Antwoorden op kamervragen van Kant over inversteren in oogpreventie

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

CZ-K-U-2886532

17 november 2008

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Kant (SP) over investeren in oogpreventie (2080902610).

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink

Vraag 1

Erkent u met het oog op de vergrijzing dat de prevalentie van blind- en slechtziendheid zal toenemen? (2080902610).

Antwoord 1

Op basis van demografische ontwikkelingen is de verwachting dat het absoluut aantal personen met gezichtstoornissen zal stijgen. Dit is het gevolg van de vergrijzing en het feit dat gezichtsstoornissen vooral op hogere leeftijd voorkomen.

Vraag 2

Wat is uw reactie op de constatering dat 70% van alle blindheid en slechtziendheid te voorkomen of te behandelen en dus vermijdbaar is? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen?

Antwoord 2

Indien 70% van de gevallen van blindheid en slechtziendheid voorkoombaar is, vind ik dat een hoopgevend feit. Ik zie evenwel geen aanleiding om specifieke maatregelen te nemen, omdat het reguliere zorgcircuit voldoende waarborg biedt om beginnende visusproblemen adequaat te onderkennen. Dat kan geschieden via het reguliere huisartsenconsult, de optometrie en de orthoptische zorg.

Vraag 3

Erkent u het belang van preventie van blindheid en slechtziendheid omdat blindheid en slechtziendheid ernstige gevolgen hebben voor de mensen zelf en hun familie en ook leiden tot hogere zorgkosten door meer vallen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 3

Vanzelfsprekend erken ik dat blindheid en slechtziendheid ernstige gevolgen hebben voor het welzijn en functioneren voor de mensen die het treft.

Vraag 4

Bent u bereid bij opname in verpleeg- of verzorgingshuizen en in gehandicapteninstellingen een screening op blind- of slechtziendheid in te voeren? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 4

Blindheid en slechtziendheid is niet alleen een aandachtspunt bij opname in een instelling, maar ook tijdens het verblijf. Kwalitatief goede zorg omvat ook alertheid op eventuele visusstoornissen. Bij het opstellen van het zorgplan moet dit onderwerp betrokken worden. In de gehandicaptenzorg bestaat de richtlijn diagnostiek en behandeling visuele stoornissen bij verstandelijk gehandicapten. Deze richtlijn omvat onder meer een protocol voor vroege opsporing van visuele stoornissen.

Vraag 5

Welke maatregelen bent u bereid te treffen om meer voorlichting te geven over het belang van regelmatig oogonderzoek?

Antwoord 5

Zoals ik reeds in mijn antwoord op vraag twee heb aangegeven, zie ik momenteel geen aanleiding voor het nemen van specifieke maatregelen. Ook niet voor wat betreft meer voorlichting over het belang van regelmatig oogonderzoek.

Vraag 6

Bent u bereid in de uitvoering van het aangenomen amendement Kant bij de Wet op de publieke gezondheid over het formuleren van ouderen als specifieke doelgroep de preventie van oogaandoeningen mee te nemen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 6

Ik ben op dit moment nog met betrokken partijen in gesprek over de praktische uitwerking van het betreffende amendement. Daarbij is het uitgangspunt dat de uitvoering van de publieke gezondheidszorg voor ouderen de verantwoordelijkheid is van de gemeenten. Zij hebben de taak om gezondheidsrisico’s in kaart te brengen en dragen er zorg voor dat specifieke stoornissen vroegtijdig worden opgespoord. Ik ga er dan ook vanuit dat daarbij - indien daar aanleiding voor is – oogaandoeningen worden meegenomen.

Vraag 7

Wat is de stand van zaken van het toegezegde onderzoek naar refractiechirurgie?

Antwoord 7

De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft mij bericht dat de publicatie van het rapport refractiechirurgie gepland staat voor begin december 2008.