Afschrijving tuinbouwkassen, reactie op vragen Europarlementariër

Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Uw brief (Kenmerk): AFP/08-807

Ons kenmerk: AFP 2008-807

Onderwerp: Afschrijving op tuinbouwkassen

Geachte voorzitter,

Op 15 september 2008 heeft de vaste commissie voor Financiën mij verzocht om een reactie te geven op de antwoorden van de Europese Commissie op de vragen van het lid van het Europees Parlement, de heer Mulder, over de afschrijving op tuinbouwkassen. De vaste commissie voor Financiën heeft op 13 oktober jl. verzocht om hen hierover te informeren in een openbare brief. In deze brief ga ik in op dit verzoek.

Alvorens ik hierop inga, schets ik allereerst een kort historisch perspectief van de afschrijvingsbeperking, hetgeen aanleiding is geweest voor de vragen van de heer Mulder.

Als onderdeel van de wet Werken aan winst is per 1 januari 2007 onder meer een afschrijvingsbeperking ingevoerd voor onroerende zaken, waardoor gebouwen in eigen gebruik voortaan kunnen worden afgeschreven tot 50% van de WOZ-waarde. Tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel is het amendement van de Tweede Kamerleden De Nerée tot Babberich en Dezentjé Hamming-Bleumink (Kamerstukken II 2006/07, 30 572, nr. 14) aanvaard. Dit amendement bepaalt in essentie dat glasopstanden voor de toepassing van artikel 3.30a Wet IB 2001 niet als gebouw worden aangemerkt met als gevolg dat de afschrijvingsbeperking niet zou gelden voor glasopstanden. Dit amendement is echter niet in werking getreden vanwege staatssteunaspecten.

Over dit laatste punt heeft de heer Mulder op 13 juni 2008 vragen gesteld aan de Europese Commissie (nr. P-3380/08). Zo wilde hij onder meer weten of er overleg heeft plaatsgevonden tussen het Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling en de Nederlandse overheid.
Op 14 juli 2008 heeft de Europese Commissie op deze vragen geantwoord.
De Europese Commissie heeft aangegeven dat er geen officieel contact is geweest over dit onderwerp en dat er geen formele melding van het amendement heeft plaatsgevonden in het kader van een staatssteunprocedure.

Ik kan mij vinden in het antwoord van de Europese Commissie.
Formeel is er over het amendement geen contact geweest met de Europese Commissie. Wel is er, zoals ik reeds eerder heb aangegeven in mijn brief van 6 juli 2007 (Kamerstukken II 2006/07, 30 572, nr. 21), informeel gesproken met de Europese Commissie over het amendement. Uit dit gesprek is duidelijk gebleken dat de door het amendement voorgestelde uitzondering op de afschrijvingsbeperking voor zgn. grijze kassen in de voorgestelde vorm niet door de Europese Commissie zou worden goedgekeurd.

Nadere bestudering van het amendement door de staatssteundeskundigen van het ministerie van Financiën en het ministerie van LNV leidde tot hetzelfde oordeel. Hierdoor ontstonden vervolgens twee mogelijkheden. Eén mogelijkheid was om het koninklijk besluit waarbij het amendement in werking zou treden niet te slaan, met als gevolg dat het amendement hierdoor niet in werking zou treden. De andere mogelijkheid was om een formele staatssteunmelding bij de Europese Commissie te doen.

Beide mogelijkheden zijn tegen elkaar afgewogen. Vervolgens is er besloten geen formele staatssteunmelding te doen. Een belangrijke overweging hierbij was dat bij een formele melding van het amendement de Europese Commissie na een voorgeschreven langdurige onderzoeksprocedure vrijwel zeker een negatieve beschikking zou afgeven, waardoor het amendement alsnog niet in werking zou kunnen treden.Tijdens deze (langdurige) onderzoeksperiode zou echter niet beschikt kunnen worden over het voor het amendement beschikbare budget vanwege het Europese standstill-beginsel (steun mag niet verleend worden voordat de Europese Commissie een eindbeschikking heeft genomen).
De maatregel zoals voorgesteld in het amendement zou vrijwel zeker niet goedgekeurd worden in verband met het verbod op exploitatiesteun. Daarnaast zouden ook de cumulatiebepalingen voor landbouwsteun aan goedkeuring in de weg staan. Voor de glastuinbouw zijn nog andere steunmaatregelen van kracht, zoals de verlaagde energiebelastingtarieven. Het toevoegen van nog een steunmaatregel, zoals voorgesteld in het amendement, zou vrijwel zeker leiden tot onaanvaardbare steunpercentages voor de glastuinbouw en om die reden ook niet toegestaan worden door de Europese Commissie.

Gevolg van bovenstaande is dat het voor het amendement beschikbare budget van € 22 miljoen is vrijgevallen. In het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2008 (Kamerstukken II, 2007/08, 31 206) heeft het kabinet voorgesteld om € 11 miljoen hiervan te gebruiken ter financiering van de verruiming van de mogelijkheden voor fiscaal geruisloze doorschuiving bij staking als gevolg van overheidsingrijpen (motie Slob) en € 2 miljoen voor de introductie van een vrijstelling in de overdrachtsbelasting voor bepaalde gebouwen en de ondergrond ervan bij vrijwillige kavelruil in het kader van de Wet Inrichting Landelijk Gebied (Wilg). De Staten-Generaal heeft, door het aannemen van het wetsvoorstel, ingestemd met deze aanpak en aanwending van het vrijgevallen budget.

Ten aanzien van de aanwending van de resterende € 9 miljoen van het vrijgevallen budget is, na overleg met het ministerie van LNV en VROM, in de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2009 voorgesteld om deze toe te voegen aan het budget van de MIA/VAMIL.

De Staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager