Antwoorden op kamervragen over landmijnen

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA ‘S-GRAVENHAGE

Uw brief (kenmerk) 2060718140

Ons kenmerk: FM 2007-01462 U

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de beantwoording van de vragen van het kamerlid Van Velzen (SP) over het investeren in landmijnen.

Hoogachtend,

De minister van Financiën,

Wouter Bos

2060718140

Vragen van het lid Van Velzen (SP) aan de minister van Financiën over het investeren in landmijnen. (Ingezonden 13 juni 2007)

  • 1 Bent u bereid, gelet op uw antwoord op eerdere vragen waarin u aangeeft dat u de mening deelt dat investeringen in landmijnen indruisen tegen de geest van het Verdrag van Ottawa 1), te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om dergelijke investeringen te verbieden? Zo neen, welke consequentie verbindt u aan eerdergenoemde antwoorden?
  • 2 Waarom wilt u aan private partijen de gelegenheid geven hun verantwoordelijkheid te nemen op dit vlak 2), als u zelf al aangeeft dat dergelijke investeringen indruisen tegen dit internationale verbod op landmijnen? Deelt u de mening dat zelfs indien slechts enkele bedrijven zouden investeren in landmijnen, dit de noodzaak aangeeft om als overheid een duidelijk kader te scheppen en over te gaan tot het verbieden van dergelijke investeringen? Zo ja, wanneer kan de Kamer een wetsvoorstel tegemoet zien? Zo neen, waarom niet?

Het Ottawa-Verdrag verbiedt Nederland om antipersoneelsmijnen te produceren. Het verbiedt tevens een groot aantal andere handelingen met betrekking tot antipersoneelsmijnen, zoals het gebruiken, opslaan, en overdragen van deze mijnen, en het assisteren bij en het aanmoedigen van handelingen die verboden zijn onder dit Verdrag. Het Ottawa-Verdrag is een verdrag tussen Staten en richt zich niet tot individuele burgers of private instellingen. Het verplicht de verdragsstaten niet om een verbod op het investeren in landmijnen op te leggen. Het kabinet hecht er aan private partijen hun verantwoordelijkheid te laten nemen. Transparantie over het beleggingsbeleid is hiertoe van groot belang, en ik zal dit in mijn gesprekken met het veld blijven benadrukken. Zoals eerder aangegeven acht ik het zinvol om het Belgische verbod op dergelijke investeringen en de ervaringen met dit verbod te bestuderen. Een verkenning van een verbod op investeringen in landmijnen wordt derhalve uitgevoerd. Ik zal de Kamer over mijn bevindingen op de hoogte stellen. Hierbij merk ik op dat de merites van een eventueel wettelijk verbod mede afhangen van de mate waarin private partijen hun verantwoordelijkheid nemen. Daarvoor moet hen wel tijd worden gegund.

  • 3 Deelt u de mening dat artikel 1 lid c van het Verdrag van Ottawa 3) voor meerdere uitleg vatbaar is? Deelt u de interpretatie dat indien lidstaten zich niet schuldig mogen maken aan het assisteren van wie dan ook in het uitvoeren van activiteiten die verboden zijn onder dit Verdrag, dit ook zou moeten betekenen dat Nederland als lidstaat haar burgers en bedrijven niet zou mogen assisteren in het financieren en daarmee het mogelijk maken van de productie van landmijnen, juist door deze investeringen niet te verbieden? Zo ja, welke consequenties verbindt u aan uw antwoord? Zo neen, waarom niet?

Ik deel uw interpretatie van het Verdrag van Ottawa niet. Het Verdrag verplicht Nederland niet om investeringen in landmijnen te verbieden. Het Verdrag verbiedt de verdragsstaten inderdaad om wie dan ook te assisteren, aan te moedigen of te bewegen om zich in te laten met activiteiten die verboden zijn onder dit Verdrag. Nederland leest hierin niet de verplichting om investeringen in landmijnen te verbieden. Met Nederland hebben de meeste andere Ottawa-verdragsstaten in de ondertekening van het verdrag ook geen aanleiding gezien om investeringen in landmijnen wettelijk te verbieden.

  • 4 Bent u bereid om bij het secretariaat van het Ottawa Verdrag om opheldering te vragen over de interpretatie van de verdragstekst waar het gaat om de mogelijkheden van lidstaten om investeringen in landmijnen te verbieden? Bent u voorts bereid om, indien blijkt dat het Verdrag inderdaad zo nauw geï nterpreteerd dient te worden als u aangaf, in vervolg op een nationaal verbod een uitbreiding van het Verdrag van Ottawa te bepleiten zodat investeringen in dit verwerpelijke wapen ook internationaal verboden worden? Zo neen, waarom niet?

Gezien het antwoord op vraag 3 acht ik het niet noodzakelijk om het secreta riaat van het Ottawa Verdrag om opheldering over de interpretatie te vragen.

  • 1) Aanhangsel Handelingen, nr. 1627, vergaderjaar 2006-2007
  • 2) zie noot 1
  • 3) Each state undertakes never under any circumstances to assist, encourage or induce, in anyway, anyone to engage in any activity prohibited to a State party under this convention.