Antwoorden op kamervragen over het buiten functie stellen van de korpschef van Zeeland

Antwoorden op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door het lid Griffith (VVD) over het buiten functie stellen van de korpschef van Zeeland. Deze vragen werden ingezonden op 6 augustus 2008.

Vraag 1

Is het waar dat u de korpschef van Zeeland uit zijn functie heeft gezet? 1) Kunt u de feiten en omstandigheden van uw besluit nader toelichten?

1) de Volkskrant 1 augustus 2008, de Stentor 31 augustus 2008

Antwoord

Nee, ik heb daartoe geen bevoegdheid. Die bevoegdheid berust bij de werkgever, in dit geval de korpsbeheerder van het korps Zeeland. Gezien de situatie heb ik bij de korpsbeheerder erop aangedrongen om de korpschef van Zeeland buitengewoon verlof te verlenen nadat hem een Verklaring van geen Bezwaar (VGB) is geweigerd. Hier heeft de korpsbeheerder mee ingestemd. Deze verklaring is conform de Wet veiligheidsonderzoeken vereist voor een ieder die een vertrouwensfunctie vervult.

Vraag 2

Waarom is er destijds, voorafgaand aan de benoeming van de korpschef in 2003, geen veiligheidsonderzoek verricht door de AIVD?

Antwoord

Nederland kent tienduizenden vertrouwensfuncties met wisselende bezettingen. De verantwoordelijkheid om personen aan te melden die een vertrouwensfunctie gaan vervullen is wettelijk belegd bij de werkgevers. De AIVD heeft hierin geen taak. De reden hiervoor is dat de werkgever het beste zicht heeft op de wisselingen in de vertrouwensfuncties. Ook voor de korpschefs geldt aldus dat deze moeten worden aangemeld door de werkgever, in casu de korpsbeheerder Zeeland. In het geval van de korpschef Zeeland heeft de korpsbeheerder de betrokkene niet aangemeld voor een veiligheidsonderzoek.

Vraag 3

Wat is de standaardprocedure ten aanzien van veiligheidsonderzoeken bij functionarissen werkzaam bij de Nederlandse politie? Wie moet hierop toezien en wat zijn de gevolgen als de procedure niet wordt nageleefd?

Antwoord

De politie is gemandateerd door de AIVD voor het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken naar eigen personeel (P-vertrouwensfunctie). Een uitzondering geldt voor veiligheidsonderzoeken naar de meest kwetsbare vertrouwensfuncties bij de politie. Dit zijn de A-vertrouwensfuncties en hier doet de AIVD zelf onderzoek naar. Een korpschef betreft een A-vertrouwensfunctie.

De procedure is dat de werkgever een functionaris aanmeldt voor een veiligheidsonderzoek (conform artikel 4, lid 1 van de Wet veiligheidsonderzoeken).

Wanneer de werkgever de functionaris niet aanmeldt voor een veiligheidsonderzoek, dan is het gevolg dat iemand een functie die is aangemerkt als vertrouwensfunctie, zonder een VGB vervult.

Tot slot geldt dat de functie van korpschef een kroonbenoeming betreft. Dat betekent dat binnen mijn ministerie het Directoraat-Generaal Veiligheid moet checken of de functionaris in het bezit is van een VGB behorend bij de functie. Bij de benoeming van de korpschef Zeeland in 2003 is dit verzuimd.

Vraag 4

Zijn er nog andere belangrijke leidinggevende vertrouwensfuncties bij andere politiekorpsen waarbij geen veiligheidsonderzoek heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de benoeming? Hoe staat het met de veiligheidsherhalingsonderzoeken bij de leidinggevende vertrouwensfuncties binnen de politie? Vinden die ook daadwerkelijk plaats en zo ja, wat is de stand van zaken op dit moment?

Vraag 5

Worden er ook veiligheidsherhalingsonderzoeken verricht bij de overige politiefunctionarissen en wat is de laatste stand van zaken? Zijn er achterstanden?

Antwoord op 4 en 5

Voor wat betreft de kroonbenoemingen kan ik u daarover het volgende melden.

Op dit moment zijn er nog één korpschef en twee plaatsvervangende korpschefs die geen VGB hebben voor hun huidige vertrouwensfuncties. Voor deze drie personen geldt dat zij wel eerder een VGB van de AIVD ontvingen in het kader van de uitoefening van een eerdere vertrouwensfunctie. Inmiddels hebben de bedoelde functionarissen een Staat van Inlichtingen formulier ter invulling ontvangen zodat de AIVD naar hen een veiligheidsonderzoek kan starten.

