Nieuwe MoU grensoverschrijdende crisisiuaties financiële markten

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Ons kenmerk: FM 2008-01383 M

Geachte voorzitter,

Tijdens het Algemeen Overleg van 3 april 2008 aangaande de kredietcrisis heeft uw Kamer aangegeven nader geïnformeerd te willen worden over het nieuwe Memorandum of Understanding (MoU), dat op 1 juni 2008 in werking is getreden. Tevens zal ik in deze brief nader ingaan op de Nederlandse behandeling van conduits, en mijn bereidheid deze prudente behandeling in internationaal verband uit te dragen. Tot slot ga ik in deze brief in op het beleid ten aanzien van de aanschaf van complexe beleggingsproducten door niet-professionele partijen.

Uw Kamer heeft voorts aangegeven geïnformeerd te willen worden over de internationale discussie betreffende de lessen uit de kredietcrisis. Hiervoor verwijs ik u naar het reeds toegezonden verslag van de Ecofin. Binnenkort zal uw Kamer tevens het verslag van de voorjaarsvergadering van IMF en Wereldbank ontvangen.

Memorandum of Understanding

In oktober 2007 is door de Ecofin besloten om de bestaande afspraken uit 2005 inzake samenwerking en overleg tijdens crisissituaties in de Europese Unie te herzien. De nieuwe afspraken zijn vastgelegd in een ‘Memorandum of Understanding’ (MoU). Door deze vernieuwde afspraken zullen autoriteiten in een grensoverschrijdende crisissituaties effectiever kunnen opereren. Ook bieden de afspraken een betere basis voor het verder ontwikkelen van regelingen voor financiële stabiliteit en crisismanagement in de Europese Unie.

Het MoU is ondertekend door alle relevante toezichthoudende autoriteiten voor de financiële sector, centrale banken en ministers van Financiën in de Europese Unie. In totaal zijn dit 118 partijen uit 27 lidstaten en de Europese Centrale Bank. Namens Nederland zijn dit de Autoriteit Financiële Markten (AFM), De Nederlandsche Bank (DNB) en ikzelf als minister van Financiën.

Het doel van de afspraken is om de grensoverschrijdende samenwerking tussen autoriteiten, die zijn betrokken bij het managen en oplossen van een financiële crisis, te verdiepen. De afspraken zijn gebaseerd op bestaande wettelijke verantwoordelijkheden en netwerken van autoriteiten, ze veranderen niets aan de nationale of institutionele verantwoordelijkheden. Het MoU is niet wettelijk bindend, ondertekenende partijen zien het MoU als een geschikt instrument om de onderlinge samenwerking te bevestigen. Het is daarnaast een gebruikelijk instrument om tot afspraken te komen in het reguliere grensoverschrijdende toezicht in Europa.

Besloten is om het MoU openbaar te maken, derhalve vindt u deze als bijlage bij deze brief. Met deze MoU worden negen algemene principes voor crisismanagement geïntroduceerd. Als uitgangspunt wordt onder andere gesteld dat oplossingen met behulp van de private sector de voorkeur hebben bij het bestrijden van een grensoverschrijdende crisissituatie. Voor het geval er overheidsmiddelen moeten worden aangewend om een financiële instelling te steunen, is afgesproken dat de budgettaire lasten die hier uit voort komen zullen worden gedeeld. Bij deze verdeling wordt onder andere rekening gehouden met de economische gevolgen in betrokken lidstaten en de verantwoordelijkheidsverdeling bij het reguliere toezicht. Ik zie dit uitgangspunt als een stap in de goede richting bij het komen tot concretere afspraken op dit specifieke terrein.

In het MoU worden ook enkele samenwerkingsmechanismen gedefinieerd, waarbij coördinerende autoriteiten worden aangewezen. De regel is hierbij dat deze afkomstig zijn uit het thuisland van de grensoverschrijdende financiële instelling. Indien deze instelling in problemen komt hebben autoriteiten uit het thuisland extra verantwoordelijkheden. Zo bestaat er vooraf duidelijkheid over welke autoriteiten de regie hebben. Bij het MoU is tevens een praktische handleiding opgenomen waarin een aantal belangrijke zaken nader wordt toegelicht. Dit betreft onder meer het type informatie dat kan worden gedeeld tussen autoriteiten, afstemming van communicatie met het publiek en zaken gerelateerd aan het delen van budgettaire lasten. Een ander onderdeel van de afspraken is dat autoriteiten bij het beoordelen van crisissituaties gebruik zullen maken van een gelijkluidend analyseraamwerk. Lidstaten worden daarnaast opgeroepen om te komen tot bilaterale afspraken indien hier aanleiding toe is. Voorts hebben autoriteiten zich met deze MoU gecommitteerd om op nationaal niveau ook goede regelingen voor crisismanagement te hebben, waaronder een ‘ domestic standing group’. Bestaande afspraken op dit terrein tussen DNB en mijzelf zijn in februari 2007 geformaliseerd. Hierover is uw Kamer eerder per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2006/07 28 122 nr. 21).

Conduits

Een kredietinstelling heeft de mogelijkheid om bezittingen van de balans af te halen en onder te brengen in een speciaal daarvoor opgericht securitisatievehikel. De Nederlandsche Bank (DNB) eist, als prudentieel toezichthouder, dat een kredietinstelling hierbij rekening houdt met de eventuele verplichtingen die kunnen voortvloeien uit deze gesecuritiseerde bezittingen. Het feit dat een bezitting is gesecuritiseerd betekent dan ook niet dat de hieruit voortkomende risico’s zich aan het prudentieel toezicht onttrekken.

De kredietcrisis heeft ertoe geleid dat de wijze waarop banken om dienen te gaan met off-balance geplaatste bezittingen zal worden herzien, en waar nodig zal worden aangescherpt. In lijn met de aanbevelingen van het Financial Stability Forum (FSF) zal het Basels Committee on Banking Supervision (BCBS) nog in 2008 komen met voorstellen ter aanscherping van de prudentiële vereisten voor securitisatie-activiteiten van banken. Tegelijkertijd zet de Europese Commissie zich in om de securitisatiebepalingen in de Capital Requirements Directive (CRD) waar nodig aan te scherpen. Nederland neemt actief deel aan de internationale discussies op dit vlak, en draagt hierbij het prudente Nederlandse beleid uit.

Complexe beleggingsproducten

Het is een financiële onderneming, die beleggingsdiensten verleent in verband met beleggingsproducten, niet verboden deze diensten aan niet-professionele beleggers te verlenen. Wel is het zo dat het verlenen van deze diensten met bepaalde waarborgen moet zijn omkleed. Op een dergelijke financiële onderneming rust de verplichting om zich op een eerlijke, billijke en professionele wijze in te zetten voor de belangen van de beleggers. Uit deze algemene zorgplicht volgt onder meer de verplichting om beleggers adequaat en op begrijpelijke wijze te informeren over de beleggingsproducten en -diensten van de onderneming. Op basis van deze informatie moet de belegger in staat worden geacht om een gefundeerde beleggingsbeslissing te nemen.

Daarnaast volgt uit de zorgplicht een verplichting die vaak wordt aangeduid met de notie “ken-uw-cliënt”. De invulling van deze verplichting is afhankelijk van de soort beleggingsdienst. Indien de onderneming een belegger adviseert over een bepaalde transactie of diens vermogen beheert, dient de onderneming de financiële positie, de doelstellingen en risicobereidheid en de kennis en ervaring van de belegger na te gaan. Het gegeven advies of de genomen beheersbeslissing moet daarop zijn gebaseerd. De onderneming dient vast te stellen of de niet-professionele belegger begrijpt welke risico’s aan het beleggingsproduct verbonden zijn. Bij een professionele belegger daarentegen kan er van uit worden gegaan dat de belegger over de nodige kennis en ervaring beschikt om de risico’s te begrijpen.

Wanneer de onderneming andere dan bovengenoemde beleggingsdiensten verleent aan een belegger, dient zij ook de relevante kennis en ervaring van de belegger in kaart te brengen. Op basis van deze informatie dient de onderneming vast te stellen of de belegger de risico’s verbonden aan het product begrijpt. Indien de kennis en ervaring van de belegger naar haar mening tekort schiet zal de onderneming de belegger hiervoor moeten waarschuwen. Van deze toetsing kan slechts onder voorwaarden worden afgezien als de dienst betrekking heeft op een beleggingsproduct dat als niet-complex geldt.

Samenvattend betekent dit, dat alle beleggers goed moeten worden geï nformeerd over beleggingsproducten. Niet-professionele beleggers worden daarnaast bij advies en vermogensbeheer bijgestaan bij het nemen van beslissingen over het aangaan van transacties in beleggingsproducten. Een transactie met betrekking tot een product dat zij niet begrijpen zou in dit verband niet mogen voorkomen. Ook bij andere beleggingsdiensten dient de onderneming vast te stellen of de niet-professionele belegger het product begrijpt. Een belangrijk verschil is dat bij deze andere beleggingsdiensten de belegger na een ontvangen waarschuwing zelfstandig kan besluiten het product alsnog af te nemen.

Hoogachtend,

de minister van Financiën,

Wouter Bos