Nadere toelichting Waz

De Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA DEN HAAG

CZ-EKZ-2860195

1 juli 2008

In het plezierige gesprek met de leden van de commissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport van uw Kamer op 24 juni jongstleden hebben wij ook gesproken over het Wetsvoorstel op de ambulancezorg (Waz). In het gesprek heeft u mij nog een aantal aanvullende vragen gesteld. Deze wil ik graag nog nader toelichten.

Territoriale congruentie

U heeft mij gevraagd aan te geven hoe ik wil waarborgen dat de veiligheidsregio’s en de RAV-regio’s nu én in de toekomst volledig congruent zijn. Daaromtrent bevestig ik dat de indeling van de veiligheidsregio’s, zoals vastgelegd in de Wet op de veiligheidsregio’s (Wvr) voor mij leidend is. Regionale ambulance voorzieningsregio’s (RAV-regio’s) moeten één op één overeenkomen met de veiligheidsregio’s. Wanneer de veiligheidsregio’s zouden wijzigen, zal ik de RAV-regio’s daarop aanpassen.

Bij de totstandkoming van Referentiekader Spreiding en Beschikbaarheid 2008 ben ik overigens al uitgegaan van de meest recente gebiedsindeling van de veiligheidsregio’s (zoals deze zijn vastgesteld per 1 januari 2008).

De provincie

In ons gesprek heb ik aangegeven dat ik de provincies toch graag wil blijven betrekken bij de ambulancezorg, hoewel dit in de wet niet formeel is vastgelegd. Ik vind het jammer om bijvoorbeeld de regiospecifieke kennis met betrekking tot infrastructurele zaken van de provincies verloren te laten gaan. Er zijn goede voorbeelden van provincies die intensief betrokken zijn bij het ambulancevervoer. Daarom ga ik de provincies in de toekomst op een aantal manieren betrekken bij de ambulancezorg.

  1. Bij de herijkingen van het landelijk referentiekader spreiding en beschikbaarheid. Bij de totstandkoming van het referentiekader 2008 heb ik gemerkt dat de provincie, vanuit haar jarenlange expertise bij het opstellen van (regionale) spreidingsplannen, een toegevoegde waarde levert in het expertteam. Bij volgende herijkingen zal ik weer een vertegenwoordiger in het expertteam opnemen die deze provinciale kennis kan inbrengen net zoals dat bij de onlangs afgeronde herijking is gebeurd.

  2. Tijdens het opstellen van het programma van eisen. Ik zal de provincies verzoeken mij, indien de betreffende provincie daar aanleiding toe ziet, te adviseren bij het vaststellen van de regionale programma’s van eisen. Het zal hier een advies betreffen gericht op de eisen die worden gesteld aan regionale dekking en de spreiding van standplaatsen. Het staat provincies uiteraard vrij om ervoor te kiezen mij niet te adviseren.

  3. Tot slot wil ik me door een vertegenwoordiger van de provincie laten adviseren bij het opstellen van de benchmark. Ik denk hierbij aan eenzelfde constructie als die is gekozen bij de herijking van het landelijk referentiekader. De benchmark wordt tweejaarlijks uitgevoerd.

Afstemming op de meldkamer

Uit ons gesprek heb ik afgeleid dat de afstemming tussen de Wet op de veiligheidsregio’s en de Wet op de ambulancezorg u nog enige zorgen baart. Hoewel ik mij gezien het belang van het onderwerp uw zorgen kan voorstellen, ben ik van mening dat de afstemming adequaat geborgd is. Ik vind dat de directeur van de veiligheidsregio over voldoende instrumenten beschikt om adequaat sturing te kunnen geven aan de meldkamer. Tegelijk is ook belangrijk dat de RAV-vergunninghouder de mogelijkheid heeft om aan het operationele deel van de meldkamer ambulancezorg invulling te geven. Goede ambulancezorg start, mijns inziens, op de meldkamer ambulancezorg met het uitvoeren van een (zorginhoudelijke) triage. Voor het uitvoeren van deze triage is zorginhoudelijke kennis en ervaring nodig. Als we dit niet vanuit de zorg organiseren voorzie ik een enorme toename van het aantal ambulanceritten en daaraan gekoppeld een forse toename van de kosten maar nog veel belangrijker, een betekenisvolle afname van de zorginhoudelijke kwaliteit.

