Vierde Afvalconferentie in Ede

Toespraak van minister Cramer op de vierde Afvalconferentie in De Reehorst in Ede op 1 oktober 2008. De conferentie van de Vereniging Afvalbedrijven en de vereniging voor afval en reinigingsmanagment (NVRD) ging vooral over sturing van de overheid op de afvalmarkt.

Dames en heren

Zoals u vandaag hebt kunnen horen - en voor zover u dit niet al wist - is de afvalwereld volop in beweging. U heeft een dynamisch en uitdagend werkterrein! Dat is ook de reden waarom ook ik de ontwikkelingen nauwlettend volg, als minister, maar ook al veel eerder; als wetenschapper en onderzoeker.

Ik ben gevraagd om mijn visie te geven over de toekomst van het afvalbeleid. Ik zal dat doen door eerst mijn beelden van de verre toekomst met u te delen. Hoe ziet het afvalbeleid eruit in 2030? Daarna laat ik zien wat we daarvoor nu al in gang gaan zetten, onder meer in het Landelijk Afvalbeheerplan dat we binnenkort uitbrengen. Hoe ziet mijn toekomstbeeld eruit? Zeg maar de glazen bol van Cramer.

Het zal u niet verbazen als ik begin met aan te geven dat afval dan als zodanig niet meer bestaat. Materialen aan het einde van hun levenscyclus zijn te waardevol om weg te gooien en blijven daarom onderdeel uitmaken van de kringloop. Door de enorme vraag uit landen als China en India zijn materialen dermate schaars dat niemand het meer in zijn hoofd haalt om materialen niet nuttig toe te passen. Dit zal in hoofdzaak gebeuren door hoogwaardige toepassing van materialen. Waar dat echt niet mogelijk is speelt energie- en warmte benutting met hoge rendementen nog een rol.

Dit alles is mogelijk omdat het in de kringloop houden van materialen een essentiële rol speelt bij het ontwerpen van producten. Duurzaam ontwerpen oftewel Ecodesign is de gewoonste zaak van de wereld, vooral ook omdat het enorme besparingen oplevert.

Wat nu nog afvalbedrijven zijn, maakt straks deel uit van een gezonde en internationale grondstofindustrie. De afvalbedrijven van nu zijn Europese strategische spelers ten aanzien van materialenmanagement, die waarde toevoegen door de zogenoemde circulaire economie op gang te houden. Ketensamenwerking is helemaal ingeburgerd. Bedrijven die dit onvoldoende doen ervaren concurrentienadeel en hebben het loodje gelegd. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is de norm geworden, niet omdat het moet, maar omdat de consument hierom vraagt en omdat de producent erkent dat dit de enige manier is om op lange termijn winst te blijven maken.

We maken gebruik van duurzame energiebronnen van de zon en de wind, deels aangevuld met geavanceerde centrales met CO2-afvang en -opslag die draaien op de laatste fossiele brandstoffen. Dankzij gezamenlijke inspanningen is het broeikaseffect nagenoeg tot stilstand gebracht en deels door het treffen van de juiste ruimtelijke aanpassing zoals dijkverstevigingen nauwelijks een issue meer. De biodiversiteit herstelt zich weer langzaam. Een rooskleurig beeld? Misschien. Maar niemand kan ontkennen dat we de oplossingen in huis hebben. Niemand kan zeggen dat het technologisch onmogelijk is. Niemand kan zeggen dat we onze consumptiegedrag vandaag, morgen en in de toekomst niet kunnen veranderen. Waar een wil is, is een duurzame weg...

Door inspirerend en gedurfd innovatief leiderschap vanuit overheden en bedrijfsleven kunnen wij deze duurzame samenleving realiseren.

En als we nu gaan terugredeneren vanuit dit toekomstbeeld back to the future - wat zou dat dan betekenen voor de keuzes in het afvalbeleid van vandaag? Het betekent in ieder geval dat we in ons beleid erop moeten voorsorteren dat we in de toekomst geen afvalbeleid meer hebben, maar een materialenbeleid of grondstoffenbeleid. In mijn ogen zou dit tweede Landelijk Afvalbeheerplan dan ook het laatste moeten zijn: het volgende beleidsplan heet een Landelijk Materialenbeleidsplan.

Deze ontwikkeling zien we uiteraard ook in de rest van Europa. We zijn nu nog druk doende met de nieuwe versie van de Europese Kaderrichtlijn Afval, maar in deze richtlijn merk je al heel duidelijk dat het levenscyclus-denken centraal staat. Afval is straks geen sectoraal beleid meer, maar wordt steeds meer geïntegreerd met beleidsvelden gericht op duurzaam produceren en consumeren.

Deze integratie heeft recent weer een duw in de goede richting gekregen met het actieplan Sustainable Consumption and Production, dat deze zomer door de Europese Commissie is uitgebracht. Dit actieplan is voor de afvalbedrijven van nu zeer interessant, omdat het een aantal zaken in gang zet. Het ontwikkelen en vermarkten van duurzame producten en efficiënt omgaan met energie en materialen staat centraal: dit levert als we dit een beetje slim aanpakken enorme kansen op voor onze industrie. Door instrumenten beter aan elkaar te knopen en de samenhang te versterken, kunnen we ervoor zorgen dat de prestatie van de koplopers van nu over een aantal jaren later de norm wordt waar álle bedrijven aan moeten voldoen. En door een ondernemersklimaat te creëren dat de koplopende bedrijven tot steeds weer nieuwe innovaties aanzet, ontstaat er een dynamisch Top Runner-systeem.