Naast deze leden van de korpsleiding zijn er nog 5 andere kroonbenoemde functionarissen zonder VGB.

In het kader van het verbeterprogramma ‘Sneller veiliger’ (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 30 805 nr. 10 en nr. 11) is onder andere als doelstelling geformuleerd dat de nalatenschap van veiligheidsonderzoeken naar zittend personeel bij de politie in een periode van drie jaren wordt weggewerkt door de politie en AIVD. Dit betekent dat de achterstanden in zowel A- als P-onderzoeken per 31 december 2010 weggewerkt moeten zijn. In mijn brief aan de Tweede Kamer over het terugdringen van de doorlooptijden van veiligheidsonderzoeken geef ik aan onverminderd te verwachten dat deze doelstelling wordt bereikt. Deze verwachting is tot op heden ongewijzigd.

Tevens is in het kader van het verbeterprogramma ‘Sneller veiliger’ neergelegd dat de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om, na het verstrijken van een termijn van vijf jaren of een veelvoud daarvan sinds het afgeven van de verklaring, een hernieuwd veiligheidsonderzoek te starten structureel zal worden toegepast voor die werkgevers waarmee uitvoeringsafspraken zijn gemaakt. De politie behoort tot deze groep van werkgevers en is gevraagd om lijsten in te zenden van personen die in aanmerking kunnen komen voor een herhaalonderzoek.

De afspraken zijn gemaakt met alle korpsen, op Gelderland-Zuid en Brabant-Noord na. Deze korpsen hebben besloten eerst extra capaciteit te werven om veiligheidsonderzoeken uit te voeren, alvorens werkafspraken te maken. Er zal ook in deze korpsen gestart worden met de herhaalonderzoeken wanneer de nalatenschap van onderzoeken naar zittend personeel is weggewerkt.

Vraag 6

Is het waar dat de ondernemingsraad het vertrouwen in de korpsleiding heeft opgezegd? Kunt u expliciet uiteenzetten waarom de ondernemingsraad het vertrouwen heeft opgezegd in de korpschef en ook zijn plaatsvervanger? Kunt u ook uiteenzetten sinds wanneer deze problemen spelen binnen het korps Zeeland? Is er wel vertrouwen bij de ondernemingsraad in de rest van de korpsleiding?

Vraag 7

Is het waar dat het gebrek aan vertrouwen niet alleen maar speelt bij de ondernemingsraad, maar binnen het gehele korps? Kunt u expliciet uiteenzetten wat de oorzaak is van het gebrek aan vertrouwen in de korpsleiding? Kunt u ook uiteenzetten sinds wanneer deze problemen spelen?

Antwoord op 6 en 7

Over de beantwoording van de vragen 6 en 7 heb ik ambtsberichten ingewonnen bij de korpsbeheerder. Deze heeft mij het volgende bericht.

Het klopt dat de ondernemingsraad het vertrouwen in de korpsleiding heeft opgezegd. De ondernemingsraad heeft daartoe schriftelijk op 31 juli jl. aan de korpsbeheerder als redenen het volgende aangegeven:

  1. De ondernemingsraad is van mening dat zij met grote regelmaat te laat en onvolledig geïnformeerd zijn over ontwikkelingen in het korps; dit zowel op financieel- als op personeelsgebied. Hierdoor is de ondernemingsraad niet in de gelegenheid gesteld om weloverwogen beslissingen te nemen en voelde zij zich meerdere malen voor voldongen feiten gesteld.
  2. Het is de ondernemingsraad gebleken dat er naar aanleiding van vacatures recent nieuw extern personeel is aangesteld, waarbij gemaakte afspraken niet zijn nagekomen. Dit ondanks herhaalde opmerkingen en een schrijven vanuit de ondernemingsraad.
  3. Het is de ondernemingsraad bekend dat de korpsleiding voornemens is het managementteam ingrijpend te wijzigen. Hierbij wordt door de korpsleiding voorbij gegaan aan hierover gemaakte afspraken met de ondernemingsraad.
  4. Het is de ondernemingsraad gebleken dat er breed onder het personeel weinig tot geen vertrouwen meer is in de korpsleiding ten aanzien van de wijze waarop zij de organisatie aanstuurt. Dit is in de laatste maanden meerdere keren aan de korpsleiding meegedeeld door zowel de ondernemingsraad, een afvaardiging van de vertrouwenspersonen binnen de regio en de voorzitters van de regionale afdelingen van de politievakbonden ACP en NPB.
  5. Verder zijn bij de ondernemingsraad van de korpsleiding incidenten bekend, welke op gespannen voet staan met het korpsstreven om integer te handelen.

