Beantwoording vragen rapport Schoon en Zuinig

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE

Ons kenmerk: DV/2008/926 U

Onderwerp: Fiscale vragen uit het debat over het voortgangsrapport Schoon en Zuinig

Geachte voorzitter,

In het debat over het voortgangsrapport aangaande het project Schoon en Zuinig van 3 november jl. hebben de kamerleden Vendrik en Jansen vragen gesteld over de fiscaliteit. Minister Cramer heeft mij verzocht deze vragen mede namens haar te beantwoorden.

Vraag kamerlid Vendrik

De heer Vendrik vroeg of het mogelijk is het eigenwoningforfait te differentiëren naar rato van het energielabel. In het bijzonder dacht hij daarbij aan het verdubbelen van het eigenwoningforfait in het geval er geen energielabel aanwezig is op het moment van verkoop. Van deze verdubbeling komt men af op het moment dat de woning een A- of B-label heeft.

Er zijn een aantal andere redenen waarom een differentiatie van het eigenwoningforfait naar energielabel niet voor de hand ligt, te weten:

  • De verplichting een label te hebben geldt alleen voor woningen die in de verkoop/verhuur zijn en niet voor alle woningen. Daarmee zouden eigenaar/bewoners in gemuteerde woningen ongelijk behandeld worden ten opzicht van eigenaar/bewoners in niet-gemuteerde woningen. Twee exact dezelfde woningen zouden verschillend worden belast, afhankelijk van het gegeven of een energielabel aanwezig is of niet. Bezien vanuit het gelijkheidbeginsel is dit ongewenst.
  • Een differentiatie van het eigenwoningforfait grijpt aan bij de waarde van een woning en niet bij de kosten van een mogelijke energiebesparing. De waarde van een vergelijkbare woning is hoger in Amsterdam dan in Groningen terwijl het potentieel voor energiebesparing gelijk kan zijn. Toch leidt het verschil in waarde tot een andere verhoging van het eigenwoningforfait.
  • De Belastingsdienst zal waarschijnlijk labelverbeteringen moeten gaan controleren. Hiertoe is de Belastingdienst niet in staat. Dit zorgt voor een nog onbekende toename van de uitvoeringskosten rondom het eigenwoningforfait.
  • Differentiatie van het eigenwoningforfait heeft geen effect in het geval er geen of een geringe eigenwoningschuld bestaat, dat wil zeggen de met de eigen woning samenhangende aftrekbare kosten lager zijn dan het eigenwoningforfait. In die gevallen geldt een aftrek die gelijk is aan het verschil tussen het eigenwoningforfait en de aftrekbare kosten (dit is geregeld via de zogenoemde Wet Hillen). Door deze aftrek wordt per saldo geen belasting betaald over de eigen woning. Een verhoging van het eigenwoningforfait vanwege de afwezigheid van een energielabel of het hebben van een slecht energielabel zal dan niet gevoeld worden, tenzij deze verhoging weer wordt uitgezonderd van de aftrek. Het laatste zal de behandeling van de eigen woning complexer maken wat niet past in de wens om het belastingstelsel te vereenvoudigen.
  • Het voorstel van de heer Vendrik kan ten slotte worden gezien als het alsnog introduceren van een sanctie voor het niet hebben van een energielabel bij de verkoop van een woning. Bij de invoering van het energielabel is juist afgezien van de introductie van een sanctie, vooral vanwege de administratieve lasten. Daarbij speelt mede een rol dat het label in het voordeel van de nieuwe koper is vanwege het inzicht dat geboden wordt in de mogelijkheden de energieprestatie van de woning te verbeteren. Deze verbeteringen kunnen direct meegenomen worden met eventueel andere aanpassingen van de nieuwe woning. Overigens legt de voorgestelde verhoging van het eigenwoningforfait de sanctie bij de koper van het huis, terwijl de verkoper in eerste instantie verantwoordelijk is voor de verkrijging van het energielabel.

Vraag kamerlid Jansen

De heer Jansen vroeg of het mogelijk is een extra schijf te introduceren in de energiebelasting voor het bovengemiddeld elektriciteitsverbruik van kleinverbruikers en of er een onderzoek kan komen om op termijn hetzelfde te doen voor gas- en warmteverbruik.

In de brief fiscale vergroening[1] van afgelopen mei is aangegeven dat het kabinet het op dit moment niet opportuun acht om de energiebelasting te verhogen. Elk jaar zal in het begrotingsproces in augustus een integrale afweging worden gemaakt of er ruimte is voor een lastenneutrale schuif van de directe belastingen naar belastingen op milieugrondslag, waaronder de energiebelasting. Indien er ruimte is voor een dergelijke schuif dan is de introductie van een extra schijf een van de mogelijkheden die zal worden bekeken. Daarbij kan overigens gebruik worden gemaakt van het onderzoek dat het onderzoeksbureau CE naar een extra schijf in de energiebelasting heeft gedaan[2].

Hoogachtend,
de staatssecretaris van Financiën

mr. drs. J.C. de Jager

[1] Zie Kamerstukken II 2007/08, 31 492, nr. 1.
[2] Zie M.J. Blom e.a., Fiscale vergroening. Effecten en beoordeling van opties ten behoeve van het Belastingplan 2009, Delft, CE, 2008.