Antwoorden op kamervragen van Spekman en Tang over het ontbreken van een hardheidsclausule binnen de wettelijke bepalingen van de zorg- en kindertoeslag

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DZ-K-U-2887862 18 november 2008 Minister dr. A. Klink geeft, mede namens de minister voor Jeugd en Gezin en de staatssecretaris van Financiën, antwoorden op de vragen van de Kamerleden Spekman en Tang (beiden PvdA) over het ontbreken van een hardheidsclausule binnen de wettelijke bepalingen van de zorg- en kindertoeslag (2080903130).

Vraag 1

Bent u ervan op de hoogte dat er binnen de huurtoeslag een wettelijke bepaling bestaat die de mogelijkheid biedt om inkomens- of vermogensbestanddelen buiten beschouwing te laten bij de bepaling van de hoogte van de huurtoeslag, bijvoorbeeld in het geval iemand een nabetaling krijgt van zijn uitkering en daardoor een te hoog toetsingsinkomen heeft?

Antwoord 1

Binnen de huurtoeslag bestaan inderdaad bepalingen die de mogelijkheid bieden om inkomens- of vermogensbestanddelen buiten beschouwing te laten. Deze bestonden al in de Huursubsidiewet en zijn per 1 januari 2006 meegenomen in artikel 9 van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) respectievelijk het Besluit op de huurtoeslag (artikel 2b). De in artikel 9 van de Uitvoeringsregeling Awir opgenomen regeling geeft uitwerking aan de in de Awir opgenomen hardheidsclausule voor de vermogenstoets. De in het Besluit op de huurtoeslag opgenomen regeling is gebaseerd op een overgangsbepaling, waarmee het op 31 december 2005 van kracht zijnde hardheidsclausulebeleid dat werd getroffen onder het regime van de Huursubsidiewet, in stand is gebleven bij de huurtoeslag. Op grond daarvan konden onder meer nabetalingen van loon en uitkeringen buiten aanmerking worden gelaten. Deze overgangsregeling is destijds getroffen vanuit het vertrouwen dat de burger mag ontlenen aan toezeggingen van de overheid, en tevens om ongewenste inkomenseffecten bij de inwerkingtreding van de Awir te voorkomen.

Vraag 2

Is het waar dat deze wettelijke bepaling ontbreekt bij de zorg- en kindertoeslag?

Antwoord 2

Ja, dat klopt. Bij de toekenning van deze toeslagen vindt overigens geen vermogenstoets plaats. Voor de overgangsregeling op het punt van het inkomen bestond geen aanleiding omdat deze regelingen pas bij of na de inwerkingtreding van de Awir tot stand zijn gekomen.

Vraag 3

Bent u ervan op de hoogte dat het is gebeurd dat een bezwaar tegen terugvordering van huurtoeslag gegrond is verklaard, terwijl datzelfde bezwaar tegen terugvordering van de zorg- en kindertoeslag vanwege het ontbreken van deze wettelijke bepaling ongegrond is verklaard, zonder dat er een inhoudelijke toetsing plaats kon vinden bij de zorg- en kindertoeslag?

Antwoord 3

Gelet op de hiervoor gegeven antwoorden kan dit zich inderdaad voordoen.

Vraag 4

Is het kabinet bereid deze regelingen gelijk te trekken door een dergelijke wettelijke bepaling ook bij de zorg- en kindertoeslag in te voeren? Zo ja, hoe snel kan dit worden uitgevoerd? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 4

Bij de inwerkingtreding van de Awir is bewust afgezien van een structurele hardheidsclausulebepaling. Uiteraard wordt wel nauwlettend gevolgd of zich in de praktijk knelpunten voordoen. Op dit moment vindt er een interdepartementaal beleidsonderzoek plaats met betrekking tot de toeslagen (brief van de minister van Financiën, Kamerstukken II 2008-2009, 31 580, nr. 1). Ook vindt een evaluatie plaats van de Awir (Brief staatssecretaris van Financiën van 28 oktober 2008, Kamerstukken II 2008-2009, 31 580, nr. 2). Daarbij zullen de in de vragen geschetste situaties worden meegenomen.