Deze door de ondernemingsraad benoemde problemen waren, blijkens het ambtsbericht, noch bij de korpsbeheerder, noch bij de hoofdofficier bekend. In tegenstelling tot hetgeen de ondernemingsraad hierboven heeft gemeld, heeft de korpsbeheerder mij bericht dat deze problemen evenmin bij de korpsleiding bekend waren. Verder meldt de korpsbeheerder dat de berichtgeving van de ondernemingsraad omtrent de rol van de vertrouwenspersonen in het opzeggen van het vertrouwen in de korpsleiding inmiddels door de ondernemingsraad is gerectificeerd.

Vraag 8

Wanneer heeft u de eerste signalen van dit gebrek aan vertrouwen ontvangen van zowel de ondernemingsraad als de leden van het korps Zeeland? Welke stappen en maatregelen heeft u sindsdien ondernomen? Op welke wijze en door wie wordt, sinds het vertrek van de korpschef, het korps Zeeland aangestuurd? Wie is verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding van het korps? Is er wel voldoende vertrouwen binnen het korps in degene die nu de dagelijkse leiding heeft?

Antwoord

Mij hebben een aantal geruchten bereikt, doch deze waren toen nog niet van zodanige aard, dat verondersteld kon worden dat ze zich zouden ontwikkelen tot de huidige situatie. De korpsbeheerder heeft mij bericht dat hij de signalen voor het eerst heeft ontvangen bij hierboven genoemde schriftelijke berichtgeving van de ondernemingsraad van 31 juli jl. Zoals hiervoor reeds aangegeven, heeft hij voordien van de leden van het korps c.q. van de ondernemingsraad geen signalen ontvangen. Voor het overige, zo berichtte mij de korpsbeheerder, beschikt hij op dit moment niet over nadere informatie over de oorzaak van het opgezegde vertrouwen in de korpsleiding, noch is hem bekend sinds wanneer deze problemen spelen.

Ik heb over deze kwestie overleg gehad met de korpsbeheerder. In goed overleg met betrokken partijen heeft de korpsbeheerder, na ontvangst van de signalen van de ondernemingsraad, vervolgens de volgende maatregelen genomen:

- het nemen van de beslissing om zo spoedig mogelijk over te gaan tot het inrichten en starten van een onderzoek;

- het in positie houden van de plaatsvervangend korpschef;

- het zoeken naar een interim korpschef.

De korpsleiding van de regiopolitie Zeeland bestaat uit twee personen: de korpschef en diens plaatsvervanger. In beiden is het vertrouwen opgezegd. In gesprekken op 31 juli en 1 augustus jl. tussen de ondernemingsraad en de plaatsvervangend korpsbeheerder werd duidelijk dat de ondernemingsraad zich niet zal verzetten tegen het aanblijven van de plaatsvervangend korpschef onder voorwaarde dat er een interim korpschef zou worden aangewezen. Daarnaast is de ondernemingsraad, blijkens de ambtsberichten, akkoord gegaan met het feit dat de plaatsvervangend korpschef tot het moment dat de interim korpschef start, belast zal zijn met de dagelijkse leiding van het korps.

Het traject rondom de benoeming van de interim korpschef is inmiddels in gang gezet.

Vraag 9

Bent u bereid onmiddellijk een onafhankelijk onderzoek te laten instellen naar het functioneren van het korps Zeeland in het algemeen en naar de specifieke gang van zaken ten aanzien van het gebrek aan vertrouwen in de leiding van het korps? Kunt u de Kamer te zijner tijd de resultaten van dit onderzoek doen toekomen?

Antwoord

Ja, ik heb inmiddels besloten tot het instellen van een onafhankelijk onderzoek. Over de formulering van de opdracht vindt nog overleg plaats. Ik zal u te zijner tijd informeren over de bevindingen daarvan en over eventuele maatregelen die naar aanleiding daarvan moeten worden genomen.