Antwoorden op kamervragen over een preventieplan tegen fraude

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA ‘S-GRAVENHAGE

Uw brief (Kenmerk) 2060711390

Ons kenmerk: FM 2007-00870 U

Geachte voorzitter,

In antwoord op de vragen van de leden Blanksma en Joldersma (beiden CDA) aan de ministers van Financiën en van Justitie over een preventieplan tegen fraude, die mij zijn toegezonden per brief van 3 april 2007 onder nummer 2060711390, deel ik u mede dat de vragen worden beantwoord als aangegeven in de bijlage.

Hoogachtend,

Mede namens de minister van Justitie

De minister van Financiën,

Wouter Bos

  • 2060711390

Vragen van de leden Blanksma en Joldersma (beiden CDA) aan de ministers van Financiën en van Justitie over een preventieplan tegen fraude. (Ingezonden 3 april 2007).

  • Vraag 1

Deelt u de mening dat fraude met beleggingsproducten hard moet worden aangepakt? Zo ja, wat bent u van plan hiertegen te ondernemen? Zo neen, waarom niet?

  • Antwoord 1

Ja. Door toedoen van malafide aanbieders van financiële producten komt de integriteit van de financiële markten onder druk te staan. Dat is dan ook de reden dat aanpak op meerdere fronten noodzakelijk is.

Daarbij maak ik een onderscheid tussen preventieve en repressieve maatregelen. Bedacht moet worden dat een groot aantal aanbiedingen uit het buitenland afkomstig is.

Bij de preventieve sfeer gaat het om het voorkomen van fraude. Dit gebeurt op een tweetal terreinen. Ten eerste probeert het Ministerie van Financiën via het project CentiQ de financiële kennis van consumenten te vergroten. Ten tweede wijs ik op de Wet op het financieel toezicht waarin nagenoeg alle regels en voorschriften voor de financiële markten en het toezicht daarop zijn samengebracht. Aanbieders van financiële producten moeten zich houden aan prudentiële- en gedragsregels. Welke specifieke wet- en regelgeving van toepassing is (verbodsbepalingen, vergunningen, prospectussen, etc.), is afhankelijk van het soort instelling. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) is de gedragstoezichthouder en de Nederlandsche Bank (DNB) de prudentiële toezichthouder voor de gehele financiële marktsector. Beide toezichthouders hanteren ook registers waar wordt bijgehouden welke financiële instelling een vergunning heeft dan wel anderszins onder toezicht staat.

Aan de repressieve kant werken de toezichthouders nauw samen werken bij het bestrijden van frauduleuze aanbieders. Zij hebben onderzoeksbevoegdheden, zijn bevoegd aanwijzingen te geven, boetes uit te delen, lasten onder dwangsommen op te leggen, vergunningen zo nodig in te trekken en het publiek te waarschuwen.

De AFM heeft recent een 'Meldpunt Financiële Markten' opgericht waar consumenten telefonisch en per mail misstanden kunnen melden over aanbieders van financiële producten (als opvolger van de Toezichtslijn).

Ook kunnen consumenten bij het Meldpunt terecht voor advies over klachtenprocedures, informatie over de openbare vergunningenregisters van de AFM en algemene voorlichting over het toezicht op de financiële markten. De AFM zal via een on-line reclamecampagne het Meldpunt meer onder de aandacht brengen van het publiek.

De signalen bij de toezichthouders kunnen ook dermate ernstig zijn dat zij aangifte doen bij het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie is belast met de opsporing en vervolging van fraude met financiële producten. Fraude met beleggingsproducten wordt – voor zover op dit moment passend is binnen de afspraken van het handhavingsarrangement tussen Belastingdienst, FIOD-ECD en het Openbaar Ministerie - aangepakt door het Openbaar Ministerie als er aangifte wordt gedaan. Per brief van 6 december 20061 heeft de Minister van Justitie de Tweede Kamer schriftelijk geïnformeerd over het voornemen van het kabinet om de aanpak van financieel economische criminaliteit extra aandacht te geven. Dit houdt ook in extra aandacht voor beleggingsfraude.

  • Vraag 2

Wat vindt u van het nieuwe preventieplan “Helpdesk 113” waar consumenten beleggingsvoorstellen kunnen laten toetsen?

  • Antwoord 2

Dit initiatief vanuit het bedrijfsleven is waardevol en kan een goede aanvulling zijn op de van overheidswege in gang gezette initiatieven zoals uiteengezet in vraag 1. Ik wacht daarom verdere voorstellen van de initiatiefnemers af. Wel zal er afstemming moeten plaatsvinden met o.a. de AFM in het licht van het hierboven genoemde Meldpunt Financiële Markten om te voorkomen dat er dubbel werk wordt gedaan.

  • Vraag 3

Is het Openbaar Ministerie bereid in het kader van fraudebestrijding afstemming te zoeken met “Helpdesk 113”?

  • Antwoord 3

De gedachte achter de opzet voor een landelijk meldpunt voor beleggingsproducten is dat beleggingsfraude kan worden voorkomen als er een instelling is die onafhankelijk advies geeft over beleggingsvoorstellen. Het Openbaar Ministerie is belast is met de opsporing en vervolging van strafbare feiten en neemt daarin een onafhankelijke positie in.

Naast het feit dat het niet tot de taak van het Openbaar Ministerie behoort om een oordeel of advies te geven over beleggingsvoorstellen, kan de onafhankelijke positie van het Openbaar Ministerie in het geding komen als het op voorhand betrokken is bij het afgeven daarvan. Indien een meldpunt daadwerkelijk wordt ingesteld zullen eventueel door een dergelijk meldpunt afgegeven signalen van frauduleus handelen door het Openbaar Ministerie serieus worden genomen.

1: Kamerstukken II, 2006-2007, 28684, nr. 104