Voorhang besluit periodieke registratie ex artikel 8 Wet BIG

De Voorzitter van de Eerste Kamer en Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

MEVA/BO-2853110
MEVA/BO-2853120

17 juni 2008

Gelet op artikel 91 van de Wet op de beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) doe ik u hierbij toekomen een ontwerp van een algemene maatregel van bestuur, houdende periodieke registratie van op grond van artikel 3 van de Wet BIG ingeschreven beroepsbeoefenaren in het BIG-register. Voorts is de nota van toelichting bijgevoegd.

Het onderhavige besluit strekt tot nadere invulling van artikel 8 van de Wet BIG (periodieke registratie) . Dit artikel is nog niet in werking getreden. Bij periodieke registratie gaat het om het handhaven van een minimumnorm waaraan beroepsbeoefenaren tenminste moeten voldoen om hun BIG-registratie te kunnen behouden. Deze minimumnorm kan behaald worden door het opdoen van werkervaring dan wel door het volgen van scholing. Door de invoering van periodieke registratie kan de patiënt beter worden beschermd tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door beroepsbeoefenaren in de individuele gezondheidszorg.

In de onderhavige algemene maatregel van bestuur worden achtereenvolgens nadere regels gesteld met betrekking tot:

  • de aanwijzing van de registers waarvoor de periodieke registratie gaat gelden;

  • de vastlegging van de registratieperiode (vijf jaar);

  • de vastlegging van de werkervaringseis;

  • welke stukken kunnen dienen als bewijs van de werkervaring dan wel van de scholing;

  • het tarief dat geldt voor periodieke registratie (euro 85,--);

  • de overgangsregeling voor de aanvangsdatum van de eerste registratieperiode.

Tevens regelt de algemene maatregel van bestuur dat zij die ingeschreven hebben gestaan in het BIG-register en daaruit zijn verwijderd wegens het niet voldoen aan de eisen gesteld in artikel 8 van de Wet BIG, hun gewezen titel ook na doorhaling uit het register mogen blijven gebruiken onder vermelding van de toevoeging “niet praktiserend“ achter de voormalige titel. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de door uw voorganger gedane toezegging aan de Eerste Kamer .

De concrete invulling van artikel 8 van de Wet BIG is tot stand gekomen in nauw overleg met de representatieve beroepsorganisaties van de beroepen genoemd in artikel 3 van de wet BIG en de werkgevers- en werknemersorganisaties. De nadere uitwerking van artikel 8 in de algemene maatregel van bestuur houdt, gelet op de doelen die de invoering van periodieke registratie beoogt te bereiken, zoveel mogelijk rekening met de wensen vanuit het veld.
Periodieke registratie zal in de eerste fase van kracht worden voor de beroepsgroepen van de verpleegkundigen, de verloskundigen en de fysiotherapeuten. Deze drie beroepsgroepen vormen in aantal tevens de grootste groep geregistreerde beroepsbeoefenaren . Daarna volgen in de tweede fase de tandartsen, de apothekers, de artsen, de gezondheidszorgpsychologen en de psychotherapeuten.
Nu bij de totstandkoming van dit besluit alle beroepsgroepen genoemd in artikel 3 van de wet BIG betrokken zijn geweest, zal als uitgangspunt gelden dat dit besluit zoveel mogelijk ook op hen van toepassing zal worden. Afwijkingen zijn echter mogelijk, bijvoorbeeld bij het vaststellen van de omvang van het aantal uren werkervaring. Hierover zullen in de toekomst (vanaf 2009) met hen nieuwe gesprekken plaatsvinden.

Een aantal onderwerpen wordt niet geregeld in de algemene maatregel van bestuur maar in een nog op te stellen ministeriele regeling. Het betreft de aard van de werkzaamheden die kunnen meetellen voor periodieke registratie, de invulling van de gelijkstellingsbepaling, bedoeld in artikel 8, zevende lid (nieuw), en de nadere invulling van de scholingseis.

Er wordt naar gestreefd dit besluit met ingang van 1 januari 2009 in werking te laten treden. Dit zal gebeuren tegelijkertijd met artikel 8 van de wet BIG, met de wet van 7 juni 2007 tot wijziging van artikel 8 en met de ministeriële regeling.

Ik wil u vragen uw commentaar voor eind september aan mij kenbaar te maken. De termijn van 13 weken van de voorhangprocedure is met een aantal weken verlengd in verband met het reces van uw Kamer.

Het ontwerp is, overeenkomstig de wettelijke verplichting daartoe, toegezonden aan de Eerste Kamer en in de Staatscourant bekend gemaakt.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink