Antwoorden op kamervragen belastingheffing over Duitse compensatie geroofde kunstschatten

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA ‘S-GRAVENHAGE

Uw brief (Kenmerk) 29 maart 2007/2060710800

Ons kenmerk:DGB 2007-01725

Geachte Voorzitter.

Hierbij ontvangt u mijn antwoord op de door het lid De Wit gestelde vragen inzake belastingheffing over een Duitse compensatie voor geroofde kunstschatten.

Hoogachtend,

de staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager

Vragen

1. Moeten joodse Nederlanders en hun nabestaanden, van wie in de Tweede Wereldoorlog kunstschatten zijn geroofd, belasting betalen over de compensatie die hen nu door Duitsland wordt aangeboden? Zo ja, vindt u dit aanvaardbaar, gelet op het feit dat het hier gaat om een vergoeding van gestolen goederen?

2 . Bent u bekend met het feit dat de Nederlandse Staat de Maror-gelden ook belastingvrij heeft uitgekeerd?

3. Bent u bereid om stappen te ondernemen zodat deze compensatie alsnog belastingvrij kan worden genoten?

Antwoord 1, 2 en 3

Een compensatie voor geroofde kunstschatten is geen inkomen. Naar ik van de vraagsteller nader heb vernomen gaat het hier echter om uitkeringen uit het zogenoemde “Artikel 2-Fonds”1 voor slachtoffers van vervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Duitse overheid verstrekt deze uitkeringen van € 270 per maand via de organisatie Jewish Claims Conference aan vervolgingsslachtoffers die niet eerder een tegemoetkoming voor immateriële schade hebben ontvangen2. De uitkeringen bieden inkomensondersteuning en houden geen verband met geroofde kunstschatten.

Anders dan bijvoorbeeld de Maror-gelden gaat het hier niet om een eenmalige tegemoetkoming, maar om periodieke uitkeringen, te vergelijken met pensioenen. Net als andere periodieke uitkeringen aan vervolgingsslachtoffers (zoals uitkeringen ingevolge de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940 - 1945) zijn de uitkeringen uit het Duitse fonds in beginsel onderworpen aan de heffing van inkomstenbelasting. Overigens is de belastingheffing over de onderhavige uitkeringen op grond van het Nederlands-Duitse belastingverdrag toegewezen aan Duitsland. Nederland verleent daarom voor de uitkeringen een vrijstelling met progressievoorbehoud ter vermijding van dubbele belastingheffing.

De uitkeringen zijn wel onderworpen aan de heffing van premie volksverzekeringen. Ook tellen zij mee bij de bepaling van het toetsingsinkomen voor inkomensafhankelijke toeslagen.
Gelet op het vorenstaande zie ik geen reden om stappen te ondernemen.

1: Genoemd naar artikel 2 van de aanvullende overeenkomst bij het verdrag tot hereniging van de Bondsrepubliek Duitsland en de DDR
2: Zie over deze uitkeringen ook de vragen van het lid Van Baalen aan de Minister van Buitenlandse Zaken (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 - 2006, Aanhangsel 1861)