Uiteraard is het noodzakelijk dat de burgemeester ten tijde van een ramp of een crisis moet kunnen sturen op de meldkamer ambulancezorg. Dit heb ik ook geregeld door het instrument van aanwijzing in de Waz. Zonder enige voorwaarde heeft de burgemeester in geval van een ramp of een crisis de gehele ambulancemeldkamer én het personeel tot zijn beschikking. En degene die bepaalt of zo’n situatie aan de orde is, is de burgemeester. Maar nogmaals, het betreft hier slechts 2% van alle ambulancezorg, zij het dat deze 2% heel goed moet worden geregeld. Ook tegen deze achtergrond stel ik vanaf 2008 structureel 10 miljoen euro aan de zorg beschikbaar om zich goed voor te bereiden op grootschalige rampen en crisis.

Adviesrecht van het GHOR-bestuur

Een andere bezorgdheid die ik tijdens ons gesprek heb waargenomen had betrekking op de inspraak van het GHOR-bestuur bij de vergunningverlening. U gaf aan dat u graag ziet dat in de wet wordt opgenomen dat de eisen, die het GHOR-bestuur stelt aan de meldkamer, zo goed mogelijk worden gewaarborgd.

Ik heb bij wet geregeld dat het GHOR-bestuur de eisen vaststelt waaraan de vergunninghouder moet voldoen ten aanzien van de meldkamer, de voorbereiding en het daadwerkelijk optreden in het kader van de geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen en een goede afstemming met politie en brandweer. Voordat ik het programma van eisen daadwerkelijk vaststel vraag ik ook nog de zorgverzekeraars en het GHOR-bestuur om een zwaarwegend advies op de regionale programma’s van eisen. En op het moment dat ik besluit om van dit advies af te wijken ben ik gehouden beargumenteerd uit te leggen waarom ik hiervan afwijk.

Tijdens de vergunningverlening laat ik mij wederom door zowel het regionale GHOR-bestuur als de regionale zorgverzekeraar(s) adviseren. Aangezien ik degene ben die uiteindelijk de vergunningen verleent en daar ook de verantwoordelijkheid voor draag wil ik niet het GHOR-bestuur een dwingend advies laten geven. Ik wil de vrijheid behouden om uiteindelijk mijn eigen besluit te kunnen nemen, uiteraard de diverse adviezen daarbij in ogenschouw nemend. Ook hier zal ik als ik afwijk van de adviezen dit beargumenteerd doen.

Nota van wijziging Wvr

Naar aanleiding van de vraag van het lid de heer Klein Breteler over email-correspondentie tussen Ambulancezorg Nederland en de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en Volksgezondheid, Welzijn en Sport kan ik het volgende melden.

Het betreft uitleg aan Ambulance zorg Nederland (AZN) over het niet meer terug kunnen vinden van de teksten en toelichting van de artikelen 26 en 29, zoals eerder opgenomen in de Wvr, in de “Nota naar aanleiding van het verslag”.

Het voorstel Wet veiligheidsregio's is onlangs bij nota van wijziging aangepast. Via die nota van wijziging is in het voorstel iedere verwijzing naar de Wet ambulancezorg (Waz) vervangen door een verwijzing naar de Wet ambulancevervoer. Aan AZN is uitgelegd dat het hier gaat om een juridisch technische aanpassing, die niets afdoet aan de eerder uitgeschreven afspraken.

Na inwerkingtreding van de Waz zal via de Aanpassingswet veiligheidsregio's worden voorzien in hetgeen in het eerdere voorstel Wet veiligheidsregio's ter zake was geregeld. Kortom, het gaat hier om een technische verwerking. De afspraken, zoals eerder neergelegd in de artikelen 26 en 29 en toelichting over de meldkamer, blijven onverkort gelden, maar worden pas met de Aanpassingswet veiligheidsregio's zichtbaar. Een voorstel voor de Aanpassingswet veiligheidsregio's is dinsdag 16 juni 2008 behandeld in de ministeriële onderraad (Raad voor de Rechtsorde) en zal worden doorgestuurd naar de Raad van State voor advies. Nadat de Raad advies heeft uitgebracht, zal het voorstel naar de Tweede Kamer worden gezonden en wordt het openbaar.

Slotopmerking

Ik hoop met deze brief voldoende antwoord te hebben gegeven op de vragen die bij u leven ten aanzien van dit wetsvoorstel en daar op onderdelen aan heb kunnen tegemoet komen. Zoals gezegd heb ik ook het overleg op 24 juni met u als zeer positief ervaren en ben ik blij dat ik ook in dat overleg een aantal wezenlijke punten heb kunnen toelichten. Vanaf het moment dat de Waz zou zijn aangenomen duurt het traject van verstrekken van vergunningen ongeveer 14 maanden. Dit betekent dat als de wet voor november zou zijn aangenomen, de daadwerkelijke vergunningen per 1 januari 2010 van kracht kunnen worden.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink