Verpakkingenbelasting

De Voorzitter van de Commissie Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Uw brief (Kenmerk): 31066-61/2008D06648

Ons kenmerk: DGB/2008/5147 U

Onderwerp: Verpakkingenbelasting

Geachte Voorzitter,

In antwoord op uw verzoek van 25 september jl. over de schattingsopgaaf voor de verpakkingenbelasting bericht ik u het volgende.
In het licht van de blijvende discussie over dit onderwerp is het nuttig om het uitvoeringsproces van de verpakkingenbelasting uiteen te zetten.
Het belastingjaar 2008 is bijzonder voor de verpakkingenbelasting, omdat de Belastingdienst niet beschikt over de namen van de belastingplichtigen en uiteraard ook niet over de relevante verpakkingsvolumes. Om geen overbodige administratieve lasten te veroorzaken is gekozen voor de benadering dat bedrijven met een verpakkingsvolume van meer dan 15.000 kg zich als belastingplichtige melden bij de Belastingdienst. Daarvoor is begin dit jaar een grote communicatiecampagne van start gegaan. Bedrijven waarvan vermoed werd dat zij meer dan het genoemde volume produceren werden rechtstreeks benaderd met het verzoek tot aanmelding. Hierbij kon gebruik gemaakt worden van de gegevens van de uitvoeringsorganisaties van het verpakkingenbesluit.
Tot nu toe hebben zich ca. 4.500 bedrijven aangemeld. Dat is een mooi resultaat, maar dat is nog niet het volledige aantal. De Belastingdienst is druk doende om ook de resterende bedrijven te vinden en aan te sporen tot aanmelding.
Bedrijven die zich hebben aangemeld ontvangen van de Belastingdienst na de aanmelding de gebruikersnaam en het wachtwoord. Daarmee kunnen ze digitaal de gevraagde schattingsopgaaf doen. Ook krijgen ze dan het betaalkenmerk dat nodig is voor het doen van de voorlopige betalingen. Bedrijven krijgen een redelijke termijn om aan deze verplichtingen te voldoen. In de praktijk houdt dat in dat bijvoorbeeld een bedrijf dat zich aanmeldt op 28 september een reactie ontvangt van de Belastingdienst waarin voldoende ruimte wordt gegund om aan de verplichtingen te voldoen. Het zou in dit geval onredelijk zijn om te verlangen dat de opgaaf en de betaling nog voor de 30ste september binnen moeten zijn. Dat wordt dan ook niet verlangd. In de reactie wordt aangegeven dat de opgaaf en de (volledige) voorlopige betaling uiterlijk in december 2008 binnen moeten zijn. Zij worden wel aangespoord om deze opgaaf zo snel mogelijk te doen.
In de uitvoeringspraktijk krijgen bedrijven dus alle ruimte om aan hun verplichtingen te voldoen. Deze werkwijze geldt ook voor bedrijven die zich na 30 september aanmelden.
Zoals ik al eerder heb opgemerkt - ik verwijs ook naar de antwoorden op de vragen van de leden Koşer Kaya en Van der Ham - gaat het erom dat zoveel mogelijk bedrijven in 2008 de voorlopige betaling gaan verrichten. Er is namelijk een aanzienlijke opbrengst geraamd in 2008.
Het gevolg van een door mij afgekondigd formeel uitstel van het doen van de schattingsopgaaf en de daaraan gekoppelde betaling zal ertoe leiden dat bedrijven de kwestie weer voor zich uit gaan schuiven en dan op een later moment weer "in de problemen komen". Dat wil ik juist voorkomen. Uit het feit dat al meer dan 4.000 bedrijven zich hebben aangemeld en meer dan de helft daarvan ondertussen al een opgaaf heeft ingediend, blijkt dat het opnieuw verlenen van uitstel niet noodzakelijk is.
Ondertussen heb ik er begrip voor dat bedrijven een redelijke termijn moeten hebben om aan de verplichtingen te kunnen voldoen, ook al wordt daardoor de datum van 30 september overschreden. De geschetste uitvoeringspraktijk voorziet daar ook in. Ik zal de Belastingdienst vragen om dit nog eens duidelijk uiteen te zetten op de website.
Voor de komende jaren gaat de Belastingdienst gebruikmaken van de gegevens over het afgelopen belastingjaar. De voorlopige betaling wordt dan gebaseerd op het verpakkingsvolume van het afgelopen jaar, zoals dat in de aangifte over dat jaar was opgenomen. Vanaf 2009 hoeven bedrijven de schattingsopgaaf alleen nog maar in te vullen als zij willen afwijken van het verpakkingsvolume waarop de aangifte van het afgelopen jaar gebaseerd was. Zij kunnen dan de op hen betrekking hebbende gegevens eenvoudig wijzigen wanneer de feitelijke situatie rond het verpakkingsvolume of de verpakkingssoort is veranderd.

Hoogachtend,

DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,

Mr. drs. J.C. de Jager