Plaatsing in gesloten jeugdzorg na strafrechtelijk traject

De Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA DEN HAAG

JZ-CB-U-2869257

3 oktober 2008

De commissies voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Justitie hebben mij naar aanleiding van mijn brief van 23 juni (Kamerstukken I 2007/08, 31 373, C) gevraagd nader in te gaan op de praktijk van de plaatsing van een jeugdige die na afloop van zijn straf een machtiging gesloten jeugdzorg krijgt. Daarop ga ik, mede namens de minister van Justitie, graag in.

De commissies schrijven dat een jeugdige die na afloop van zijn straf in aanmerking komt voor gesloten jeugdzorg niet snel als urgent aangemerkt zal worden en in de praktijk dus vaak naar huis gaat. Die conclusie deel ik niet. Bij iedere jeugdige die in aanmerking komt voor gesloten jeugdzorg wordt bekeken hoe urgent zijn plaatsing is. Ook jeugdigen die al een strafrechtelijk traject in een JJI hebben doorlopen kunnen dermate ernstige problemen hebben dat een spoedige plaatsing in de gesloten jeugdzorg noodzakelijk is. Daarbij wordt uiteraard niet alleen bekeken hoe de jeugdige op dat specifieke moment functioneert, maar ook naar de problematiek die de jeugdige gehad heeft en de situatie waarin hij terecht komt. Er wordt iedere keer dat een plek beschikbaar komt een afweging gemaakt welke jeugdige daarvoor op dat moment in aanmerking komt. Sommige doelgroepen zijn daarbij in het algemeen urgenter dan andere. Zo zal een meisje dat uit de gedwongen prostitutie is gehaald in het algemeen voorgaan op andere jeugdigen, waaronder ook jeugdigen die uit een strafrechtelijk traject komen.

In mijn brief van 23 juni heb ik geschreven dat, als tijdig voor afloop van de straf gestart wordt met het vervolgtraject van gesloten jeugdzorg, de vervolgplaatsing geen probleem behoeft te zijn. Daarbij doelde ik niet alleen op het traject van aanvragen van een machtiging. Dat kan, zoals de commissies ook constateren, in dringende gevallen op zeer korte termijn gebeuren. Ook met het regelen van een vervolgplek hoeft echter niet gewacht te worden tot de jeugdige uit de JJI komt. Als de jeugdige tijdig voor een vervolgplek wordt aangemeld, kan een zo soepel mogelijke overgang van de ene naar de andere plek worden bewerkstelligd. Door de implementatie van het netwerkberaad bij de JJI’s zullen op dit punt ook verbeteringen worden bereikt. Het netwerkberaad, waarin in ieder geval de JJI waarin de jeugdige verblijft, de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering deelnemen, heeft immers als taak een trajectplan voor iedere jeugdige op te stellen. De eventuele plaatsing van jeugdigen in de gesloten jeugdzorg na afloop van een strafrechtelijk traject is daarmee, zoals de commissie ook verzoekt, expliciet onder de aandacht van het veld.

Ook is de beschikbaarheid van voldoende capaciteit, zowel kwantitatief, als kwalitatief, van belang. De commissie geeft aan dat het probleem naar haar idee in de wachtlijst zit. Op dit moment is er nog geen adequate wachtlijstregistratie voor de gesloten jeugdzorg. De werkprocessen bij bureau jeugdzorg en het informatiesysteem jeugdzorg dienen aangepast te worden, om de informatie over de gesloten jeugdzorg door de medewerkers te kunnen laten registreren. Er wordt op dit moment hard aan gewerkt om dit te realiseren.
De opbouw van de benodigde capaciteit wordt met grote inzet ter hand genomen. In 2010 zal de geplande capaciteit van ruim 1300 plekken gerealiseerd zijn. Daarnaast ben ik voornemens Glen Mills aan te wijzen, waarmee nog eens 120 plekken beschikbaar zullen komen. Ik zal de vraag naar gesloten jeugdzorg bovendien blijven monitoren om te bezien hoe deze zich ontwikkelt. Initiatieven die door de sector ontwikkeld worden met als doel het gesloten verblijf zo kort mogelijk te houden met aansluitend intensieve (ambulante) zorg, zal ik met kracht steunen.

De Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet