Het in rekening brengen van omzetbelasting aan huurders van woonwagens

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Ons kenmerk DGB/2008/6236 U

Uw brief (kenmerk) 19 november 2008/2008Z07020/2080905580

Betreft Het in rekening brengen van omzetbelasting aan huurders van woonwagens

Geachte voorzitter,

Hierbij doe ik u, mede namens de minister voor Wonen, Wijken en Integratie, de antwoorden toekomen op de vragen gesteld door de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de heren Jansen en Depla en mevrouw Van Gent.

Hoogachtend,
de staatssecretaris van Financiën,

J.C. de Jager

Antwoorden op vragen van de leden Jansen (SP), Depla (PvdA) en van Gent (GL) aan de staatssecretaris van Financiën en de minister voor Wonen, Wijken en Integratie over het in rekening brengen van omzetbelasting aan huurders van woonwagens (2008Z0291 / 2080900690)

Vraag

Is het waar dat huurders van een woonwagen over de huur omzetbelasting in rekening wordt gebracht terwijl huurwoningen in de Wet op de omzetbelasting zijn vrijgesteld?
Zo ja, hoe valt dit te rijmen met het staand beleid dat woonwagens sinds het afschaffen van de Woonwagenwet per 1 april 1999 beschouwd worden als reguliere woonvorm?
Bent u bereid om de Wet op de omzetbelasting aan te passen, zodat woonwagens ook fiscaal gelijk behandeld worden als woningen?

Antwoord

Ja, de verhuur van woonwagens die als roerende zaak zijn aan te merken is belast met BTW. De verhuur van goederen door een ondernemer is belast met BTW. Een uitzondering daarop vormt de verhuur van onroerende zaken. Die prestatie is in beginsel vrijgesteld. Op grond van deze BTW-vrijstelling blijft de verhuur van onroerende zaken, waaronder de verhuur van woningen die als onroerende zaak zijn aan te merken, buiten de heffing van BTW. De verhuur van woonwagens die als roerende zaak zijn aan te merken, is echter belast.
Het feit dat niet alle vormen van verhuur van woonruimte zijn vrijgesteld van BTW is het gevolg van de keuze die de Europese richtlijngever heeft gemaakt. Deze heeft vrijgesteld de verhuur van onroerende zaken en niet de terbeschikkingstelling van woonruimte. De Europese regelgeving biedt geen ruimte om de verhuur van roerende woonwagens als vrijgestelde prestatie aan te merken. Gelet hierop acht ik het niet mogelijk de Wet op de omzetbelasting 1968 zodanig aan te passen dat ook de verhuur van bepaalde roerende zaken, zoals roerende woonwagens, is vrijgesteld van BTW. Hierbij teken ik nog aan dat volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie het begrip onroerend goed een autonoom communautair rechtsbegrip is. De uitleg van dat begrip kan om die reden niet afhankelijk zijn van de uitleg die daaraan door een lidstaat wordt gegeven.