Tenuitvoerlegging motie Vedder-Wubben c.s.

de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Ons kenmerk: AFP/2008/ 940U

Betreft: Tenuitvoerlegging motie Vedder-Wubben c.s.

Geachte voorzitter,

In de brief van 25 november worden aanvullende vragen gesteld over de tenuitvoerlegging van de motie Vedder-Wubben c.s. In de schriftelijke behandeling van het Belastingplan 2009 hebben de leden van de fractie van de PvdA hier eveneens aandacht voor gevraagd. Deze leden geven aan met genoegen kennis te hebben genomen van de verhoging van de maximumpremiegrondslag. Wel vragen zij om de maximumpremiegrondslag ook voor 2008 te verhogen.

De maximumpremiegrondslag bij lijfrenten is verlaagd door de initiatiefwet Depla/Blok. Aangezien het een initiatiefwet betrof is de dekking ook door deze Tweede Kamerleden voorgesteld. Hoewel het initiatief om banksparen mogelijk te maken al snel op brede steun kon rekenen, was dat niet het geval bij de voorgestelde dekkingen. Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer hebben de initiatiefnemers naar aanleiding daarvan de dekking nog moeten bijstellen. De verlaging van de maximumpremiegrondslag die zij bij indiening hadden voorgesteld is daarbij ook verminderd. Ook is tijdens de Tweede Kamerbehandeling de dekking door middel van de verhoging van de assurantiebelasting toegevoegd ter vervanging van andere dekking. Overigens was de bedoeling van de indieners om de assurantiebelasting te verhogen met ingang van 1 januari 2008. Bij het Belastingplan 2008 heb ik echter in verband met problemen in de uitvoeringssfeer besloten deze inwerkingtreding bij nota van wijziging uit te stellen tot 1 maart 2008. Dekking hiervoor heb ik gevonden binnen het Belastingplan 2008.

De initiatiefwet Depla/Blok is door het parlement aangenomen. Desondanks heeft uw Kamer in de motie Vedder-Wubben c.s. het kabinet verzocht om te zoeken naar mogelijkheden om dit deel van de door de initiatiefnemers opgenomen dekking te laten vervallen. Naar aanleiding van deze motie heb ik de mogelijkheden onderzocht. In het Belastingplan 2009 heb ik naar aanleiding van dat onderzoek met ingang van 1 januari 2009 een aanpassing van de maximumpremiegrondslag bij lijfrenten naar het oorspronkelijke niveau (inclusief indexatie) opgenomen. De door de initiatiefnemers opgenomen dekking is daarmee vanaf 2009 deels vervangen door dekking die het kabinet heeft verzorgd in het Belastingplan 2009.

Daarbij leek een aanpassing voor 2008 niet voor de hand te liggen. Het jaar 2008 was immers al vrijwel begonnen op het moment waarop het onderzoek naar alternatieve dekking aanving. De lagere maximumpremiegrondslag in 2008 was al van toepassing. In de brief wordt verzocht om een toelichting op de raming. Voor de toelichting op de raming verwijs ik u naar de bijlage.

Onverlet de budgettaire aspecten die samenhangen met het door uw Kamer gedane verzoek, kunnen de uitvoeringsaspecten niet onbesproken blijven Ik wijs u uitdrukkelijk op de extra uitvoeringsaspecten die met het alsnog aanpassen van de regeling voor 2008 zouden samenhangen naast de al eerder vermelde effecten voor de communicatie met belastingplichtigen en het beroep op de Belastingtelefoon. Het alsnog verhogen van de grens zou in het kader van de definitieve aanslagregeling moeten worden verwerkt. Daartoe had het aangifteprogramma 2008 van de Belastingdienst alsnog moeten worden aangepast; een aanpassing waardoor er nu nog een nieuwe testfase gestart zou moeten worden. Voorop staat immers dat het aangifteprogramma 2008 de juiste bedragen en (reken)specificaties bevat. Het inbreken in het huidige proces zou tot gevolg hebben dat de oplevering van het aangifteprogramma, dat vanaf 5 januari 2009 staat gepland, een aantal weken later zou plaatsvinden. Inbreken op dit gehele proces zou forse risico's opleveren, waardoor onvolkomenheden in de dienstverlening kunnen optreden.

Alles afwegende heb ik besloten om de uitvoeringsaspecten voor het aangifteprogramma 2008 door een risicovolle vertraging zwaarder te laten wegen dan de effecten voor belastingplichtigen die in 2008 éénmalig een lagere maximumpremiegrondslag kunnen hanteren. Vanaf 2009 heeft het kabinet voor hen de ruimte voor derde pijler pensioenopbouw weer verruimd ten opzichte van het initiatiefwetsvoorstel.

Hoogachtend,

mr. drs. J.C. de Jager
Staatssecretaris van Financiën

Bijlage

Tabel 1 geeft de netto contante waarde effecten weer van de initiatiefwet. De laatste regel bevat de vereiste additionele dekking, in 2008 is dat de verlaging van de maximumpremiegrondslag vanaf 2009 wordt dit opgelost binnen de dekking van het Belastingplan 2009. Ook is de verhoging van de assurantiebelasting nog volledig opgenomen in 2008. Een deel deze opbrengst is echter alternatief gedekt in het Belastingplan 2008.

Tabel 1. Budgettaire effecten Depla/Blok netto contante waarde (euro mln, -/- = lastenverlichting)
2008 2009 2010 2011
Banksparen kapitaalverzekering eigen woning -30 -30 -30 -30
Banksparen lijfrenten -45 -45 -45 -45
Dekking
Verhoging assurantiebelasting (van 7 naar 7,5%) 60 60 60 60
Vereiste additionele dekking 15 15 15 15

Naar aanleiding van de motie Vedder-Wubben c.s. is bezien welk bedrag gedekt zou moeten worden wanneer de maximumpremiegrondslag weer zou worden verhoogd. Daarbij zijn ook de budgettaire effecten van het lijfrentedeel op netto contante waarde berekend. Initiatiefnemers zijn bij de raming van het lijfrentedeel van het wetsvoorstel destijds niet uitgegaan van netto contante waarde maar van het kaseffect. Dat kaseffect was voor het lijfrentedeel een derving van € 100 miljoen in het eerste jaar. De jaren daarna wordt de derving lager. Ook bij de dekking van het lijfrentedeel was alleen het kaseffect ingeboekt. Inmiddels wordt bij dergelijke reeksen standaard netto contante waarde ingeboekt omdat dit een reëlere weergave van het budgettair beslag van maatregelen op basis van de omkeerregel geeft. Het budgettaire beslag van dergelijke maatregelen is immers geen constante reeks en strekt zich tot ver buiten de kabinetsperiode uit.

In termen van netto contante waarde leidt de hele initiatiefwet Depla/Blok - afgezien van de dekkingsmaatregelen - tot een lastenverlichting van € 75 miljoen (euro30 miljoen voor kapitaalverzekering eigen woning, euro45 miljoen voor lijfrenten). De beschikbare dekking door middel van de verhoging van de assurantiebelasting bedraagt € 60 miljoen. Er resteert dus nog een derving van € 15 miljoen. In de brief wordt gevraagd naar de opbrengst van de verhoging van de assurantiebelasting; deze is ongewijzigd.