Richtlijn grensoverschrijdende fusies in de financiële sector

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA ‘S-GRAVENHAGE

Uw brief (Kenmerk) griffie nr. 137295 u

Ons kenmerk: FM 2007-00371 U

Geachte voorzitter,

Met de brief van 7 februari 2007 heeft de vaste commissie voor Financiën uit de Eerste Kamer der Staten-Generaal een tweetal vragen aan mij voorgelegd met betrekking tot de BNC-fiche 22112, 471[1] een voorstel voor een Richtlijn ter aanpassing van richtlijn 92/49/EEC en de richtlijnen 2002/83/EC, 2004/39/EC, 2005/68/EC en 2006/48/EC met betrekking tot grensoverschrijdende fusies en overnames in de financiële sector.

De vragen van de vaste commissie voor Financiën van de Eerste Kamer hebben betrekking op de beoordelingscriteria voor prudentieel toezicht: in hoeverre zijn de beoordelingscriteria eenduidig en in hoeverre werkt het ontbreken van vaste criteria protectionistisch handelen van de lidstaten in de hand?

Op dit moment bevatten de betreffende richtlijnen voor de financiële sector een regeling voor de beoordeling van overnames (verwerving van gekwalificeerde deelnemingen). Een toezichthouder kan de overname tegenhouden als hij er niet van overtuigd is dat de “gezonde en prudente bedrijfsvoering” van de financiële instelling die wordt overgenomen is gewaarborgd.

Deze open norm van gezonde en prudente bedrijfsvoering laat veel ruimte voor de beoordeling van een voorgenomen overname door de toezichthouders. Daardoor is de uitkomst van een beoordeling moeilijk in te schatten voor marktpartijen. Ook is het lastig voor een rechter om de toepassing door de toezichthouder van deze norm te toetsen, aangezien de norm voor een rechter weinig houvast biedt. In de praktijk kan het voorkomen dat toezichthouders van deze ruimte gebruik maken om protectionistische overwegingen een rol te laten spelen.

Om aan deze bezwaren tegemoet te komen heeft de Commissie in haar richtlijnvoorstel een gesloten lijst van prudentiële criteria opgenomen.

De criteria zien toe op de prudentiële aspecten van een overname en hebben – samengevat – betrekking op de reputatie van de overnemende bank en van de bestuurders van de resulterende entiteit, de financiële gegoedheid van de overnemende bank, en of de resulterende entiteit aan de lopende verplichtingen onder de richtlijnen kan voldoen. Daarnaast is een criterium voorgesteld dat niet zozeer prudentieel van aard is maar dat inhoudt dat de toezichthouder ook (mogelijke) witwaspraktijken of terrorismefinanciering in aanmerking mag nemen bij de beoordeling van de voorgenomen overname.

Vanuit het perspectief van consistentie, duidelijkheid en zekerheid voor de markt is een dergelijk voorstel toe te juichen.

Hoogachtend,

de minister van Financiën,

G. Zalm