Kamervragen over topinkomens

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 DE Den Haag

Datum: 18 februari 2008
Uw brief (Kenmerk):
Ons kenmerk: FM 2008-00428 U
Onderwerp: Vragen van het lid Karabulut n.a.v. de Bilderbergconferentie

Geachte voorzitter,

In antwoord op de vragen van het lid Karabulut (SP) aan de minister over zijn moreel appèl aan de top van het Nederlandse bedrijfsleven voor matiging van de topsalarissen, die mij zijn toegezonden per brief van 6 februari 2008 onder nummer 2070810820, deel ik u mede dat de vragen worden beantwoord als aangegeven in de bijlage.

Hoogachtend,

de minister van Financiën,

Wouter Bos

2070810820

Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de minister over zijn moreel appèl aan de top van het Nederlandse bedrijfsleven voor matiging van de topsalarissen (ingezonden 6 februari 2008).

Vraag 1. Herinnert u zich uw toespraak op de Bilderbergconferentie, waarin u een moreel appèl heeft gedaan op de top van het bedrijfsleven om excessieve beloningen te vermijden?

Ja.

Vraag 2. Wat bedoelt u met ‘de discussie moet gaan over excessen’? Kunt u uiteenzetten wat u onder excessen verstaat?

Zoals genoemd tijdens de Bilderbergconferentie meen ik dat de hoogte van de beloning niet de voornaamste punt van zorg is, zolang de beloning in goede relatie staat tot de geleverde prestatie en deze relatie inzichtelijk is voor betrokkenen. Er is dan ook geen bedrag te geven waarboven een beloning excessief is. Dit moet per geval worden bekeken.

Vraag 3. Hoeveel tijd wilt u de top van het bedrijfsleven geven om de eigen verantwoordelijkheid te nemen om excessieve beloningen te vermijden? Stelt u het bedrijfsleven een ultimatum?

Ik heb signalen ontvangen dat er in het bedrijfsleven serieus met dit probleem wordt omgegaan. Niettemin blijkt uit het rapport van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code (hierna te noemen: Monitoring Commissie) van december 2007 dat er een relatief lage naleving is van de bepalingen uit de Code Tabaksblat ten aanzien van de bestuurdersbezoldigingen. In de kabinetsreactie op het rapport van de Monitoring Commissie, welke in het voorjaar zal verschijnen, zal hier nader op in worden gegaan.

Vraag 4. Kunt u uiteenzetten op welke wijze de relatie tussen beloning en prestatie aangetoond kan worden? Welke indicatoren en afspraken zouden bedrijven hierover moeten maken?

De Monitoring Commissie heeft, mede op verzoek van het kabinet, extra aandacht besteed aan de relatie tussen beloning en prestatie. In de kabinetsreactie zal hier dan ook op ingegaan worden.

Vraag 5. Wat zijn de resultaten van uw bespreking met een ‘klein dozijn commissarissen’?

Ik heb met genoegen geconstateerd dat bestuurdersbezoldiging een gemeenschappelijk punt van aandacht is en dat zij met mij van mening zijn dat het verstandig is om het verband tussen beloning en prestatie te verstevigen.

Vraag 6. Hoe verhoudt het moreel appèl dat u heeft gedaan aan de top van het bedrijfsleven om ‘de eigen verantwoordelijkheid te nemen om excessieve beloningen te vermijden’ en uw uitspraak dat u ‘er helemaal geen trek in heeft om dat bij wet te moeten regelen’, zich tot uw eerdere uitspraken na verschijning van het rapport van de commissie Frijns dat u wel met wettelijke maatregelen zal komen?

Vraag 7. Bent u nog voornemens om met wettelijke maatregelen te komen om excessieve beloningen tegen te gaan? Zo ja, welke en wanneer kan de Kamer uw voorstellen verwachten? Zo neen, wat is er in de tussentijd gebeurd dat u van mening heeft doen veranderen?

In de kabinetsreactie op het rapport van de Monitoring Commissie wordt hier nader op ingegaan. Overigens wijs ik er op dat ik naar aanleiding van de motie Kortenhorst c.s. ter vervanging van de pensioenmaatregel zal komen met een aantal wettelijke, fiscale maatregelen.