Maar dat lijkt me wel genoeg voor het later en daar. Laten we het eens gaan hebben over het hier en nu. Wat moeten we met elkaar in gang zetten om in 2030 bij mijn geschetste streefbeeld uit te komen? In het Landelijk Afvalbeheerplan kondig ik daarvoor het programma Ketengericht Afvalbeleid aan. Bij een ketenaanpak in het afvalbeleid gaat het om een aanpak waarbij de vermindering van de milieudruk in de afvalfase wordt beïnvloed door onder andere maatregelen eerder in de keten, zonder afwenteling binnen de keten. Dit leidt dan tot milieuwinst in de hele keten. Dit vormt wat mij betreft de rode draad door de ontwikkelingen in het afvalbeleid.

Wat zo'n ketenaanpak concreet in kan houden hebben we met elkaar al mogen ervaren in het kader van de 6 afvalketenpilots. Afgelopen mei heb ik, samen met de heer Rinnooy Kan van de Sociaal Economische Raad (SER), de plannen van aanpak die in het kader van dit project door de bedrijven uit 6 materiaalketens zijn opgesteld, in ontvangst genomen. Deze plannen van aanpak hebben tot doel om enerzijds de milieudruk van de ketens te verminderen bijvoorbeeld door ze beter te sluiten, anderzijds moesten het concrete business-cases opleveren. We zijn er met deze pilots in geslaagd om mensen, ieder met hun eigen kennis en kunde, bij elkaar te brengen waardoor een heleboel energie en creativiteit vrijgekomen. Er zijn nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan van mensen in ketens die tot een half jaar geleden elkaar nog niet kenden. Daardoor zijn er dingen van de grond gaan komen. Ketensamenwerking biedt dus kansen. Meer samenwerken in ketens leidt tot meer innovatie in de keten. En daarmee tot nieuwe business-cases, want natuurlijk moet er ook geld worden verdiend. Een mooi voorbeeld is het project 'Jeans for jeans' binnen de pilot textiel. Oude vezels van oude afgedragen kleding worden gebruikt om nieuwe kleding van te maken. Dit project is succesvol en niet onbelangrijk het slaat ook commercieel aan.

Als iets, al was het maar op termijn, niet winstgevend te maken is, moet je er niet aan beginnen.

Ondanks de overwegend positieve ervaringen weten we ook dat samenwerking in de keten ook niet altijd makkelijk is, bijvoorbeeld het aangaan van nieuwe partnerschappen nog wat onwennig is. Het vergt een omslag en die moeten we met elkaar maken.

Behalve dat we gewoon hard doorgaan met de uitvoering van deze 6 pilots, kondig ik in het afvalbeheerplan ook het voornemen aan om een ketenprogramma te starten rondom 7 deels nieuwe ketens. Het betreft de materiaalketens rondom papier, textiel, pvc, voedsel, aluminium, bouw- en sloopafval en grof huishoudelijk afval, denk aan tapijt en matrassen.

De keuze van deze materialen is gebaseerd op analyses waar we aangrijpingspunten zien om substantiële milieuwinst te halen. Het zijn dus stromen die er toe doen waarbij we tegelijkertijd het gevoel hebben dat er in deze ketens bedrijven en branches zitten die hebben bewezen hun verantwoordelijkheid niet uit de weg te gaan. De doelstelling van dit programma is ambitieus, namelijk 20 procent milieuwinst in de planperiode.

Dit zou moeten worden bereikt door de inzet van de bedrijven die betrokken zijn bij deze ketens. U dus!

Vanuit de overheid kunnen en willen we dit namelijk niet alleen. Wat we wel kunnen doen is een aantal zaken ter beschikking stellen, zoals actieve procesondersteuning en budget voor onderbouwende studies en projecten. En zo mogelijk belemmeringen wegnemen bijvoorbeeld in het kader van regelgeving.

Tot nu toe heb ik gesproken over het optimaliseren van bestaande ketens. De volgende stap is nieuwe duurzame eketens te ontwerpen: van wieg tot wieg, Cradle-to-cradle (C2C). Een actie die ik daarom in gang zet, is het krachtig stimuleren van de Cradle-to-Cradlebenadering. Van wieg-tot-wiegdenken helpt ons namelijk in de noodzakelijke transitie van een afvalbeleid naar een materialenbeleid. Cradle-to-cradle dient als inspiratiebron en katalysator bij de vele ontwikkelingen die thans plaatsvinden. Het sluit goed aan bij het duurzaamheidsbeleid van dit kabinet. Het is bovendien een mobiliserend concept.

Ik ga het initiatief cradle-to-cradle stevig ondersteunen, want we staan voor de gezamenlijke uitdaging om te laten zien dat hét ook daadwerkelijk werkt. We ondersteunen pilots, zowel van productketens als van ruimtelijke opgaven, zoals Almere en Klavertje Vier Venlo. Ook wordt in 25 productstromen cradle-to-cradle meegenomen in het programma duurzaam inkopen.

Tot slot. Aan de hand van dit verhaal is er denk ik niemand meer die eraan twijfelt dat de afvalsector een dynamische sector is met een gouden toekomst. Maar om onze kinderen een duurzame horizon te bieden op een leefbare aarde met voldoende grondstoffen, is het nodig om nú een aantal stappen te zetten. Kortom, de toekomst begint vandaag. En dan kunnen we straks die grote sprong voorwaarts maken. Ik daag u uit: laten we samen die uitdaging aangaan!

Dank u wel.