Lancering van de Watercanon

Alleen de uitgesproken tekst geldt.

Dames en heren, jongens en meisjes,

Dank u wel voor deze mooie weergave van onze geschiedenis en al het werk dat u als commissie heeft verzet. U heeft de canonvensters met veel zorg uitgekozen. Duidelijk is: water stroomt door onze hele geschiedenis heen. Vanaf de eerste boeren die zich hier vestigden in de vroege middeleeuwen tot nu toe. Maar: besèffen we wel hoe essentieel water voor Nederland is?

Het lijkt zo vanzelfsprekend dat er water uit de kraan komt. Dat we massaal onder de zeespiegel wonen en daar 65% van ons bruto nationaal product verdienen. We staan er nauwelijks bij stil dat zonder onze dammen, dijken en duinen tweederde van ons land regelmatig onder water zou staan. We denken er ook zelden over na dat we dankzij onze band met het water zijn uitgegroeid tot een van de grootste handelsnaties ter wereld.

Maar wie de geschiedenis kent, weet dat dit niet vanzelfsprekend is. De canon maakt ons duidelijk dat het water ons al veel vaker voor uitdagingen heeft geplaatst. En dat we daar nu nog veel van kunnen leren.

In de middeleeuwen groeven onze voorouders sloten om drassige veengronden te ontwateren, zodat het modderige land bewoonbaar en vruchtbaar werd.

In Friesland delfden zij zware, natte kluiten veen uit de grond, die zij te drogen legden. De kluiten werden turf, dat zij gebruikten als brandstof. Zo ontstonden de meren en plassen waar wij massaal genieten van het skûtsjesilen en de sneekweek.

Onze voorouder bouwden windmolens, wonderen van innovatie in hun tijd, en konden daarmee kunstmatig natte gebieden droog malen.

Zij gebruikten het water om papiermolens aan te drijven.

Zij legden de Amsterdamse grachten aan, die het kabinet onlangs heeft voorgedragen voor de Unesco-erfgoedlijst.

Onze voorouders legden in 1932 de laatste hand aan de Afsluitdijk. Een dijk die we nu gaan renoveren en opnieuw tot een innovatief kunststuk gaan maken.

Gegrift in onze nationale herinnering staat ook de watersnoodramp van 1953. Nederland werd getroffen door een zware storm. Onze dijken waren niet bestand tegen de enorme golven en een groot deel van Zeeland, Zuid-Holland en Brabant overstroomde. Ruim 1.800 mensen verdronken en 72.000 mensen verloren hun huis.

Na deze ramp zeiden we: ‘dit nooit meer!’. En we begonnen met de bouw van de Deltawerken.

Al deze gebeurtenissen en ingrepen hebben ons landschap gevormd tot wat het vandaag de dag is. Dus als we de geschiedenis kennen, kunnen we ons landschap begrijpen.

Maar water blijft in beweging, net als de geschiedenis van ons waterbeheer. Nieuwe tijden brengen nieuwe uitdagingen met zich mee. Het klimaat verandert, de zeespiegel stijgt, er valt meer regen en de rivieren voeren meer water af.

De bevolking is de afgelopen vijftig jaar gegroeid en het land - met haar bebouwing - is veel meer waard geworden. Ons kapitaal ligt grotendeels onder de zeespiegel.

Daarom heb ik de Deltacommissie in het leven geroepen. Een commissie van bestuurders en belangrijke wetenschappers, allemaal wijze mannen en vrouwen. Zij hebben bekeken hoe wij ons kunnen aanpassen aan klimaatverandering. In september presenteerde de commissie haar bevindingen. De situatie is niet acuut, maar wel urgent. Als we nu voortvarend aan de slag gaan kunnen we Nederland veilig en leefbaar houden.

Het kabinet voelt de urgentie en heeft het advies omarmd. Het geeft richting aan de maatregelen die wij de komende jaren nemen. Deze week stuur ik het Nationaal Waterplan naar de Tweede Kamer, waarin ik onder meer een aantal belangrijke beslissingen over de toekomst van onze waterveiligheid bekendmaak.

Volgend jaar presenteer ik namens het kabinet het ontwerp voor een nieuwe Deltawet. De wet regelt de taken en bevoegdheden van een Deltaregisseur, die gaat zorgen voor de samenhang en voortgang van het Deltaprogramma. Dit is een pakket aan maatregelen om op korte en lange termijn het hoofd boven water te houden. Ook de financiering van het programma komt aan de orde.

We zetten dus belangrijke stappen op weg naar de toekomst. En daarbij vergeten we het verleden niet. Want wie de geschiedenis niet kent, is gedoemd haar te herhalen.

Daarom moeten we weten wat er in het verleden verkeerd is gegaan en hoe we ervan hebben geleerd. We moeten ons de watersnoodramp uit 1953 blijven herinneren. Zo hoeven we niet opnieuw wakker geschud te worden door een ramp om te begrijpen hoe belangrijk het is om te investeren in waterveiligheid. Het is belangrijk dat wij dit bewustzijn overdragen op kinderen en jongeren, de volgende generatie waterbeheerders.

Maar ook de positieve gebeurtenissen uit ons verleden zijn het waard om te blijven herinneren. De waterhelden, de uitvindingen van toen: zij inspireren ons vandaag om het waterbeheer op een hoger plan te trekken.

Daarom heb ik de canoncommissie in het leven geroepen. Net als de Deltacommissie is het een groep van wijze mannen en vrouwen. Onder leiding van Alfred van Hall brachten zij de veelzijdige geschiedenis van het Nederlandse waterbeheer tot leven. Hiermee levert de commissie een belangrijke bijdrage aan ons nationaal geheugen en aan het onderwijs.

Een geschiedenis om trots op te zijn. Weinig volken kunnen bogen op zo’n nauwe band met het water. We kennen de màcht en de pràcht van het water. Onze voorouders leefden met het water. Onze kindskinderen zullen met het water leven. Dat drukt deze canon uit.

Ik wil de commissie nogmaals hartelijk bedanken en feliciteren met dit prachtige resultaat.