Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Agema over het bericht dat jeugdzorg Amsterdam de afgelopen jaren 2 miljoen heeft opgepot (2070820690)

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

JZ/GJ-2853044

26 juni 2008

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Agema (PVV) over het bericht dat jeugdzorg Amsterdam de afgelopen jaren 2 miljoen heeft opgepot (2070820690).

De Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet

Vraag 1 Wat is uw reactie op het bericht 1) dat uit onderzoek van de Rekenkamer Amsterdam blijkt dat bureau jeugdzorg Amsterdam de afgelopen jaren 2 miljoen euro oppotte die bestemd was voor het wegwerken van de wachtlijsten? Wat gaat u hierop ondernemen?

Antwoord 1
Het is de verantwoordelijkheid van de Stadsregio is om de hen van rijkswege beschikbaar gestelde middelen doelmatig te besteden. In het kader van de aanpak wachtlijsten ben ik met de provincies en grootstedelijke regio’s onlangs overeengekomen dat ze prestatieafspraken maken richting hun instellingen.
Over het al dan niet besteden van geld bedoeld voor het terugdringen van de wachtlijsten heb ik de Stadsregio om opheldering gevraagd. De Stadsregio Amsterdam voert een boekencontrole uit op de door Bureau Jeugdzorg geleverde prestaties inzake licht ambulante hulp aan kinderen. Wanneer vaststaat dat niet de afgesproken extra zorg is geleverd volgt terugvordering van (een deel van) de euro 1 mln die voor het verlenen van licht ambulante hulp aan Bureau Jeugdzorg was betaald.

Vraag 2 Hoeveel kinderen hebben er nu geen zorg gekregen, terwijl ze dat wel gehad hadden kunnen hebben?

Antwoord 2
Het is de verantwoordelijkheid van de Stadsregio om afspraken te maken over de prestaties die geleverd moeten worden door bureau Jeugdzorg.

Vraag 3 Deelt u de mening dat het een ‘doodzonde’ is dat bureau jeugdzorg Amsterdam publiek geld doorsluist naar schoolprojecten, en andere moeilijk controleerbare projecten die niet tot de kerntaak van die instelling behoren? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen? Zo neen, waarom niet?

Vraag 4 Is het waar dat bureau jeugdzorg Amsterdam heeft gesuggereerd dat het krap bij kas zat terwijl het geld oppotte? Zo ja, wat gaat u ondernemen tegen deze leugens?

Vraag 5 Is het mogelijk dat bureau jeugdzorg Amsterdam meer geld heeft gekregen, omdat het suggereerde krap bij kas te zitten, terwijl het in werkelijkheid geld oppotte? Zo ja, per wanneer en hoe gaat u bevorderen dat dit geld wordt teruggevorderd?

Vraag 7 Is het waar dat het aantal deelnemers bijna 60% lager was dan werd gerapporteerd aan de subsidiegever? Is dit fraude? Zo ja, hoe gaat u hier tegen optreden?

Antwoorden 3, 4, 5 en 7
Bureau Jeugdzorg Amsterdam heeft actief beleid gevoerd in het leggen van verbindingen tussen schoolmaatschappelijk werk en ambulante hulpverlening. De derde geldstroom voor het onderwijsgedeelte van deze zorgvorm bleek lastig te scheiden in de administratie. Dit beleid wordt in overleg met de gemeenten afgebouwd.

De Stadsregio Amsterdam stuurt aan mij een brief waarin wordt aangegeven op welke wijze zij ervoor gaat zorgen dat met ingang van 1 januari 2009 de bedrijfsvoering van Bureau Jeugdzorg Amsterdam, waaronder het financieel beheer en de registratie van verrichtingen bij Bureau Jeugdzorg, op orde is.

De Stadsregio Amsterdam heeft een beleid dat instellingen die door hen worden gesubsidieerd een egalisatiereserve van maximaal 10% van de verleende subsidie mogen vormen. In dit licht bezien mocht Bureau Jeugdzorg Amsterdam in 2006 een overschot reserveren dat overigens volgens de Stadsregio Amsterdam euro 0,6 mln bedroeg en niet euro 2 mln. De Stadsregio voert dit beleid omdat ze zelf niet beschikt over autonome middelen en dus niet in staat zal zijn de door haar gesubsidieerde instellingen bij tegenvallers financieel bij te staan.

Vraag 6 Wat is uw reactie op de constatering dat de overheid er niet in slaagt na te gaan wat er met de extra middelen voor de jeugdzorg is gebeurd? Hoe gaat u ervoor zorgen dat u dat wel precies weet?

Antwoord 6
Er is toezicht op en verantwoording over de besteding van middelen bij zowel de provincies en grootstedelijke regio’s (hierna provincies) als bij het Rijk. Met ingang van 2005 is de Wet op de Jeugdzorg van kracht geworden en dit stelde nieuwe eisen aan de instellingen en aan de provincies. De verantwoordingsjaren 2005 en 2006 zijn daartoe aangemerkt als overgangsjaren. Alle provincies hebben verbeterplannen ingediend waarmee met ingang van het verantwoordingsjaar 2007 de overgangsproblematiek verholpen is. De Stadsregio Amsterdam heeft haar verbeterplan nog niet volledig ten uitvoer gebracht.

De Stadsregio Amsterdam stuurt aan mij een brief waarin wordt aangegeven op welke wijze zij ervoor gaat zorgen dat met ingang van 1 januari 2009 de bedrijfsvoering van Bureau Jeugdzorg Amsterdam, waaronder het financieel beheer en de registratie van verrichtingen bij Bureau Jeugdzorg, op orde is.

Vraag 8 Bent u bereid de directie van Bureau Jeugdzorg Amsterdam met onmiddellijke ingang te ontslaan?

Antwoord 8
De Stadsregio Amsterdam is verantwoordelijk voor Bureau Jeugdzorg Amsterdam. Het behoort niet tot mijn bevoegdheid instellingsdirecties aan te stellen of te ontslaan.

1) www.volkskrant.nl , 16 mei 2008: “Jeugdzorg Amsterdam potte geld voor wachtlijsten op”