Toespraak minister Ter Horst bij ontvangst rapport WRR ‘Onzekere veiligheid’

Dank voor uw rapport. Met het oog op de titel van uw rapport hád ik willen zeggen: één ding is wel zeker, als twee ministers uw rapport willen ontvangen dan kunt u ervan uitgaan dat het onderwerp serieus wordt genomen. Maar het zijn echt onzekere tijden, want u zult het met één minister moeten doen omdat mijn collega van VROM in Brussel internationale verplichtingen had.

Ik spreek dus ook namens haar als ik zeg dat uw boodschap helder is: we moeten beter leren omgaan met onzekerheden, en dit is niet alleen een taak van de overheid maar van ons allemaal. Dat is een boodschap waar ik het zeer mee eens ben.

Veiligheid is niet het domein van de overheid alleen. Samen met het bedrijfsleven en andere instellingen dragen we een verantwoordelijkheid om onze samenleving goed te laten draaien, ook tijdens rampsituaties. We hebben allemaal de opdracht om onszelf weerbaarder te maken.
We hebben ook allemaal de zorgplicht om voorzichtig en verantwoord te werk te gaan zodat mens en milieu niet geschaad worden. Iedereen, dat wil zeggen overheid, bedrijfsleven én individu.

Het principe om het voorzorgbeginsel als leidraad te nemen spreekt me daarbij aan, zeker waar het gaat om via een pro-actieve houding rekening te houden met onvoorziene risico’s.

Het spreekt me temeer aan omdat het voor een deel al in ons handelen zit.

Als aansprekend voorbeeld noemt u in uw rapport het leren oversteken van kinderen. Elke ouder leert zijn kind dat het niet de straat oversteekt bij een onoverzichtelijke bocht. Daar zijn te veel onzekerheden. Iedereen leert uit voorzorg een plek te zoeken waar meer zicht is op risico’s.

Terecht zegt u dat dit principe ook zou moeten gelden voor bedrijven en andere organisaties die door hun activiteiten maatschappelijke risico’s meebrengen die niet altijd bekend zijn, denk aan nano- en biotechnologie of kernenergie. Uw oproep is: geef rekenschap van die risico’s, kom in beweging en creëer een positie met meer zicht op onzekerheden.

De WRR pleit ervoor om het voorzorgbeginsel wettelijk te verankeren. Hierover hebben al vele debatten plaatsgevonden en het onderwerp heeft ook in het vorige kabinet op de agenda gestaan. Maar uiteindelijk heeft het niet tot aanpassing van wetgeving geleid.

Uw rapport is een goede aanleiding om hier nogmaals naar te kijken. Maar de vraag is ook hoe we zo’n wettelijke verankering in overeenstemming kunnen brengen met de maatschappelijke en politieke wens tot deregulering en sturen op verantwoordelijkheden.

Ik vind wel dat we als overheid een actieve, stimulerende rol hebben in het omgaan met onzekerheden, en ik noem daarbij de belangrijkste aanknopingspunten.

Ten eerste passen we het principe van het voorzorgbeginsel al toe in de strategie Nationale Veiligheid. Het kabinet brengt hiermee in beeld welke dreigingen er op ons land af kunnen komen en daarbij kijken we vooral naar de vitale belangen, zoals de economische, de fysieke en de territoriale belangen. Belangen waarbij maatschappelijke ontwrichting in het spel is als ze worden aangetast. We brengen risico’s in kaart zodat we ons kunnen voorbereiden.

Verder is er natuurlijk de klassieke methode van wet- en regelgeving.
De zorgplicht die ik eerder noemde is opgenomen in de Wet milieubeheer, maar bijvoorbeeld ook in de Arbo wetgeving.

En vooruitlopend op de nieuwe brandveiligheidsvisie die het kabinet opstelt naar aanleiding van de Schipholbrand kan ik u melden dat daarin het accent meer komt te liggen op een actieve houding van eigenaren en beheerders van gebouwen.

Eénmalig voldoen aan de wettelijke regels van brandveiligheid is onvoldoende en te statisch. Het accent zal meer komen te liggen op analyse en beheersing van brandrisico’s. Zo ontstaan meer mogelijkheden voor maatwerk en kan bijvoorbeeld beter ingespeeld worden op een verandering in gebruik van een gebouw.

Een ander aanknopingspunt is een verhoging van het bewustzijn. Het voorzorgbeginsel valt niet louter af te dwingen met wet- en regelgeving. Het is ook een kwestie van kennis en houding. Op dat punt valt winst te maken. Wie van u heeft bijvoorbeeld een blusdeken of rookmelder in huis?
Op het punt van kennis en houding past een stimulerende rol van de overheid. Dat realiseren we ons en daarom zijn we bijvoorbeeld ook bezig met het opzetten van lespakketten op het gebied van brandveiligheid.

Meer kennis en een actievere houding zijn ook de doelen van een programma ‘griep en maatschappij’ dat mijn ministerie samen met VWS uitvoert. De bedoeling is om vooral het vitale bedrijfsleven – zoals energiebedrijven, banken, telecombedrijven - beter te laten anticiperen op bijvoorbeeld een zware grieppandemie.

Een cruciaal punt ten slotte ligt op het vlak van zelfredzaamheid van de burgers. Niet voor niets heeft u in de Troonrede kunnen horen dat we de mensen meer zullen aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid. De mensen moeten hun risico’s goed kunnen inschatten en weten wat ze moeten doen.
We kunnen hierbij leren van andere landen zoals Singapore waar ik onlangs was, en daar krijgt iedere inwoner een handboek waarin staat wat je moet doen bij een ramp of aanslag en een veiligheidspakket.

Of we in Nederland precies hetzelfde moeten doen weet ik niet maar de mentaliteit die eruit spreekt, kunnen we zo importeren. En die komt neer op: honderd procent veiligheid bestaat niet en in sommige gevallen zult u zich zelf moeten kunnen redden. En daar willen we u zo goed mogelijk bij helpen.

Het draait kortom niet alleen om het maximeren van veiligheid maar om het minimaliseren van onzekerheid.

Uw rapport geeft veel aanknopingspunten om ons beleid op dit punt aan te scherpen. Ik dank u daarvoor.