Vragen van de Eerste Kamer over Schiphol

Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA ‘S-GRAVENHAGE

Uw brief (Kenmerk): 140.293/u/GJH/eos

Ons kenmerk: Fin 2008-00073

Geachte voorzitter,

Op 10 januari 2008 legde u mij vier vragen voor, gesteld door het lid Van de Beeten (CDA). Hierbij treft u mijn antwoorden aan op de gestelde vragen.

1. Is het u bekend met de toezegging van uw ambtsvoorganger van 20 juni 2006, gedaan bij de plenaire behandeling van wetsvoorstel 28074 inzake de privatisering van N.V. Luchthaven Schiphol, om de wet aan te passen conform de wensen van de CDA-fractie (HEK 2005-2006, 32-1536jo 32-1541)?

Ja, ik ben bekend met de toezegging van mijn ambtsvoorganger om in de wet op te nemen dat investeringen door N.V. Luchthaven Schiphol van meer dan 10% van het balanstotaal door de aandeelhouders moeten worden goedgekeurd.

2. Bent u van oordeel, dat de wijziging van het beleid met betrekking tot het aandeelhouderschap in de N.V. Luchthaven Schiphol niet meebrengt dat de wettelijke waarborgen die de toegezegde wetswijziging beoogde zonder betekenis is geworden?

Op zichzelf maakt die beleidswijziging de beoogde wetswijziging inderdaad niet zonder betekenis. Ook zonder dat sprake is van een privatisering is het wenselijk dat de aandeelhouders zich kunnen uitspreken over aanzienlijke investeringsbeslissingen. Dit is ook in lijn met de nieuwe Nota deelnemingenbeleid en een actievere invulling van het aandeelhouderschap door de Staat. Met mijn ambtsvoorganger ben ik overigens wel van oordeel dat een wettelijke basis op dit punt niet echt veel toevoegt aan een statutaire regeling. Ik heb er echter ook geen bezwaar tegen om dit in de wet op te nemen en ben derhalve nog steeds voornemens om aan deze toezegging uitvoering te geven.

Wat betreft de urgentie bestond natuurlijk wel een zekere link met de voorgenomen privatisering. In geval van een privatisering was het natuurlijk wenselijk om e.e.a. te regelen vóór de aandelenvervreemding. Die urgentie is door de beleidswijziging wel vervallen. De wijziging kan mijns inziens daarom gewoon met de eerstvolgende wijziging van de Wet Luchtvaart worden meegenomen.

Overigens zal aanpassing van dit punt in de statuten waarschijnlijk al eerder plaatsvinden, namelijk op de aankomende aandeelhoudersvergadering in april. Zoals bekend werd eerder een wijziging van de statuten door mede-aandeelhouder Amsterdam geblokkeerd. Na het staken van de verschillende juridische procedures heeft echter overleg plaatsgevonden over een technische wijziging van de statuten (waaronder dit punt) waarover inmiddels overeenstemming bestaat.

3. Kunt u – mede in dat licht – verklaren waarom aan deze toezegging nog geen uitvoering is gegeven?

Zoals door mijn ambtsvoorganger destijds is aangegeven zal dit punt worden meegenomen in een wetswijziging waarin mede de toezegging door de toenmalige staatssecretaris van V&W zal worden meegenomen met betrekking tot de voorhangprocedure van de AMvB’s. Dit punt zou worden geadresseerd bij de eerstvolgende reguliere aanpassing van de Wet Luchtvaart. Wijzigingen van die wet die daarna in procedure zijn gebracht strekten tot implementatie van internationale regelgeving en waren niet geschikt om dit onderwerp te regelen. Een wijziging, waarin beide toezeggingen dan zullen worden meegenomen, is momenteel in voorbereiding (zie hieronder). Wat mij betreft was ook geen aanleiding voor haast, vanwege de link met de voorgenomen privatisering.

4. Kunt u een vast termijn noemen waarbinnen de wijziging van de wet aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden? Zo nee, waarom niet?

Mijn collega van Verkeer en Waterstaat heeft mij aangegeven voornemens te zijn om nog voor de zomer genoemde wijziging van de Wet Luchtvaart aan de Tweede Kamer aan te bieden. Zoals aangegeven zal de door de CDA-fractie gewenste wetswijziging hierin worden meegenomen.

Hoogachtend,

de minister van Financiën,

Wouter Bos