de glans en de glorie van de Gouden Eeuw in zijn tijd verbleekt.

Op 19 April 1782 - vandaag precies 225 jaar geleden - was het zover. The Staten-Generaal besloten dat Mr. Adams erkend zou worden als ambassadeur van de Verenigde Staten. De dag daarna bood hij zijn 'Letter of Credence' aan in de Trêveszaal, hier 50 meter vandaan. Dezelfde plek waar mijn collega-ministers en ik nu elke week vergaderen.

We waren niet het eerste land dat de Verenigde Staten erkende. Dat was bondgenoot Frankrijk.

Maar we waren wel het eerste land dat de Amerikaanse natie een saluut bracht - vanaf het Nederlandse eiland St. Eustatius, in november 1776.

En we waren het eerste land met een Amerikaanse ambassade, hier in Den Haag.

Vandaag vieren we 225 jaar ononderbroken diplomatieke banden tussen onze twee landen. Dat is bijzonder in de wereldgeschiedenis. We zijn nauw met elkaar verbonden. Onze verhalen zijn steeds sterker verweven geraakt. Abraham Kuyper zei daar in zijn 'Stone Lectures' die hij in 1898 in Princeton hield het volgende over. 'By virtue of our common origin, you may call us bone of your bone. We feel that you are flesh of our flesh.'

Een grote rol daarbij speelden de vele duizenden Nederlanders die in de Verenigde Staten een nieuw leven hebben gevonden. In de 19 de eeuw was het niet ongebruikelijk dat Nederlanders in hun traditionele kleding naar het middenwesten trokken. De locals keken er ademloos naar. Klompen op de prairie, zoiets hadden ze nog nooit gezien.

Al die jaren hebben we aan dezelfde kant gestaan. De kant van de vrijheid, ons kostbaarste bezit. In de Tweede Wereldoorlog gaven jonge Amerikanen hun leven voor onze vrijheid. Het volk van de Verenigde Staten liet ons niet alleen in onze donkerste uren. Zo ver kan vriendschap gaan. Op deze dag denken we ook aan die Amerikaanse soldaten. Zonder hen hadden we hier niet gestaan.

Na de oorlog wist Nederland er weer snel bovenop te komen. De Amerikaanse Marshall-hulp was daarbij een enorme steun in de rug. Maar het ging niet alleen om geld. Voor ons waren de Verenigde Staten ook een voorbeeld waaraan we ons konden optrekken. Een land dat dacht in mogelijkheden . Een land waarin mensen hun dromen volgden.

De Verenigde Staten leerden ons: 'wees niet bang. Het geeft niet als er eens iets mislukt. Die ervaring maakt je sterker. Geef niet op. Het kan wèl.'

Een klein voorbeeld. Eind jaren veertig organiseerden de Nederlandse vakbonden een studiereis naar de Verenigde Staten. De deelnemers waren diep onder de indruk van wat ze zagen. Hun verslag gaven ze de titel 'How America Works'. Er werden 1,3 miljoen exemplaren van verspreid.

Ik weet niet of de Nederlandse vakbonden anno 2007 helemaal hetzelfde zouden zeggen. Maar feit is dat de Verenigde Staten tot op de dag van vandaag symbool staan voor dynamiek en geloof in de toekomst. Zelf heb ik dat nadrukkelijk ervaren tijdens mijn eerste uitgebreide kennismaking met de Verenigde Staten in 1985. Ik reisde er toen in het kader van een uitwisselingsprogramma vier weken rond.

Het bouwen aan die toekomst vraagt in onze tijd meer creativiteit dan ooit.

We leven in een onoverzichtelijke, multilaterale wereld waarin rijke en arme landen hun eigen plaats opeisen. Er zijn geen afgebakende machtsblokken meer. Alles is continu in beweging.

Deze tijd vraagt - misschien meer dan ooit - om diplomatieke vaardigheden. Wie succes wil hebben, moet coalities kunnen sluiten. We verwelkomen de inspanningen van de Verenigde Staten om via overleg te komen tot oplossingen. In Noord-Korea. In het Midden-Oosten. In Afrika.

We hebben u nodig. Als steunpilaar van de Verenigde Naties. Als bondgenoot in de NAVO. Als partner van de Europese Unie.

Optimisme is een belangrijke eigenschap van de Verenigde Staten. Het land dat steeds weer op zoek gaat naar 'A New Frontier'. Dat steeds weer het onmogelijke waar wil maken. To go where no man or woman has gone before.

Aan dat geloof in de toekomst is grote behoefte. Opnieuw zijn er New Frontiers te overwinnen. Ik denk aan de uitdaging onze economie en energievoorziening schoner te maken op een manier die ons verder brengt, niet terugwerpt. Het stoppen van klimaatverandering is óók een business opportunity . Sommigen zeggen dat dat een onbereikbare droom is. Wij in Europa geloven dat het kan. En we willen het samen met u waarmaken.

We hebben u nodig om een effectieve en efficiënte manier te vinden om de opwarming van de aarde te stoppen. De Europese Unie heeft zichzelf ambitieuze doelen gesteld. Maar succes is alleen mogelijk als we een coalitie kunnen sluiten met alle grote economieën in de wereld. Waaronder de allergrootste; die van u.

Mr. Arnall, Nederland is trots op de sterke vriendschap met uw land.

Wat is de kern van vriendschap?

Vriendschap blijft niet aan de oppervlakte. Vriendschap gaat dieper.

Vrienden kennen elkaar door en door.

Ze zijn kritisch tegen elkaar.

Durven eerlijk te zijn en praten elkaar niet naar de mond.

Maar ze laten elkaar nooit vallen.

Tot het eind van zijn leven bleef John Adams heel speciale herinneringen koesteren aan zijn jaren in Holland.

Zijn sporen in ons land zijn nog steeds te volgen.

Het Binnenhof. Het is er nog. Kijk maar om u heen.

De Trêveszaal - waar hij zijn Letter of Credence aanbood - is er nog. Bijna precies zoals toen.

De grachten in Leiden waar zijn zoon John Quincy leerde schaatsen… ze zijn er nog.

Het huis waar ze woonden in Amsterdam. Het staat stevig overeind.

Alleen het gebouw waarin de eerste Amerikaanse ambassade was gevestigd, is er niet meer.

Maar de woorden van John Adams, de eerste ambassadeur, hebben de eeuwen doorstaan. We brengen ze vandaag opnieuw tot klinken: er is een natuurlijke alliantie tussen Nederland en de Verenigde Staten - 'if ever one existed among nations'.

Dank u wel.