Antwoorden op vragen van de vaste commissie voor Financiën over betalingsverkeer

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA ‘S-GRAVENHAGE

Uw brief (Kenmerk) 07-Fin-B-29

Ons kenmerk: FM07-1576 M

Geachte voorzitter,

Hieronder treft u de beantwoording aan van de vragen van de vaste commissie voor Financiën betreffende betalingsverkeer, in het bijzonder betreffende SEPA1 en EMV2, die mij zijn gesteld bij brief van 21 juni 2007, met het kenmerk 07-Fin-B-29.

Als eerste vraagt de vaste commissie of het wenselijk zou zijn als De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) of de minister van Financiën de bevoegdheid zou hebben om de banken te verplichten PIN te blijven aanbieden na de invoering van SEPA.

Met de invoering van SEPA willen de banken hun huidige nationale producten op termijn aan Europese standaarden laten voldoen of deze producten vervangen door nieuwe pan-Europese producten.

Ik ben van mening dat het uiteindelijk een individuele beslissing van een bank moet blijven om op het gebied van debetkaartbetalingen nieuwe pan-Europese betaalproducten aan te gaan bieden of PIN aan te blijven bieden. Zoals ik al eerder heb aangegeven dient een dergelijke beslissing wel een vraaggestuurd proces te zijn. De overstap van een bank naar een ander betaalproduct dan PIN moet afhankelijk zijn van de vraag van haar afnemers (de detailhandel).

Ik hecht er dan ook veel waarde aan dat Currence, de eigenaar van het betaalproduct PIN, onder andere in haar jaarverslag over 2006, heeft aangegeven PIN aan te zullen passen aan de Europese standaarden die de banken met SEPA introduceren. PIN zal daarom ook na de invoering van SEPA kunnen blijven bestaan. Currence heeft echter ook aangegeven dat het niet waarschijnlijk is dat PIN zal uitgroeien tot een zelfstandig Europees product. Hierdoor is het mogelijk dat PIN op termijn uitgefaseerd zal worden als er onvoldoende vraag is om PIN op de markt te houden.

Deze eventuele uitfasering zal ik nauwlettend in de gaten houden. Ik heb steeds aangegeven dat deze alleen moet plaatsvinden indien en op het moment dat daar in een concurrerende omgeving producten tegenover staan die minstens zo efficiënt en goedkoop zijn als de huidige betaalmiddelen. De noodzaak van voldoende concurrentie is in Europees verband ook meerdere keren besproken, onder andere is dit vastgelegd in de Raadsconclusies van de EcoFin van 9 en 10 oktober 2006.

De eventuele uitfasering van PIN is ook van belang voor de derde vraag, die doelt op een dreigend oligopolie waarin er te weinig aanbieders zijn van SEPA-debetkaarten. Hierin wordt ook gevraagd naar de mogelijkheden om SEPA uit te stellen mocht er inderdaad een oligopolie ontstaan zonder goed alternatief voor PIN. Ik ben van mening dat het van groot belang is dat er voldoende marktwerking is op de Europese markt voor zowel debet- als creditkaarten. Hoe deze markt er over enkele jaren uit zal zien is op dit moment echter niet met zekerheid te zeggen. Overigens heb ik vernomen dat er ook nieuwe partijen zijn die overwegen een nieuwe Europese debetkaart op de markt te brengen. Mocht er toch maar één aanbieder of enkele, te weinig met elkaar concurrerende, aanbieders van debetkaarten op de markt komen na de invoering van SEPA, dan zou dat kunnen betekenen dat er onvoldoende marktwerking is op de markt voor Europese debetkaarten. De Europese Commissie, en op nationaal niveau de N ederlandse Mededingingsautoritteit (NMa), zal daarom nauwlettend toezicht op de betaalmarkt houden.

Het is overigens niet zo dat met één of enkele aanbieders van debetkaarten de SEPA-producten per se duurder of minder efficiënt zullen zijn dan PIN. PIN is momenteel het enige Nederlandse merk voor debetkaartbetalingen in Nederland en toch is PIN een van de meest efficiënte merken in Europa. Onder het merk bieden banken in concurrentie met elkaar betaaldiensten aan aan hun klanten (pashouders en winkeliers). De prijzen die banken berekenen voor pinbetalingen behoren tot de laagste in Europa.

SEPA is een marktinitiatief van de Europese banken. Hoewel ik de zorgen omtrent hogere prijzen in de markt voor debetkaartbetalingen deel, kan ik als minister van Financiën geen uitstel van SEPA afdwingen. Indien er concrete aanwijzigen zijn dat er onvoldoende marktwerking is op de markt voor Europese betaalsystemen en de mededingingswetgeving wordt overtreden, dan is de Europese Commissie, en op nationaal niveau eventueel de NMa, de aangewezen autoriteit om in te grijpen.

Overigens staat de overgang naar betaalpassen met een EMV-chip los van de invoering van SEPA. De EMV-chip is een wereldwijd overeengekomen standaard die de magneetstrip op betaalpassen moet vervangen zodat het kopiëren van gegevens moeilijker wordt en de veiligheid van elektronisch betalen wordt bevorderd. De overgang naar betaalpassen met een EMV-chip is dus een onafhankelijk maar parallel traject naast de invoering van SEPA.

Als laatste wil ik ingaan op de tweede vraag van de vaste commissie. Gevraagd wordt of er een uitbreiding zou moeten komen van de bevoegdheden van de Europese Commissie of de Europese Centrale Bank (ECB) ten aanzien van het beheren en controleren van standaarden, maximumtarieven en betalingsgegevens voor het chartale, girale en digitale betalingsverkeer.

Ik ben van mening dat het vaststellen van tarieven en standaarden in de markt voor betalingsverkeer primair een op marktbeslissingen gebaseerd en concurrentiegestuurd proces dient te zijn van marktpartijen. De regulering en controle van dit proces door de ECB en DNB vind ik echter van groot belang.

Een deel van het chartale betalingsverkeer is onderworpen aan regulering van de ECB, bijvoorbeeld ten aanzien van de vervaardiging van bankbiljetten. Op de digitale en girale betaalmiddelen houdt DNB toezicht. Hiermee wordt beoogd de veiligheid, de efficiency en de toegankelijkheid van het betalingsverkeer zoveel mogelijk te bevorderen. In dit kader voert DNB onder andere toetsingen uit van betaalsystemen en betaalproducten. Het gebruik en de bevordering van betaalmiddelen zijn in sterke mate afhankelijk van privaat initiatief. Als hoge prijzen voor betaaldiensten het gevolg zouden zijn van overtreding van de mededingingsregels, heeft de Europese Commissie – of de NMa – voldoende middelen om in te grijpen. Ik ben van mening dat aanvullende regulering van het betalingsverkeer op dit moment niet nodig is.

Ten aanzien van de gegevensverstrekking door SWIFT verwijs ik u naar mijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer van deze week met kenmerknummer FM 2007 – 826 M.

Hoogachtend,

de minister van Financiën,

Wouter Bos

1: Single Euro Payments Area.
2: Een chip op betaalpassen vernoemd naar de initiatiefnemers Europay, MasterCard en Visa.