Antwoorden op de vragen van het kamerlid Sterk (CDA) over zelfbeeld van jongeren

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

JZ-K-U-2895615

10 december 2008

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het kamerlid Sterk (CDA) over zelfbeeld van jongeren (2080905320).

Hoogachtend,
de Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet


Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de berichten “Jeugd vindt zichzelf veel te verwend” en “Narcist voelt zich snel tekort gedaan”? 1) Deelt u de mening dat de uitkomsten van dit onderzoek des te meer relevant zijn, nu jongeren van zichzelf en hun leeftijdsgenoten zeggen dat zij teveel eisen en te weinig rekening houden met anderen?

Antwoord 1

Ja, ik heb kennisgenomen van de berichtgeving. Het feit dat jongeren over zichzelf aangeven teveel met zichzelf bezig te zijn en zich te weinig betrokken te voelen bij de samenleving, toont aan dat zij zich ervan bewust zijn en dat zij vinden dat het wellicht anders zou moeten zijn. Dit verbaast me overigens niet nu ik uit mijn contacten met jongeren en met de Nationale Jeugdraad de indruk krijg dat er een grote groep jongeren is die bereid is om zich in te zetten voor een ander of de samenleving als geheel.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u de uitkomsten van het TNS NIPO- onderzoek in het licht van het onderzoek van onderzoekbureau Motivaction, waaruit blijkt dat éénderde van de bevolking gezien kan worden als “buitenstaander”, omdat zij zich nauwelijks verbonden voelt met de samenleving?

Antwoord 2

De uitkomsten van beide onderzoeken kunnen gezien worden in het licht van de individualisering van de samenleving. Mensen, zowel jongeren als volwassenen, zijn steeds meer op zichzelf aangewezen. Ook het briefrapport van de RMO ‘Versterken van de village’, september 2008, duidt hierop. Het is met andere woorden hoog tijd dat opnieuw een impuls wordt gegeven aan de sociale omgeving rond jeugd en gezin. Met de extra middelen uit de motie Slob c.s. (TK 2008-2009, 31 700, nr. 17) voor het vrijwilligerswerk wil ik hieraan invulling geven.
Daarnaast komt het kabinet binnenkort met een Handvest verantwoordelijk burgerschap. Hiermee wil het kabinet burgers aanmoedigen en toerusten om te werken aan sociale samenhang. Het handvest zal dienen als aftrap voor gesprekken in de samenleving en is de neerslag van gedeelde basiswaarden ofwel rechten en daar tegenover staande plichten. Alleen in het samenspel van burgers onderling en met de overheid kan sociale samenhang in een democratische setting worden bereikt.

Vraag 3

Deelt u de visie dat hier opnieuw uit blijkt dat het noodzakelijk is om bij de opvoeding niet alleen aandacht voor individuele ontplooiing maar ook voor burgerschapswaarden te hebben?

Antwoord 3

Zoals bij de behandeling van de begroting voor Jeugd en Gezin op 11 en 12 november 2008 aangegeven deel ik uw mening dat het van belang is dat waarden om goed als burger te functioneren een belangrijke rol spelen in de opvoeding. Een actieve betrokkenheid bij de maatschappij en de naaste omgeving, positief gedrag en burgerschap worden in mijn beleidsprogramma expliciet genoemd als één van de vijf ontwikkelingsvoorwaarden, die we aan elk kind willen meegeven, te weten een ‘steentje bijdragen aan de maatschappij’.

Vraag 4

Hoe verhoudt zich de uitkomst van dit onderzoek met het mede door u onderschreven Triple P-programma, waarbij onder andere het stimuleren van een positief zelfbeeld uitgangspunt is?

Antwoord 4

Triple P wijst op belang van een positief opvoedingsklimaat en een goede opvoeding om kinderen te laten opgroeien tot evenwichtige volwassenen. Het ontwikkelen van zelfvertrouwen en een positief, maar ook realistisch, zelfbeeld is onderdeel hiervan. Het gaat om meer dan individuele ontplooiing. Het Triple P programma hecht veel belang aan een goede sociale aanpassing van kinderen. Daarbij horen vaardigheden als goed kunnen communiceren en samenwerken met anderen, anderen kunnen respecteren en gevoelens leren uiten op een passende manier.

Vraag 5

Bent u voornemens de uitkomsten van het onderzoek te betrekken bij de uitrol van de opvoeddebatten en de nota over jeugdcultuur?

Antwoord 5

Ja, zoals aangegeven bij de begrotingsbehandeling van Jeugd en Gezin op 11 en 12 november 2008 vind ik burgerschap zeker een thema om bij de opvoeddebatten aan de orde te stellen. Uiteraard hebben ook scholen een belangrijke rol in het bijbrengen van burgerschapswaarden bij jeugdigen, bijvoorbeeld in het verlengde van de maatschappelijke stage.
In de nota over jeugdcultuur wordt aandacht besteed aan het ‘meedoen’ van jongeren aan de samenleving en de rol van de sociale omgeving of om met de RMO te spreken ‘de village’ bij de opvoeding en ontwikkeling van jongeren.

1) de Volkskrant, 13 november 2008