Aantal arbeidsmigranten in Nederland uit MOE-landen stabiel

Het aantal arbeidsmigranten in Nederland uit de Midden- en Oost-Europese landen die in 2004 zijn toegetreden tot de EU – de zogeheten MOE-landen – neemt niet verder toe. In april 2008 waren er naar schatting minimaal 100.000, net als in november 2007. Als alleen gekeken wordt naar werknemers in loondienst, dan waren er volgens het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) eind maart 2008 ten minste 75.256 werknemers uit de MOE-landen, van wie 90 procent uit Polen. De arbeidsmigranten verdringen Nederlandse werknemers niet of nauwelijks van de arbeidsmarkt. Werkgevers ervaren vooral op de korte termijn wel enige verdringing, maar die verdringing is niet objectief aantoonbaar.

Dat blijkt uit het onderzoek ‘De Europese grenzen verlegd’ van Regioplan. Minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en minister Vogelaar voor Wonen, Wijken en Integratie hebben, mede namens minister Hirsch Ballin van Justitie, het onderzoek naar de Tweede Kamer gestuurd, samen met het onderzoek ‘Maatschappelijke positie Oost-Europeanen in Nederland’ en een begeleidende brief. Het kabinet vindt dat Nederland de werknemers uit de MOE-landen hard nodig heeft om het werk in bijvoorbeeld de land- en tuinbouw, bouw en transport gedaan te krijgen. Verder blijkt dat de aanvullende maatregelen gewerkt hebben die vorig jaar zijn genomen bij het toestaan van vrij verkeer van werknemers uit de Midden- en Oost-Europese landen. Het gaat daarbij om onder meer betalen van het minimumloon. Ook zijn er aanvullende maatregelen genomen op het terrein van arbeidsvoorwaarden, huisvesting, inburgering en onderwijs.

De Arbeidsinspectie heeft tussen 1 mei 2007 en half april 2008 vastgesteld dat 310 werknemers onderbetaald werden. Het ging daarbij om 188 werknemers uit de MOE-landen en 34 werknemers uit Bulgarije en Roemenië. Overigens lijken niet alle misstanden te worden gemeld bij de AI, vakbonden of speciale meldpunten. De Vereniging van Internationale Arbeidsbemiddelaars (VIA) heeft daarom het initiatief genomen om – samen met andere betrokken partijen - met laagdrempelige informatie- en meldpunten te komen waar arbeidsmigranten terecht kunnen voor ondersteuning. Ook het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal de voorlichting verbeteren. Er komt voor de zomer een brochure in het Pools over wonen en werken in Nederland en een Poolse internetpagina op de site van het ministerie.

Inmiddels is er in diverse gemeenten huisvesting aanwezig voor de arbeidsmigranten uit de MOE-landen. Minister Vogelaar ziet erop toe dat gemeenten bereid zijn om tijdelijke projecten om te zetten in structurele oplossingen. Verder wordt gewerkt aan de invoering van een bestuurlijke boete voor onrechtmatige bewoning om de handhaving te kunnen verbeteren. Ook krijgen de gemeenten Den Haag en Rotterdam van uitzendbureaus de adressen van werknemers uit Midden- en Oost-Europese landen zodra die via die bureaus in Nederland werken. Daarnaast verstrekt de Belastingdienst aan inmiddels 170 gemeenten adressen van de zogenoemde MOE-landers die hier korter dan vier maanden komen werken. De gemeenten hebben deze adressen nodig om beter te kunnen controleren op misstanden bij de huisvesting van deze werknemers en die vervolgens aan te pakken. De afspraken zijn vooral bedoeld om mensen die hier kort werken te beschermen; zij zijn nu vaak niet bekend bij gemeenten omdat zij zich niet hoeven in te schrijven. Mensen die langer dan vier maanden in Nederland verblijven moeten zich inschrijven bij de gemeenten zodat die dan automatisch het adres hebben en zonodig op de woonsituatie kunnen controleren.

Minister Vogelaar spreekt gemeenten ook aan om inburgering voor deze groep op te pakken. In het najaar komt een educatief pakket beschikbaar gericht op kennis van de Nederlandse samenleving. De al bestaande film ‘Naar Nederland’ wordt dan ook aangeboden in het Pools, Roemeens en Bulgaars. Voor werknemers uit MOE-landen die voor langere periode in Nederland verblijven is het van belang zich breder te verdiepen in de Nederlandse taal en samenleving. Ook wordt met de uitzendbranche gewerkt aan het vormgeven van inburgering op de werkvloer.

De arbeidsmigratie uit Roemenië en Bulgarije (vanaf 2007 lid van de EU) neemt wel iets toe. In 2007 zijn 3654 tewerkstellingsvergunningen afgegeven, tegenover 3005 in 2006. Het betrof 2659 Roemenen en 995 Bulgaren. In de eerste vier maanden van 2008 zette die stijging zich door: het Centrum voor Werk en Inkomen verstrekte in die periode 1427 tewerkstellingsvergunningen (1129 Roemenen en 295 Bulgaren). In 905 gevallen ging het om vergunningen voor werk in de tuinbouw.